Zoekopties
Home Media Explainers Onderzoek & publicaties Statistieken Monetair beleid De euro Betalingsverkeer & markten Werken bij de ECB
Suggesties
Sorteren op

Het jaar in vogelvlucht

**NB: deze tekst heeft betrekking op de activiteiten van de ECB in 2021 en is opgesteld vóór de Russische inval in Oekraïne. De ECB staat klaar om alle maatregelen te nemen die nodig zijn om de financiële stabiliteit te waarborgen en haar mandaat, het handhaven van prijsstabiliteit, uit te voeren. **

2021 was het jaar waarin het eurogebied de weg naar duidelijker herstel van de coronacrisis insloeg. De economie veerde sterk op: het reëel bbp steeg met 5,3%, al nam het groeitempo tegen het einde van het jaar af, toen de omikronvariant van het coronavirus tot nieuwe beperkende maatregelen leidde. Het herstel bleek ook gepaard te gaan met veel nieuwe banen, want de werkloosheidscijfers bereikten ultimo 2021 een laagterecord.

Het herstel werd echter gekenmerkt door wrijvingen toen de economie in hoog tempo weer open ging. De inflatie in het eurogebied was begin 2021 zeer laag, maar liep snel op door knelpunten in de aanvoer vanwege de pandemie, de aantrekkende mondiale vraag en snel stijgende energieprijzen. De totale inflatie op jaarbasis bedroeg in 2021 gemiddeld 2,6%, in 2020 was dat slechts 0,3%.

De ECB heeft in 2021 de evaluatie van haar monetairbeleidsstrategie afgerond. We hebben op basis daarvan onze strategie aangepast om nieuwe uitdagingen aan te kunnen en een draaiboek voor deze complexe situatie ontwikkeld. De Raad van Bestuur heeft een duidelijk en begrijpelijk inflatiedoel van 2% op middellange termijn vastgesteld. Het is ook een symmetrisch doel, wat inhoudt dat afwijkingen naar boven en naar beneden in gelijke mate onwenselijk worden geacht. Het is bovendien een solide doelstelling, die door de voltallige Raad van Bestuur is goedgekeurd.

De Raad van Bestuur heeft ook afgesproken hoe de ECB dit streven naar symmetrie gaat vormgeven. Vooral wanneer de economie zich dicht bij de effectieve ondergrens van de beleidsrente bevindt, zijn bijzonder krachtige of volgehouden monetairbeleidsmaatregelen nodig om te voorkomen dat negatieve afwijkingen van de inflatiedoelstelling blijvend worden. Deze nieuwe strategie kwam tot uitdrukking in de aanpassing van onze forward guidance over de rentetarieven en was het afgelopen halfjaar richtinggevend voor onze beleidsreacties op de economische ontwikkelingen.

Tegen de achtergrond van een broos herstel en een lage inflatie hebben we ruime monetaire steun verleend om de inflatie dichter bij ons doel te brengen. Toen de inflatie begon te stijgen, hebben we geduldig aan onze beleidskoers vastgehouden om te voorkomen dat we, in reactie op schokken aan de aanbodzijde, te snel met verkrappen zouden beginnen. We hebben het tempo van onze aankopen in het kader van het PEPP (pandemie-noodaankoopprogramma) aangepast aan de veranderende vooruitzichten en onze beoordeling van de financieringsvoorwaarden.

In december oordeelde de Raad van Bestuur dat wat betreft het economisch herstel en ons inflatiedoel op middellange termijn er voldoende vooruitgang was geboekt om het tempo van de activa-aankopen de komende kwartalen stapsgewijs terug te schroeven. De Raad maakte bekend dat de nettoaankopen van activa krachtens het PEPP in maart 2022 zouden worden beëindigd en dat de andere aankoopprogramma’s geleidelijk werden afgeschaald.

In het kader van de strategische evaluatie heeft de ECB verder een ambitieus plan van aanpak voor de klimaatverandering gepubliceerd, alsook een routekaart waarin gedetailleerd is uitgewerkt hoe we klimaatveranderingsvraagstukken in ons monetairbeleidskader gaan integreren. Denk daarbij onder andere aan het ontwikkelen van methoden waarmee we de effecten van het veranderende klimaat beter in onze macro-economische modellen kunnen vangen en van nieuwe indicatoren voor de analyse van klimaatrisico’s. Het in 2021 opgerichte Centrum Klimaatverandering van de ECB gaat een grote rol spelen bij de coördinatie van de klimaatactiviteiten binnen de bank. Het jaarverslag bevat nu ook een afzonderlijk hoofdstuk waarin u alles kunt lezen over de duurzame activiteiten en initiatieven van de ECB.

Ook op communicatiegebied heeft de ECB enkele grote veranderingen doorgevoerd. In juli introduceerde de Raad van Bestuur de monetairbeleidsverklaring nieuwe stijl, om de communicatie over de monetairbeleidsbeslissingen toegankelijker te maken. Naast de verklaring nieuwe stijl wordt bovendien een beeldversie gepubliceerd, “onze verklaring over het monetair beleid in een oogopslag”, bedoeld voor een groter publiek. Daarin worden de besluiten in eenvoudige taal en met aantrekkelijke visuals toegelicht, in alle officiële talen van de EU.

Er is veel steun voor de euro: 79% van de inwoners van het eurogebied die in juni-juli 2021 deelnamen aan de Eurobarometer-enquête was voorstander van de gemeenschappelijke munt. Maar de euro moet ook geschikt zijn voor het digitale tijdperk. Daarom is de Raad van Bestuur in 2021 begonnen met de twee jaar durende onderzoeksfase van een project rond een eventuele digitale euro. Tegelijkertijd blijft contant geld een belangrijke rol spelen. In december heeft de ECB bekendgemaakt dat ze voor de toekomstige eurobankbiljetten nieuwe ontwerpen laat maken, mede op grond van suggesties vanuit het publiek. De definitieve ontwerpen worden waarschijnlijk in 2024 gekozen.

Er staan de euro de komende jaren dus veranderingen te wachten. Maar één ding verandert niet: de ECB blijft zich inzetten voor de gemeenschappelijke munt en voor prijsstabiliteit.

Frankfurt am Main, april 2022

Christine Lagarde

President

Het jaar in cijfers

1 Gunstigere economische vooruitzichten nog steeds overschaduwd door ontwikkeling pandemie

In 2021 herstelde de wereldeconomie zich krachtig, voornamelijk dankzij de heropening van economieën tegen de achtergrond van stijgende vaccinatiegraden tegen het coronavirus (COVID-19) en sterke en tijdige beleidsondersteuning. Het herstel was echter in zekere zin ongelijkmatig tussen de ontwikkelde en de opkomende markteconomieën. De mondiale inflatie nam toe, vooral als gevolg van de sterke stijging van de energieprijzen en het feit dat in sommige sectoren de vraag sterker toenam dan het aanbod onder de negatieve invloed van pandemie-gerelateerde factoren en andere knelpunten aan de aanbodzijde en met betrekking tot transport. In het eurogebied is de reële bbp-groei in 2021 krachtig opgeveerd, na in het voorgaande jaar de grootste krimp ooit te hebben vertoond. Dit herstel, dat ook verbeteringen op de arbeidsmarkten met zich meebracht, werd ondersteund door tijdige en daadkrachtige monetaire en begrotingsbeleidsmaatregelen. De economische onzekerheid bleef gedurende het jaar niettemin groot, en het verschil tussen de twee grootste sectoren, de industrie en de dienstensector, was uitgesproken. In het begin van het jaar werd de groei beïnvloed door lockdownmaatregelen en reisbeperkingen, die een negatief effect hadden op het aanbod van en de vraag naar diensten. Na de uitzonderlijk sterke opleving van de mondiale vraag drukten later het ontstaan van knelpunten aan de aanbodzijde en hogere energiekosten de productie in de industriële sector. De inflatie in het eurogebied, zoals gemeten volgens de geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP), is sterk gestegen, van 0,3% in 2020 tot 2,6% in 2021. In de eerste maanden bleef het peil gematigd, maar in de loop van het jaar trok het aan en in december bereikte het 5,0%. De prijsstijging was grotendeels het gevolg van een sterke, breed waargenomen stijging van de energieprijzen, het verstoorde evenwicht tussen vraag en aanbod na de heropening van de economieën en technischere factoren zoals het terugdraaien van de tijdelijke btw-verlaging in Duitsland. Verwacht werd dat de inflatie na 2021 op korte termijn hoog zal blijven, maar in de loop van het jaar 2022 zal afnemen. De inval van Rusland in Oekraïne heeft de onzekerheid over de inflatievooruitzichten echter aanzienlijk vergroot.

1.1 Krachtig mondiaal herstel na de crisis met ongelijke vooruitgang

Dankzij stijgende vaccinatiegraden en tijdige beleidsondersteuning herstelde de wereldeconomie zich sterk, zij het niet overal in gelijke mate.

De wereldeconomie herstelde zich in 2021 sterk van de crisis, maar de vooruitgang was ongelijk (zie Grafiek 1.1). Na een krimp met 3,1% in 2020 op jaarbasis is het mondiale reële bbp in 2021 met 6,2% gestegen, ondanks nieuwe coronabesmettingsgolven. De voornaamste aanjagers van de opleving van de economische bedrijvigheid waren de heropening van de economieën, de stijgende vaccinatiegraden tegen COVID-19 en tijdige beleidsondersteuning, terwijl knelpunten aan de aanbodzijde over de hele wereld de groei juist tegenwerkten. Hoewel het herstel zich wereldwijd voordeed, verschilde het van land tot land. In de ontwikkelde economieën was het herstel meer uitgesproken, terwijl het gematigder was in de meeste opkomende markteconomieën, die over minder vaccins beschikten en minder ruimte hadden om ondersteunende beleidsmaatregelen te nemen. Daarnaast vertraagde de groeidynamiek van de wereldeconomie tegen het einde van het jaar, voornamelijk als gevolg van een nieuwe besmettingsgolf, nieuwe beperkende maatregelen en aanhoudende knelpunten in het aanbod.

Grafiek 1.1

Mondiale reële bbp-groei

(mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens)

Bronnen: Haver Analytics, nationale gegevens en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De aggregaten worden berekend op basis van het bbp, gewogen ten opzichte van de koopkrachtpariteiten. De doorgetrokken lijnen betreffen gegevens en lopen tot aan het vierde kwartaal van 2021. De onderbroken lijnen geven de langjarige gemiddelden aan tussen het eerste kwartaal van 1999 en het vierde kwartaal van 2021. De meest recente waarnemingen betreffen december 2021 zoals geactualiseerd op 28 februari 2022.

Ook de wereldhandel herstelde zich krachtig, vooral onder impuls van de goederenhandel

Ook de wereldhandel herstelde zich krachtig, zij het met een afnemende dynamiek in de tweede helft van 2021 (zie Grafiek 1.2). De sterke opleving van de mondiale vraag begon vooral bij de consumptie, met name van goederen en niet van diensten (zoals reizen en toerisme), waarvoor meer beperkingen golden. In de tweede helft van het jaar overtrof de handel in goederen het niveau van voor de crisis, maar de groei zwakte af als gevolg van aanhoudende knelpunten aan de aanbodzijde. De meer contactintensieve dienstenhandel herstelde zich langzamer, in lijn met het geleidelijke tempo van de versoepelingen, en bleef daardoor in 2021 onder het niveau van voor de pandemie.

Grafiek 1.2

Groei van de wereldhandel (invoervolume)

(mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens)

Bronnen: Haver Analytics, nationale gegevens en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De groei van de wereldhandel wordt gedefinieerd als de groei van de wereldwijde invoer, met inbegrip van het eurogebied. De doorgetrokken lijnen betreffen gegevens en lopen tot aan het vierde kwartaal van 2021. De onderbroken lijnen geven de langjarige gemiddelden aan tussen het vierde kwartaal van 1999 en het vierde kwartaal van 2021. De meest recente waarnemingen betreffen december 2021 zoals geactualiseerd op 28 februari 2022.

De mondiale inflatie nam aanzienlijk toe doordat de vraag zich herstelde bij knelpunten aan de aanbodzijde en hogere grondstoffenprijzen

De mondiale inflatie nam in 2021 aanzienlijk toe, wat betreft zowel de totale inflatie als inflatiemaatstaven zoals die met uitzondering van voedingsmiddelen en energie (zie Grafiek 1.3). In de landen die lid zijn van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) liep de totale inflatie op tot 6,6% en de inflatie met uitzondering van energie en voedingsmiddelen tot 4,6%. In de meeste landen was de stijging vooral toe te schrijven aan hogere prijzen van energie en andere grondstoffen door pandemiegerelateerde discrepanties tussen een beperkt aanbod en een zich sterk herstellende vraag. In de Verenigde Staten, waar het reële bbp in het tweede kwartaal van 2021 het niveau van voor de crisis bereikte, nam de inflatiedruk bijzonder sterk toe en verbreedde deze zich tegen het einde van het jaar. Ook in sommige opkomende markteconomieën werd de inflatiedruk steeds breder gevoeld.

Grafiek 1.3

CPI-inflatie in OESO-landen

(mutaties in procenten per jaar; maandgegevens)

Bron: OESO.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen december 2021 zoals geactualiseerd op 28 februari 2022.

Olieprijs opgedreven door oplevende vraag en beperkingen aan aanbodzijde

De olieprijs steeg in 2021, van het dieptepunt van ongeveer $ 10 per vat tijdens de pandemie tot het hoogste niveau van $ 86 per vat, waardoor de internationale referentieprijs van ruwe Brent-olie eind 2021 uitkwam op $ 79 per vat. Tegelijk met het economische herstel steeg de vraag naar olie tot het niveau van voor de pandemie. In de tweede helft van 2021 leidde de hoge gasprijs ook tot substitutie van aardgas door andere energiebronnen, waaronder olie. Tegelijkertijd bleef het olieaanbod achter bij de vraag, deels als gevolg van capaciteitsbeperkingen bij de winning van de Amerikaanse schalie-olie en de relatief gematigde productieverhogingen door het OPEC+-kartel.

De euro daalde in waarde ten opzichte van de Amerikaanse dollar doordat het monetaire beleid in het eurogebied en de Verenigde Staten uiteenliep

De nominaal-effectieve wisselkoers van de euro steeg met 3,6% in de loop van 2021. Bilateraal beschouwd was dit hoofdzakelijk het gevolg van een waardevermindering van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar met 7,7%, voornamelijk als gevolg van de divergerende ontwikkelingen in de monetairbeleidskoers in de Verenigde Staten en in het eurogebied. De euro daalde ook ten opzichte van het Britse pond in waarde, maar steeg ten opzichte van de Japanse yen.

Risico’s voor de mondiale economische activiteit waren neerwaarts gericht

Eind 2021 werden de vooruitzichten voor de mondiale groei nog steeds overschaduwd door de onzekere ontwikkeling van de pandemie door de ongelijke wereldwijde voortgang van de vaccinaties. De risico's voor het tempo van het wereldwijde economische herstel waren gelegen in de opkomst van de omikronvariant van het coronavirus, de heropleving van de besmettingen en de hernieuwde aanscherping van de beperkende maatregelen, evenals de mogelijkheid van langer aanhoudende knelpunten in het aanbod.

1.2 Snelle opleving van de economie van het eurogebied[1]

Na een krimp met 6,4% in 2020, de grootste ooit, groeide het reële bbp van het eurogebied in 2021 met 5,3% (zie Grafiek 1.4). De groeidynamiek in de loop van het jaar werd nog steeds sterk beïnvloed door de zich ontwikkelende coronapandemie (COVID-19) in combinatie met verhoogde, maar afnemende, economische onzekerheid. In het eerste kwartaal had de groei nog steeds te lijden onder lockdownmaatregelen en reisbeperkingen, die met name een negatief effect hadden op de dienstenconsumptie. Het herstel begon in de industriële sector, die over het geheel genomen sterke groeicijfers liet zien. Toen de economieën weer opengingen en de beperkingen in het tweede en derde kwartaal werden versoepeld, begon de dienstensector aan een inhaalslag, wat de weg vrijmaakte voor een breder herstel. De buitengewoon sterke heropleving van de mondiale vraag in de tweede helft van het jaar heeft echter geleid tot discrepanties tussen vraag en aanbod op verschillende markten. Die leidden onder andere tot een scherpe stijging van de energiekosten, wat in combinatie met een enigszins oplevende pandemie de kracht van het herstel dempte en de inflatiedruk verhoogde.

Grafiek 1.4

Reëel bbp van het eurogebied en samenstelling van de vraag

(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten)

Bron: Eurostat.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen 2021 (linkerpaneel) en het vierde kwartaal van 2021 (rechterpaneel).

Hoewel deze ontwikkelingen zich in alle landen van het eurogebied voordeden, was de mate waarin de landen zich van de pandemie hebben kunnen herstellen enigszins ongelijk. Dit is grotendeels te wijten aan het feit dat de ontwikkeling van de pandemie van land tot land verschilde, maar ook aan verschillen in economische structuur, zoals de blootstelling aan mondiale toeleveringsketens en het belang van contactintensieve sectoren zoals toerisme. Eind 2021 lag de productie in het eurogebied 0,2% boven het niveau van het laatste kwartaal van 2019 (zie Grafiek 1.5). De onderliggende ontwikkelingen in de landen waren het hele jaar door echter heterogeen: van de grootste economieën van het eurogebied overtrof aan het einde van het jaar alleen Frankrijk het productieniveau van voor de pandemie.

Grafiek 1.5

Reëel bbp van het eurogebied, particuliere consumptie en investeringen

(index: 2019-IV = 100)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen het vierde kwartaal van 2021. In het laatste kwartaal van 2021 lagen de totale investeringen en de investeringen met uitzondering van de bouwnijverheid respectievelijk 6,5% en 12,7% onder het niveau van voor de pandemie (vierde kwartaal van 2019). Maar ongerekend gegevens voor Ierland lagen deze cijfers eind 2021 1,1% respectievelijk 0,5% boven de niveaus van voor de pandemie. Deze substantiële verschillen kunnen worden toegeschreven aan grote multinationals die in Ierland gevestigd zijn, wat leidt tot significante schommelingen in de investeringen in intellectuele-eigendomsproducten.

Het herstel van de economische groei in het eurogebied in 2021 ondervond steun van een tijdig en vastberaden expansief monetair en begrotingsbeleid. Sommige maatregelen hebben de economie ook geholpen zich aan te passen aan door de pandemie veroorzaakte structurele veranderingen die zich nog steeds voordoen. De ECB bleef in 2021 aanzienlijke monetaire beleidsondersteuning bieden om de gevolgen van de pandemie te verzachten. Een accommoderend monetair beleid, met inbegrip van ruime liquiditeitsverhoudingen, waarborgde de kredietstroom naar de reële economie. Wat het begrotingsbeleid betreft, bleven de overheden in het eurogebied in 2021 aanzienlijke begrotingssteun verlenen om de gevolgen van de crisis te verzachten door middel van werktijdverkortingsregelingen, hogere zorguitgaven, andere vormen van steun aan bedrijven en huishoudens en omvangrijke kredietgaranties. Op EU-niveau werd begonnen met de tenuitvoerlegging van het zogeheten Next Generation EU-programma en werd het “Fit for 55”-pakket goedgekeurd, dat moet bijdragen aan een sterker, groener en evenwichtiger herstel in de diverse landen.

Het herstel in het eurogebied werd in 2021 vooral gedragen door de particuliere consumptie

De particuliere consumptie is in 2021 met 3,5% gestegen, waarbij vooral in het tweede en derde kwartaal een sterke opleving viel waar te nemen, voornamelijk als gevolg van de versoepeling van de COVID-19-beperkingen. Het consumentenvertrouwen nam vanaf het voorjaar snel toe naarmate de vaccinatiegraden stegen en de angst voor besmetting afnam, terwijl de financiële situatie van de huishoudens verbeterde, vooral als gevolg van de positieve ontwikkeling van het arbeidsinkomen (zie Grafiek 1.6). De overheidssteun voor het besteedbaar inkomen van huishoudens werd geleidelijk afgebouwd. De bijdrage van de netto begrotingsoverdrachten aan de groei van het reëel besteedbaar inkomen werd in de loop van 2021 negatief, toen het aantal deelnemers aan regelingen voor baanbehoud en andere vormen van begrotingssteun afnam. Als gevolg van de sterke groei van de lonen en de werkgelegenheid was het arbeidsinkomen, dat doorgaans een hogere consumptiequote vertoont dan andere inkomstenbronnen, de belangrijkste bijdrage aan de groei van het reëel besteedbaar inkomen in 2021. De groei van het reëel besteedbaar inkomen werd ook ondersteund door het exploitatieoverschot, het gemengd inkomen en het inkomen uit vermogen, waarvan de bijdragen in de loop van het jaar positief werden, terwijl deze werd getemperd door de negatieve ontwikkelingen van de ruilvoet. Na de door de pandemie veroorzaakte sterke stijging in 2020 is de spaarquote van de huishoudens in 2021 gedaald, maar door de beperkende maatregelen die tijdens het jaar van kracht bleven en de aanhoudende onzekerheid bleef deze boven het niveau van voor de pandemie. De particuliere consumptie bleef daarmee eind 2021 ondanks het sterke herstel onder het niveau van voor de pandemie.

Grafiek 1.6

Particuliere consumptie in het eurogebied en samenstelling van het besteedbaar inkomen van huishoudens

(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten)

Bron: Eurostat.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen het derde kwartaal van 2021 voor het besteedbaar inkomen en de bijdragen en het vierde kwartaal van 2021 voor de particuliere consumptie.

Het prille herstel van de bedrijfs- en woninginvesteringen werd afgeremd door knelpunten aan de aanbodzijde

De bedrijfsinvesteringen (die worden benaderd aan de hand van investeringen met uitzondering van de bouwnijverheid) zijn in de eerste helft van 2021 aangetrokken, toen de maatregelen om de pandemie te beperken werden versoepeld en de economie weer op gang kwam, bij aanhoudend gunstige financieringsvoorwaarden. Knelpunten aan de aanbodzijde – die tot uiting kwamen in langere levertermijnen en hogere inputprijzen – drukten het herstel vanaf het midden van het jaar echter en belemmerden daarmee de bedrijfsinvesteringen. Vervolgens remden de sterk stijgende energieprijzen en de heropleving van de pandemie tegen het einde van het jaar de bedrijfsinvesteringen verder af. Eind 2021 wonnen de bedrijfsinvesteringen opnieuw aan dynamiek, maar bleven ze aanzienlijk onder het niveau van het laatste kwartaal van 2019 (zie Grafiek 1.5). De woninginvesteringen waren daarentegen in het vierde kwartaal van 2020 alweer voorbij het niveau van voor de crisis. In de daaropvolgende kwartalen eisten materiaal- en personeelstekorten hun tol van de winstgevendheid van de bedrijvigheid in de bouw. Toch bleven de gunstige financieringsvoorwaarden en de maatregelen voor inkomensondersteuning, in combinatie met een grote voorraad opgebouwde spaartegoeden, de vraag naar woningen steunen. Eind 2021 lagen de woninginvesteringen ruim boven het niveau van voor de crisis.

De handel in het eurogebied bereikte eind 2021 het niveau van voor de pandemie, waarbij de netto handel positief bijdroeg aan de bbp-groei in het jaar. Aan de invoerzijde werd de krachtige groei die het gevolg was van de voorraadaanlegcyclus afgeremd door een sterke prijsdynamiek, vooral onder invloed van de sterke stijging van de invoerprijzen van energie. De uitvoer, die eind 2020 een sterke opleving had doorgemaakt die door de verwerkende industrie werd aangejaagd, werd gekenmerkt door een herstel met twee snelheden. Terwijl aan de goederenzijde de dynamiek vanaf het tweede kwartaal afzwakte doordat knelpunten in het aanbod en het vervoer cruciale exportsectoren trof, profiteerde de uitvoer van diensten van de heropening van contactintensieve activiteiten zoals toerisme. Tegen het einde van het vierde kwartaal van 2021 lagen zowel de invoer als de uitvoer boven het niveau van voor de crisis.

De productiegroei bleef in 2021 ongelijk verdeeld over de sectoren (zie Grafiek 1.7). Zowel de industrie als de dienstensector hebben positief bijgedragen aan de groei; de industrie heeft echter het meest bijgedragen aan de stijging van de reële bruto toegevoegde waarde.

Grafiek 1.7

Reële bruto toegevoegde waarde naar bedrijfstak in het eurogebied

(linkerpaneel: mutaties in procenten per jaar, bijdragen in procentpunten; rechterpaneel: index: 2019-IV = 100)

Bron: Eurostat.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen 2021 (linkerpaneel) en het vierde kwartaal van 2021 (rechterpaneel).

Het herstel op de arbeidsmarkt zetten door, zonder echter het niveau van voor de pandemie te bereiken.

De arbeidsmarkt vertoonde een aanzienlijk herstel parallel aan de opleving van de bedrijvigheid in het eurogebied, hoewel het over het geheel genomen zwakker bleef dan voor de pandemie. De werkloosheid daalde geleidelijk, van 8,2% in januari 2021 tot 7,0% in december, beneden het niveau van voor de crisis (zie Grafiek 1.8).[2] Hoewel regelingen voor baanbehoud een belangrijke rol bleven spelen bij het beperken van ontslagen, mede waardoor menselijk kapitaal werd behouden, nam het beroep op dergelijke regelingen af.[3] Andere arbeidsmarktindicatoren bleven echter onder het niveau van voor de pandemie. Het aantal gewerkte uren lag in het vierde kwartaal van 2021 1,8% onder het niveau van het laatste kwartaal van 2019, terwijl de arbeidsparticipatie in het derde kwartaal van 2021 ongeveer 0,2 procentpunt lager lag (wat neerkomt op een afname met ongeveer 0,4 miljoen werknemers) (zie Grafiek 1.9). De geringere groei van de beroepsbevolking was ten dele te verklaren door de geringe netto-immigratie in het eurogebied. De huidige aanpassing van de arbeidsmarkt verschilde tussen de diverse groepen werknemers, deels als gevolg van het feit dat sommige sectoren zwaarder werden getroffen door pandemiemaatregelen en vrijwillige contactbeperkende maatregelen. In het derde kwartaal van 2021 was de lager opgeleide beroepsbevolking ongeveer 4,2% kleiner dan voor de pandemie en de middelbaar opgeleide beroepsbevolking 1,7% kleiner, maar nam de hoger opgeleide beroepsbevolking met ongeveer 6,8% toe.[4]

Grafiek 1.8

Werkloosheid en beroepsbevolking

(links: mutaties in procenten op kwartaalbasis, bijdragen in procentpunten; rechts: in procenten van de beroepsbevolking)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen 2021 (linkerpaneel) en het vierde kwartaal van 2021 (rechterpaneel), dat gebaseerd is op impliciete maandelijkse gegevens.

Grafiek 1.9

Werkgelegenheid, aantal gewerkte uren en arbeidsparticipatie

(links: index: 2019-IV = 100; rechts: percentages van de beroepsbevolking)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen het vierde kwartaal van 2021 voor de werkgelegenheid en het aantal gewerkte uren en het derde kwartaal van 2021 voor de arbeidsparticipatie.

Terwijl het aantal vacatures toenam, was er ook sprake van een robuuste groei van de werkgelegenheid

De hoge aantallen vacatures, die aanvankelijk voornamelijk beperkt waren tot die sectoren die na de intrekking van de lockdownmaatregelen opnieuw werden opengesteld, breidden zich uit naar andere sectoren naarmate het herstel van de bedrijvigheid doorzette. De werkgelegenheidsgroei trok in het tweede en derde kwartaal van 2021 aan en bleef, ondanks enige tegenwind als gevolg van knelpunten aan de aanbodzijde in de verwerkende industrie, in het vierde kwartaal krachtig en breed gedragen. Hierdoor kwam de werkgelegenheid in de industrie, de bouwnijverheid en de minder contactintensieve dienstensectoren in de buurt van het niveau van voor de pandemie. De werkgelegenheid in de contactintensieve sectoren bleef relatief laag in vergelijking met de niveaus van voor de pandemie.

1.3 Budgettaire beleidsmaatregelen in moeilijke tijden

De overheidsfinanciën stonden opnieuw grotendeels in het teken van de effecten van de pandemie

In 2021 stonden de overheidsfinanciën in het eurogebied voor het tweede achtereenvolgende jaar in het teken van de coronapandemie (COVID-19). Vooral in de eerste helft van het jaar werd door overheden op grote schaal extra steun verleend in reactie op nieuwe besmettingsgolven en vanwege de noodzaak het economisch herstel te ondersteunen. Niettemin is het tekort van de totale overheid in het eurogebied volgens de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties van december 2021 gedaald (zie Grafiek 1.10) tot 5,9% bbp in 2021 tegenover 7,2% bbp in 2020 dankzij een sterke verbetering van de economische bedrijvigheid. De voortzetting van de hoge niveaus aan begrotingsondersteuning in 2021 kwam tot uiting in de voor subsidies vanuit Next Generation EU (NGEU)[5] gecorrigeerde begrotingskoers, die na een zeer expansief beleid in 2020 grotendeels neutraal was in 2021.

Grafiek 1.10

Begrotingssaldo en begrotingskoers eurogebied

(in procenten bbp)

Bron:Door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied van december 2021 en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De begrotingskoersmaatstaf houdt rekening met uitgaven gefinancierd met subsidies uit de faciliteit voor herstel en veerkracht van NGEU en andere structurele EU-middelen (zie voetnoot).

De crisis- en stimuleringsmaatregelen namen enigszins toe doordat de overdrachten aan bedrijven stegen, maar de werktijdverkortingsregelingen werden afgebouwd.

Als percentage van het bbp namen de crisis- en herstelstimuleringsmaatregelen in het eurogebied toe tot 4,4% in 2021, tegenover 4,1% in het voorgaande jaar (zie Grafiek 1.11). Deze stijging was het gevolg van een significant groter bedrag aan overheidsoverdrachten aan bedrijven, maar ook van de opgevoerde steun aan de gezondheidszorg en overheidsinvesteringen. Deze stijgingen werden echter grotendeels gecompenseerd door het afnemende beroep op werktijdverkortingsregelingen. Waar dergelijke regelingen in 2020 het belangrijkste instrument voor overheidssteun waren, zijn ze in 2021 geleidelijk teruggeschroefd, omdat de beperkende maatregelen werden versoepeld en de arbeidsmarkten zich begonnen te herstellen in lijn met een algehele opleving van de economische bedrijvigheid. De verbetering van de productie verklaart ook waarom de schuldquote van het eurogebied in 2021 marginaal is gedaald tot 97%, na een forse stijging in het voorgaande jaar.

Grafiek 1.11

Crisis- en herstelstimuleringsmaatregelen in het eurogebied

(in procenten bbp)

Bronnen: Door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied van december 2021 en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De steun voor de gezondheidszorg is gesaldeerd uit de andere weergegeven componenten, wat het grootste effect heeft op de overheidsconsumptie.

Next Generation EU vormt een hoeksteen van de reactie van Europa op de economische uitdagingen van de pandemie

De reacties van de overheden op de begrotingsbehoeften gedurende de afgelopen twee jaar kwamen in de eerste plaats tot uiting in nationaal beleid, maar in toenemende mate ook door middel van initiatieven van de EU als geheel. Een hoeksteen van de gemeenschappelijke beleidsreactie van Europa werd in juli 2020 geïntroduceerd, toen de EU het EU-brede programma voor investeringen en hervormingen Next Generation EU (NGEU) aankondigde. NGEU biedt EU-lidstaten financiële steun, op voorwaarde dat in de periode 2021-2026 concrete investerings- en hervormingsprojecten worden uitgevoerd. Daarvoor wordt een financieringsvolume vrijgemaakt van maximaal € 807 miljard naar het huidige prijsniveau, waarvan € 401 miljard (3,5% van het bbp van het eurogebied) is gericht op landen van het eurogebied, en het resterende deel op andere EU-lidstaten. Ongeveer de helft van de middelen uit de faciliteit voor herstel en veerkracht, veruit het grootste NGEU-programma, wordt ter beschikking gesteld in de vorm van leningen, en de helft in de vorm van subsidies die niet hoeven te worden terugbetaald. In de praktijk zal de subsidiecomponent naar verwachting echter het meest prominent zijn, aangezien alle landen van het eurogebied voornemens zijn ten volle gebruik te maken van hun subsidies, terwijl tot dusverre slechts enkele landen leningen hebben aangevraagd. Een opvallend kenmerk van overdrachten uit de faciliteit voor herstel en veerkracht is dat landen die het hardst door de pandemie zijn getroffen of die een relatief laag bbp per hoofd van de bevolking hebben in aanmerking komen voor een groter aandeel (zie Grafiek 1.12 voor de aanspraken per land). Met name wanneer de herstel- en veerkrachtplannen goed ten uitvoer worden gelegd zou dit moeten bijdragen tot het verkleinen van de verschillen in economische groei tussen landen die de pandemie in het eurogebied verder heeft versterkt.

Grafiek 1.12

Aanspraken op de faciliteit voor herstel en veerkracht en financiering aangevraagd voor eurolanden

(in procenten bbp in 2020)

Bronnen: Europese Commissie en berekeningen van de ECB.
Toelichting: EA: eurogebied De aanspraken die landen hebben op subsidies zijn weergegeven op basis van gegevens van de Europese Commissie. De aanspraken die landen hebben op leningen zijn berekend als 6,8% van hun bbp in 2019. Voor Nederland is geen informatie beschikbaar over subsidie- en leningaanvragen met betrekking tot de faciliteit voor herstel en veerkracht, aangezien dit land nog geen herstel- en veerkrachtplan heeft ingediend.

1.4 Stijging inflatie gedreven door heterogene effecten

De totale HICP-inflatie in het eurogebied bedroeg in 2021 gemiddeld 2,6%, een forse stijging ten opzichte van gemiddeld 0,3% in 2020 (zie Grafiek 1.13). Deze toename is in hoge mate toe te schrijven aan de sterke stijging van de energieprijzen. Daarnaast was in verschillende sectoren de vraag groter dan het beperkte aanbod, wat de inflatiedruk verhoogde na de versoepeling van de pandemiegerelateerde beperkingen en de sterke heropleving van zowel de wereldeconomie als binnenlandse economieën. De stijging van de inflatie op jaarbasis van -0,3% in december 2020 naar 5,0% in december 2021 was ongekend, zowel wat steilheid betreft als qua omvang van de jaarlijkse groei van eind 2021. (Kader 1 gaat dieper in op de factoren die aan deze stijging ten grondslag liggen.) Daarnaast waren er meerdere opwaartse verrassingen in de daadwerkelijke inflatiecijfers. Verwacht werd dat de factoren achter de inflatiestijging in 2021 grotendeels zouden wegebben en dat de inflatie, na op korte termijn hoog te zijn gebleven, in de loop van 2022 zou afnemen. Na de inval van Rusland in Oekraïne in februari 2022 nam de onzekerheid over de inflatievooruitzichten echter aanzienlijk toe.

De sterke stijging van de inflatie werd veroorzaakt door de energie-inflatie, de hervatting van diensten en knelpunten in de toeleveringsketen

De voornaamste bijdrage aan de opleving van de totale inflatie in 2021 was afkomstig van de energiecomponent. Maar vanaf de zomer werden ook de bijdragen van de andere componenten meer uitgesproken. De versoepeling van de lockdown en andere pandemiegerelateerde beperkingen leidden, in combinatie met een expansief begrotings- en monetair beleid, tot vraagherstel, wat met name een impuls gaf aan de dienstverlening aan consumenten. Tegelijkertijd stegen de kosten van ingevoerde en binnenlands geproduceerde goederen als gevolg van de sterke mondiale vraag, knelpunten in de toelevering en de energieprijzen. Dit kwam later in het jaar ook tot uiting in een grotere bijdrage aan de inflatie van de componenten industriële goederen met uitzondering van energie (non-energy industrial goods - NEIG) en dienstenprijzen (zie Grafiek 1.13). De inflatie werd in de tweede helft van het jaar ook in zekere mate in stand gehouden door het effect van de tijdelijke btw-verlaging in Duitsland van het jaar daarvoor.

Grafiek 1.13

Totale inflatie en de componenten ervan

(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De bijdragen van HICP-componenten voor 2021 zijn berekend op basis van de HICP-gewichten voor 2020. De invloed van de veranderde gewichten is door de ECB ingeschat. De meest recente waarnemingen betreffen december 2021.

Ook het prijsniveau steeg in de loop van 2021 dynamisch

Aangezien in het twaalfmaands mutatietempo ook het lage beginpunt van het voorgaande jaar tot uiting komt, kan de prijsdynamiek in 2021 ook worden bezien als de ontwikkeling van de indexcijfers voor de totale HICP en de HICP met uitzondering van energie en voedingsmiddelen. De stijging van het prijsniveau in de loop van 2021 verliep steiler dan in de jaren voor de pandemie, toen de inflatiecijfers onder de inflatiedoelstelling van de ECB lagen (zie Grafiek 1.14).

Grafiek 1.14

Totale HICP en HICP m.u.v. energie en voedingsmiddelen

(voor seizoen en aantal werkdagen gecorrigeerde indices; 2019-IV = 100)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen december 2021.

Inflatiecijfers 2021 vertekend door met meting verband houdende factoren

Het vaststellen van de prijsdynamiek en de daaraan ten grondslag liggende factoren vormde in 2021 een bijzondere uitdaging, niet alleen vanwege de economische impact van de pandemie, maar ook vanwege bepaalde met de pandemie samenhangende technische factoren die invloed hadden op de inflatiemeting. De eerste daarvan was de reguliere jaarlijkse aanpassing van de consumptiegewichten voor de samenstelling van de HICP.[6] Doorgaans zijn deze aanpassingen beperkt, maar in 2020 is het consumptiepatroon als gevolg van de pandemie en de diverse beperkende maatregelen sterk veranderd. Zo kregen de aan reizen gerelateerde HICP-componenten in het HICP-mandje voor 2021 minder gewicht als gevolg van het beperkte toerisme in 2020. Al met al hadden veranderingen in de gewichten een aanzienlijke, veelal opwaartse in plaats van neerwaartse invloed op de inflatie op jaarbasis in de afzonderlijke maanden van 2021. Voor het jaar 2021 als geheel was de totale geschatte impact negatief en bedroeg deze 0,2 procentpunten (zie Grafiek 1.13). Een tweede technische factor was dat in een aantal maanden van 2020 en 2021 de prijzen voor verschillende HICP-componenten (bijvoorbeeld horeca en reizen) als gevolg van de COVID-19-beperkingen niet langs de gebruikelijke wegen konden worden verzameld en werden vervangen door prijzen die werden geïmputeerd, d.w.z. met andere methoden zijn verkregen.[7] Een derde technische factor was het feit dat de seizoensgebonden uitverkoopperiodes in 2020 en 2021 naar andere maanden dan gebruikelijk verschoven, wat leidde tot een aanzienlijke volatiliteit van het twaalfmaands mutatietempo van de prijzen voor industriële goederen met uitzondering van energie, onder invloed van de componenten kleding en schoeisel.

De onderliggende inflatie steeg, maar als de met de pandemie verband houdende volatiliteit wordt uitgefilterd wel gematigder

Gelet op deze technische factoren is ook enige voorzichtigheid geboden bij het interpreteren van de ontwikkelingen van de HICP-inflatie met uitzondering van energie en voedingsmiddelen. Diverse indicatoren van de onderliggende inflatie, zoals maatstaven op basis van eliminatie, statistische maatstaven en econometrisch geraamde maatstaven, trokken in de loop van het jaar eveneens aan (zie Grafiek 1.15).[8] De inflatiepercentages gebaseerd op deze maatstaven lagen eind 2021 tussen de 2,4% en 3,9%. Daarnaast was de prijsdynamiek in 2020 in het algemeen gematigd, wat opwaartse basiseffecten voor de mutatietempo’s in 2021 met zich meebracht. Daardoor kan het inflatieverloop in 2021 op een alternatieve wijze worden beschouwd door te kijken naar de prijsveranderingen in dezelfde maand twee jaar eerder, gedeeld door twee om zo op de gemiddelde verandering per jaar te komen. Op die manier worden vertekeningen als gevolg van de zeer lage inflatie aan het begin van de pandemieperiode effectief geminimaliseerd. Aldus berekend steeg de HICP-inflatie met uitzondering van energie en voedingsmiddelen in december 2021 met ongeveer 1,4%, dus ruwweg de helft van het gepubliceerde twaalfmaands groeitempo van 2,6% (zie Grafiek 1.15). Deze reeks is in de laatste maanden van 2021 echter ook gestegen, naar een niveau dat voor het laatst in 2013 werd waargenomen, in de eerste jaren van het door lage inflatie gekenmerkte decennium vóór de pandemie.

Grafiek 1.15

Indicatoren van de onderliggende inflatie

(mutaties in procenten per jaar)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: Deze bandbreedte omvat permanente en tijdelijke maatstaven op basis van eliminatie, statistische maatstaven en econometrische maatstaven (Supercore en de Persistente en Gemeenschappelijke Inflatiecomponent (PCCI)); zie voetnoot 8 voor een beschrijving van de onderliggende inflatiemaatstaven. De meest recente waarnemingen betreffen december 2021.

Producentenprijzen voor goederen sterk gestegen en arbeidskosten aanhoudend gematigd

Kostendruk speelde een belangrijke rol in het verloop van de consumptieprijsinflatie in 2021. De druk op het productieproces nam in alle stadia van de prijsketen aanzienlijk toe, vooral in de beginstadia en in de prijzen van halffabricaten, door knelpunten in het aanbod en, met name in de tweede helft van 2021, tot op zekere hoogte ook door de stijging van de energieprijzen. De stijging van de prijzen van ingevoerde producten was iets hoger dan in 2020, deels als gevolg van een depreciatie van de euro. De impact van de kostendruk op de producentenprijzen voor consumptiegoederen met uitzondering van voedingsmiddelen - een belangrijke indicator voor de prijsdynamiek van industriële goederen met uitzondering van energie - was gematigder dan in de eerdere stadia van de prijsketen, maar nog steeds op een historisch hoog niveau. Een brede maatstaf voor de binnenlandse kostendruk is de groei van de bbp-deflator, die in 2021 gemiddeld 2,0% bedroeg, en dus boven het gemiddelde over het voorgaande jaar lag. De sterke basiseffecten en de impact van de steunmaatregelen van overheden leidden tot enige volatiliteit in de kostencomponenten gerelateerd aan de arbeidskosten per eenheid product en de winst per eenheid product. Doordat het beroep op de regelingen voor het baanbehoud afnam en de meeste werknemers weer hun volledige salaris ontvingen, steeg de groei van de loonsom per werknemer van -0,6% in 2020 naar gemiddeld 4,0% in 2021. Doordat de productiviteit per persoon tegelijkertijd steeg door het extra aantal gewerkte uren, kwam deze scherpe stijging niet tot uiting in de arbeidskosten per eenheid product. Het effect van de overheidssteunregelingen bleef daarmee de interpretatie van loonindicatoren zoals de loonsom per werknemer en de loonsom per gewerkt uur bemoeilijken (zie Grafiek 1.16) De groei van de contractlonen wordt minder sterk beïnvloed door dergelijke maatregelen en bleef gematigd, met een afname naar gemiddeld 1,5% in 2021 ten opzichte van 1,8% in 2020.[9] Mogelijk was dit echter ook het gevolg van vertragingen in de loononderhandelingen die het gevolg waren van de pandemie.

Grafiek 1.16

Indicatoren van arbeidskosten

(mutaties in procenten per jaar)

Bronnen: Eurostat, ECB en berekeningen van de ECB.

Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen het vierde kwartaal van 2021 voor de contractlonen en het derde kwartaal van 2021 voor de overige componenten.

De indicatoren van de inflatieverwachtingen op langere termijn stegen in de richting van de inflatiedoelstelling van de ECB

De inflatieverwachtingen voor de langere termijn van professionele voorspellers, die eind 2020 nog 1,7% bedroegen, stegen in de loop van 2021 naar 1,9% (zie Grafiek 1.17). Volgens de uitkomsten van een speciale vragenlijst die werd verstuurd aan de respondenten van de Survey of Professional Forecasters (SPF) van de ECB heeft de communicatie van de nieuwe monetairbeleidsstrategie deze bijstelling van de verwachtingen mede ondersteund.[10] De marktgebaseerde indicatoren van inflatiecompensatie voor de langere termijn, met name de vijfjaars geïndexeerde swaprente vijf jaar vooruit, volgden een vergelijkbaar traject en stegen in de loop van 2021 geleidelijk. Tegen het einde van het jaar bewoog deze indicator zich net onder het 2%-niveau, na daar in oktober kort boven te hebben gelegen. Schattingen van inflatierisicopremies die onderdeel zijn van de inflatiecompensatie die beleggers verlangen, wijzen erop dat inflatierisicopremies voor de verschillende looptijden in 2021 voor de eerste keer in enkele jaren positief werden. Als de inflatiecompensatie hiervoor wordt gecorrigeerd, blijkt dat de stijging van de daadwerkelijke inflatieverwachtingen voor de langere termijn, zoals die besloten liggen in marktgebaseerde maatstaven voor de inflatiecompensatie, gematigder was.[11]

Grafiek 1.17

Enquêtegebaseerde indicatoren van de inflatieverwachtingen en marktgebaseerde indicatoren van inflatiecompensatie

(mutaties in procenten per jaar)

Bronnen: Eurostat, Refinitiv, Consensus Economics, ECB (SPF) en berekeningen van de ECB.
Toelichting: Het verloop van de marktgebaseerde indicatoren van de inflatiecompensatie is gebaseerd op de eenjaars contante inflatieswaprente (ILS) en de eenjaars ILS-termijnrentes een, twee, drie en vier jaar vooruit. De meest recente waarnemingen voor ILS-cijfers betreffen 30 december 2021. De SPF voor het vierde kwartaal van 2021 is uitgevoerd tussen 1 en 11 oktober 2021. De afsluitingsdata van Consensus Economics zijn 8 december 2021 voor de prognoses voor 2021 en 2022 en 14 oktober 2021 voor de prognoses voor de langere termijn.

Prijzen voor huiseigenaren stegen terwijl huurdynamiek gematigd bleef

De herziening van de monetairbeleidsstrategie maakte de noodzaak zichtbaar om de kosten van het eigenwoningbezit in de HICP op te nemen. In 2021 is aanzienlijke vooruitgang geboekt het ontwikkelen van hiermee verband houdende indicatoren. Er moet echter nog meer gebeuren, bijvoorbeeld door de consumptiecomponent beter te scheiden van de investeringscomponent van de in de ramingen opgenomen woningaankopen.[12] Een experimentele index, die het HICP-mandje combineert met de uitgaven aan het eigenwoningbezit zou door het Europese Statistische Systeem al in 2023 beschikbaar kunnen worden gemaakt, om rond 2026 te worden gevolgd door een officiële index. Tot nu toe zijn voor deze kosten slechts experimentele ramingen beschikbaar geweest, die in de eerste drie kwartalen van 2021 waarschijnlijk met gemiddeld 4,8% op jaarbasis zijn gestegen, tegenover 2,6% in 2020, en dus veel dynamischer waren dan de huurprijzen, die wel in de HICP zijn opgenomen. De HICP-huren van huurders stegen in 2021 met 1,2%, tegenover 1,3% in 2020. De sterkere stijging van de woonkosten van woningeigenaren is deels toe te schrijven aan de aard van de raming: de index omvat een component die verband houdt met de aankoop van nieuwe woningen, die nauw aansluit bij de huizenprijzen. Wat de huizenprijzen betreft, steeg de groei van de huizenprijsindicator van de ECB in de eerste drie kwartalen van 2021 van 5,4% in 2020 tot gemiddeld 7,5% op jaarbasis in 2021. De uitbundige huizenmarkt werd weerspiegeld in de HICP-dynamiek van enkele kleinere posten. Zo waren mensen bijvoorbeeld vaker thuis totdat de pandemiemaatregelen tegen het einde van het voorjaar van 2021 werden versoepeld. Deze verandering leidde tot een stijging van de vraag naar woningrenovatie, waardoor de prijzen van woninggerelateerde goederen en diensten, zoals onderhoud en reparaties en het leggen van tapijten en vloeren, stegen.

Kader 1
Factoren die ten grondslag liggen aan de sterke stijging van de HICP-inflatie

De totale HICP-inflatie in het eurogebied op jaarbasis kwam in december 2021 uit op 5,0%, tegenover -0,3% in december 2020, 0,3% over heel 2020 en gemiddeld 0,9% over de vijf jaar voor de pandemie. Deze stijging was voornamelijk toe te schrijven aan een sterke stijging van de energie-inflatie, maar ook aan een toename van de HICP-inflatie met uitzondering van energie en voedingsmiddelen, doordat de vraag in sommige sectoren het aanbod overtrof tegen de achtergrond van het herstel uit de COVID-19-pandemie, zowel wereldwijd als in het eurogebied. Mogelijk hebben bedrijven prijzen ook verhoogd om de inkomstenderving tijdens de periodes van strengere COVID-19-beperkingen te compenseren.

De lage prijsniveaus in 2020 zijn een belangrijke factor bij het beoordelen van de sterke inflatiestijging in de loop van 2021, aangezien deze de basis vormen voor de berekening van de groeicijfers op jaarbasis voor 2021. Zo kelderde de olieprijs, en vervolgens ook de consumptieprijzen voor energie, zodra de pandemie uitbrak. Ongeveer de helft van de energie-inflatie in het laatste kwartaal van 2021 kan worden toegeschreven aan het lage prijsniveau van 2020.[13] Voor de prijzen van voedingsmiddelen werkte dit effect in tegengestelde richting: na de door de pandemie veroorzaakte piek in het voorjaar van 2020 was het verloop van de voedselprijzen in de eerste helft van 2021 relatief gematigd. Ook vloeiden er basiseffecten voort uit wijzigingen in de indirecte belastingen, in het bijzonder de tijdelijke verlaging van het btw-tarief in Duitsland van juli tot december 2020 in reactie op de crisis. Het terugdraaien van die verlaging dreef de inflatie in het eurogebied in januari 2021 op, maar had ook in de tweede helft van 2021 een opwaarts effect, omdat de vergelijking met het niveau van een jaar daarvoor werd gemaakt op basis van prijzen met het verlaagde belastingtarief.[14] Hoewel de prijsdynamiek binnen het jaar een grotere rol speelde, verklaren de effecten op de inflatie op jaarbasis die verband houden met de lage basis in 2020 samen bijna 2 procentpunten van de gehele stijging van de totale HICP-inflatie met 5,3 procentpunten in december 2021 ten opzichte van december 2020 (zie Grafiek A).

Grafiek A

Cumulatieve verandering in the totale HICP-inflatie gedurende 2021 in vergelijking met december 2020

(procentpunten)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De grafiek toont voor elke maand van 2021 het verschil tussen de inflatie in die maand en de inflatie in december 2020. Zo lag de inflatie in augustus 2021 ongeveer 3 procentpunten hoger dan in december 2020. Voor circa de helft kan dit verschil worden verklaard door een basiseffect, namelijk het lage niveau van de vergelijkingsbasis in 2020.

Een tweede factor achter de sterke stijging van de inflatie was het feit dat de consumptieprijzen voor energie in 2021 niet alleen normaliseerden, maar sterk bleven stijgen. De extra stijging deed zich aanvankelijk vooral voor in de prijzen voor brandstoffen voor vervoer, toen de mondiale vraag naar olie aantrok in lijn met het aanhoudende herstel, terwijl het aanbod enigszins beperkt bleef. Later in de zomer stegen ook de gas- en elektriciteitsprijzen sterk (zie Grafiek B, paneel a). Dit was het gevolg van een hogere vraag, maar ook van enige aanbodbeperkingen met betrekking tot aardgas. De vraag naar gas in Europa was buitengewoon hoog door de koude winter van 2020-2021 en de kalme wind in de zomer van 2021, waardoor windenergie werd vervangen door met gas opgewekte energie.[15] Bovendien was de gasvoorziening vanuit Noorwegen in de eerste helft van het jaar minder als gevolg van onderhoudswerkzaamheden aan pijpleidingen en was in de zomer de invoer van gas uit Rusland door de EU relatief laag. Door het wereldwijde herstel nam ook de vraag naar gas toe, vooral in China. Consumenten besteden een groter deel van hun energie-uitgaven uit aan brandstoffen voor vervoer (circa 40%) dan aan gas (circa 30%) en elektriciteit (circa 20%), en het verloop van de brandstofprijzen is gewoonlijk de belangrijkste determinant van de energie-inflatie. De stijging van de gas- en elektriciteitsprijzen in het najaar van 2021 resulteerde echter in een historisch hoge bijdrage van deze componenten aan de energie-inflatie in het eurogebied (zie Grafiek B, paneel b).

Grafiek B

Verloop van de energie-inflatie

(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten)

a) HICP-inflatie op jaarbasis voor energie en de belangrijkste componenten ervan

b) Bijdrage van de belangrijkste componenten aan het jaarlijkse inflatiecijfer voor energie

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.

De derde belangrijke factor achter de snelle stijging van de inflatie was de prijsdruk die ontstond tegen de achtergrond van de heropening van de economie na een periode van pandemiemaatregelen. Zowel de wereldwijde als de binnenlandse vraag trok sterk aan en overtrof het beperkte aanbod in sommige sectoren. Daardoor ontstonden wereldwijd aanbodtekorten en stegen de transportkosten rond de jaarwisseling 2020-2021 sterk.[16] De producentenprijzen in het eurogebied zijn gedurende heel 2021 gestaag gestegen, niet alleen voor halffabricaten, maar ook voor consumptiegoederen. Er is geen direct en stabiel verband tussen producenten- en consumptieprijzen, maar met name in de tweede helft van 2021 was er een geleidelijke stijging van de consumptieprijzen van duurzame goederen merkbaar (zie Grafiek C).[17] De prijsdynamiek werd meer geprononceerd voor nieuwe en tweedehands auto’s, fietsen en motoren, evenals voor diverse elektronische artikelen zoals IT-producten en televisies - allemaal artikelen die waarschijnlijk zijn getroffen door productietekorten, bijvoorbeeld voor halfgeleiders, of knelpunten in de wereldwijde transport- en leveringsketens.

Grafiek C

Uitsplitsing van de HICP-inflatie met uitzondering van energie en voedingsmiddelen

(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten)

Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De bijdragen van de componenten voor 2021 zijn berekend op basis van HICP-gewichten voor 2020. De invloed van de verandering in HICP-gewichten is door de ECB ingeschat.

Een van de sectoren die het hardst door de pandemiebeperkingen werden getroffen was die van contactintensieve diensten. Toen de beperkingen eenmaal geleidelijk werden versoepeld, nam de prijsdynamiek daarvan toe. Zo was bijvoorbeeld de versnelling van het twaalfmaands mutatietempo voor reisgerelateerde diensten (zoals accommodatie, luchtvervoer en pakketreizen) met name zichtbaar aan het begin van het vakantieseizoen in de zomer van 2021 (zie Grafiek C).[18] Net als bij de energieprijzen kwam in deze stijging ook deels de vergelijking met de lage prijzen in het voorgaande jaar tot uiting. Daarnaast trok de prijsdynamiek voor restaurantprijzen eveneens geleidelijk aan na de heropening in het najaar van 2021. De hogere inflatiecijfers voor contactintensieve diensten weerspiegelde niet alleen de plotselinge opleving van de vraag, maar ook de hogere kosten en de verminderde capaciteit die het gevolg waren van de pandemiemaatregelen en de tekorten aan arbeidskrachten. Sommige bedrijven vonden het namelijk lastig om tijdens de sluitingen ontslagen personeel weer in dienst te nemen.

Tot slot werd de volatiliteit van de inflatie in 2021 beïnvloed door een aantal andere specifieke factoren, zoals beschreven in de hoofdtekst van Paragraaf 1.4. Zo werd bijvoorbeeld de prijsdynamiek voor kleding en schoeisel beïnvloed door veranderingen in het tijdstip van de seizoensuitverkopen, en was de verandering in de gewichten voor HICP-componenten in 2021 ongewoon groot, met een bijzonder aanzienlijk effect op de HICP-inflatie met uitzondering van energie en voedingsmiddelen (zie Grafiek C).

Al met al hield de stijging van de HICP-inflatie in 2021 voornamelijk verband met bijzondere factoren die zich manifesteerden tegen de achtergrond van de COVID-19-pandemie en het economisch herstel. De ongekende aard van de crisis en de specificiteit van de factoren achter de sterke inflatiestijging tijdens het herstel duiden op een bijzonder grote onzekerheid en op uitdagingen bij het beoordelen van het verloop van de inflatie in de komende periode.

1.5 Krediet- en financieringsvoorwaarden bleven gunstig dankzij aanhoudende daadkrachtige beleidsmaatregelen

Aanhoudende activa-aankopen en communicatie door de ECB temperden de opwaartse druk op langetermijnrendementen

In combinatie met verbeteringen in de strijd tegen de pandemie verleende de stimulans vanuit het budgettaire, monetaire en prudentiële beleid steun aan de krachtige heropleving van de economische bedrijvigheid in 2021 (zie Paragraaf 1.2). In de tweede helft van het jaar begonnen beleggers tevens een hogere vergoeding voor blootstelling aan de inflatiedynamiek te verlangen en hun inflatieverwachtingen voor de lange termijn en risicopremies opwaarts bij te stellen, wat leidde tot een stijging van de langetermijnrente (zie Grafiek 1.18). Tegen deze achtergrond bevestigde de ECB opnieuw haar accommoderende beleidskoers en haar streven om gunstige financieringsvoorwaarden in het eurogebied in stand te houden. Dit hielp de rendementen in het eurogebied althans gedeeltelijk af te schermen tegen ontwikkelingen op de mondiale markten, waar een hoger dan verwachte inflatie marktdeelnemers ertoe aanzette om een eerder dan aanvankelijk verwachte monetairbeleidsverkrapping in een aantal ontwikkelde economieën in te prijzen. Daarnaast hielp de communicatie van de ECB over haar ondersteunende monetairbeleidskoers en aanhoudende grootschalige activa-aankopen te voorkomen dat de rendementsecarts tussen overheidsobligaties toenamen, wat wil zeggen dat het verloop van de rendementen op overheidsobligaties in de buurt bleef van dat van de overeenkomstige risicovrije rente. Als gevolg daarvan nam het bbp-gewogen gemiddelde van de rendementen op tienjaars overheidsobligaties in het eurogebied in 2021 gestaag toe tot 0,27% op 31 december, 51 basispunten hoger dan eind 2020 (zie Grafiek 1.18). Meer in het algemeen bleven de financieringsvoorwaarden in het eurogebied gunstig.

Grafiek 1.18

Langetermijnrendementen in het eurogebied en de Verenigde Staten

(procenten per jaar; daggegevens)

Bronnen: Bloomberg, Refinitiv en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De gegevens over het eurogebied hebben betrekking op het bbp-gewogen gemiddelde rendement op tienjaars overheidsobligaties en op de tienjaars overnight index-swaprente (OIS-rente). De meest recente waarnemingen betreffen 31 december 2021.

Aandelenmarkten gesteund door winstverwachtingen voor de lange termijn

Door de aanhoudende inzet voor monetaire en budgettaire ondersteuning droeg de heropleving van de economische bedrijvigheid in 2021 bij aan een gestage stijging van de aandelenkoersen in het eurogebied, die werd gedreven door zeer robuuste en veerkrachtige winstverwachtingen voor de lange termijn. Van medio september tot medio oktober werd deze tendens tijdelijk onderbroken doordat de marktverwachting van een mogelijke afbouw van de activa-aankopen door het Federal Reserve System de dynamiek van de aandelenmarkten wereldwijd drukte. Op sectorniveau stegen de koersen van de bankaandelen in het eurogebied, die in 2020 waren gedaald, significant sneller dan die van niet-financiële waarden. Zo lag de veelomvattende index voor aandelenkoersen van niet-financiële ondernemingen in het eurogebied op 31 december 2021 circa 19% boven het niveau van eind 2020, terwijl de stijging van de aandelenkoersen van banken in het eurogebied significant hoger was en ruim 30% bedroeg (zie Grafiek 1.19).

Grafiek 1.19

Aandelenindices in het eurogebied en de Verenigde Staten

(index: 1 januari 2020 = 100)

Bronnen: Bloomberg, Refinitiv en berekeningen van de ECB.
Toelichting: Voor het eurogebied worden de EURO STOXX-bankenindex en de Refinitiv-beursindex voor niet-financiële ondernemingen getoond en voor de Verenigde Staten de S&P-bankenindex en de Refinitiv-beursindex voor niet-financiële ondernemingen. De meest recente waarnemingen betreffen 31 december 2021.

De geld- en kredietgroei duidden op een aanhoudende, zij het meer gematigde, monetaire expansie

De groei van het ruime monetaire aggregaat wees in 2021 op een aanhoudend robuuste monetaire expansie. Het tempo lag dichter bij het langetermijngemiddelde dan in 2020, het eerste jaar van de pandemie, toen het sterk steeg (zie Grafiek 1.20). De geldschepping werd gedragen door het enge aggregaat M1, als gevolg van de aanhoudende accumulatie van kortlopende bankdeposito’s door bedrijven en huishoudens, die niettemin gematigder was dan in 2020. In lijn met het herstel van het consumentenvertrouwen en de bestedingen kwamen de depositostromen van huishoudens weer op het gemiddelde van voor de pandemie. Het feit dat de sterke depositogroei in 2020 niet werd gecompenseerd door een periode van benedengemiddelde groei duidt op een voorkeur om hogere spaartegoeden aan te houden, zoals die tevens naar voren kwam uit de antwoorden op de Consumer Expectations Survey van de ECB. Ook de depositostromen van bedrijven bleven krachtig, wat wijst op een verdere versterking door bedrijven van hun liquiditeitsbuffers. De activa-aankopen door het Eurosysteem waren de voornaamste bron van de geldgroei, gevolgd door de kredietverlening aan de private sector. Dankzij de tijdige en omvangrijke maatregelen die tijdens de COVID-19-crisis door monetaire, budgettaire en toezichthoudende autoriteiten zijn genomen, bleef de kredietstroom naar de economie van het eurogebied tegen gunstige voorwaarden intact.

Grafiek 1.20

M3 en leningen aan de private sector

(mutaties in procenten per jaar; gecorrigeerd voor seizoens- en kalendereffecten)

Bron: ECB.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen december 2021.

De monetairbeleidsmaatregelen droegen bij tot het waarborgen van gunstige bancaire kredietvoorwaarden

De bancaire kredietvoorwaarden waren in het gehele jaar over het algemeen gunstig. Uit de enquête naar de bancaire kredietverlening in het eurogebied bleek dat de goedkeuringscriteria van banken (d.w.z. interne richtlijnen of criteria voor de goedkeuring van kredietverlening) met betrekking tot leningen aan bedrijven en huishoudens, die in het eurogebied in het voorgaande jaar nog waren aangescherpt, vanaf het tweede kwartaal van 2021 globaal ongewijzigd zijn gebleven. Dit was toe te schrijven aan een verminderde risicoperceptie door banken als gevolg van het economische herstel en de aanhoudende monetaire en budgettaire beleidssteun, onder andere in de vorm van kredietgaranties. Daarnaast rapporteerden de banken dat de programma’s van de ECB voor de aankoop van activa, de derde reeks gerichte langerlopende herfinancieringstransacties en de negatieve rente op de depositofaciliteit, steun hadden verleend aan de kredietverlening. Tegelijkertijd meldden ze dat de programma’s voor de aankoop van activa en de negatieve rente op de depositofaciliteit hun winstgevendheid hadden gedrukt.

Doordat de financieringskosten voor de banken in het eurogebied laag bleven, hielpen de beleidssteunmaatregelen om neerwaartse druk uit te oefenen op de krediettarieven, waarmee een algehele verkrapping van de financieringsvoorwaarden werd voorkomen. Gedurende 2021 bleven de rentetarieven voor bancaire kredietverlening overwegend stabiel rond hun historisch dieptepunt. Terwijl de hypothecaire leningen sterk toenamen, bleven de consumptieve kredieten zwak doordat de tijdens de pandemie opgebouwde spaartegoeden beschikbaar waren voor consumptieve bestedingen. Bedrijven hadden een lagere financieringsbehoefte vanwege de overvloedige kasreserves, de stijging van de ingehouden winsten die werd ondersteund door het recente herstel, en de beschikbaarheid van andere financieringsbronnen - met name intragroepsleningen en handelskredieten. Zo liepen de kredietopnames van niet-financiële ondernemingen bij banken en hun netto-uitgifte van schuldpapier na een forse groei in 2020 terug, ondanks het feit dat de reële kosten van schuldfinanciering in het vierde kwartaal van 2021 een nieuw historisch dieptepunt bereikten. Na in het eerste jaar van de pandemie 7,1% te hebben bedragen, daalde het groeitempo op jaarbasis van bancaire leningen aan bedrijven in 2021 naar 4,3%, terwijl volgens de enquête betreffende de toegang van ondernemingen tot financiering (SAFE) het percentage bedrijven dat melding maakte van belemmeringen bij het verkrijgen van leningen daalde naar het niveau van voor de pandemie. Niet-financiële ondernemingen konden tevens een beroep doen op aandelenuitgiften en andere vormen van eigen vermogen als financieringsinstrument. In totaal namen de externe financieringsstromen naar niet-financiële ondernemingen in 2021 verder toe (zie Grafiek 1.21).

Grafiek 1.21

Netto externe financieringsstromen naar niet-financiële ondernemingen in het eurogebied

(stromen op jaarbasis; EUR miljard)

Bronnen: Eurostat en de ECB.
Toelichting: MFI: monetaire financiële instellingen. Bij “leningen van niet-MFI’s en de rest van de wereld” bestaan niet-monetaire financiële instellingen uit overige financiële intermediairs, pensioenfondsen en verzekeringsinstellingen. “MFI-leningen” en “leningen van niet-MFI’s en de rest van de wereld” zijn gecorrigeerd voor verkopen van leningen en securitisaties. “Overige” verwijst naar het verschil tussen het totaal en de in de grafiek opgenomen instrumenten en bestaat hoofdzakelijk uit intragroepsleningen en handelskredieten De meest recente waarnemingen betreffen het derde kwartaal van 2021. De jaarlijkse stroom voor 2021 is berekend als een vierkwartaalssom van de stromen van het vierde kwartaal van 2020 tot en met het derde kwartaal van 2021.

2 Monetair beleid: verdere ondersteuning en een nieuwe strategie

De uitgebreide reeks monetairbeleidsmaatregelen die de ECB in 2021 heeft genomen en de daaropvolgende aanpassingen van die maatregelen verhinderden een procyclische verkrapping van de financieringsvoorwaarden. Bovendien verminderden ze de dreiging van een liquiditeits- en kredietschaarste, door een aanzienlijke liquiditeit in het bankwezen te houden en de kredietstroom naar de economie te beschermen. De monetairbeleidsreactie was een cruciale stabiliserende factor voor de markten en bood steun aan de economie en de inflatievooruitzichten. De omvang van de balans van het Eurosysteem bereikte eind 2021 een historisch hoogtepunt van € 8,6 biljoen, een stijging met € 1,6 biljoen ten opzichte van een jaar eerder. Eind 2021 vertegenwoordigden de met het monetair beleid verband houdende activa 80% van de totale activa op de balans van het Eurosysteem. De aan de omvangrijke balans verbonden risico’s werden nog steeds getemperd door het risicobeheersingskader van de ECB.

2.1 De monetairbeleidsreactie van de ECB bleef cruciale steun bieden aan de economie en de inflatievooruitzichten

De financieringsvoorwaarden ondersteunend houden

De pandemie verstoorde aan het begin van het jaar nog steeds de economische bedrijvigheid en de inflatie bleef zeer laag

Begin 2021 werden de economische ontwikkelingen in het eurogebied nog altijd ingrijpend beïnvloed door de aanhoudende COVID-19-pandemie. Hoewel de start van de vaccinatiecampagnes een mijlpaal was in de strijd tegen het coronavirus, betekenden de hernieuwde stijging van het aantal besmettingen en de opkomst van nieuwe virusvarianten dat de maatregelen om de verspreiding van het virus te verminderen in vele landen van het eurogebied moesten worden voortgezet of aangescherpt. Dit verstoorde de economische bedrijvigheid en overschaduwde de vooruitzichten op korte termijn. De inflatie bleef zeer laag, tegen de achtergrond van een zwakke vraag en een aanzienlijke onderbenutting op de arbeids- en productenmarkten. Al met al bevestigden de nieuwe gegevens aan het begin van het jaar het vorige basisscenario van de Raad van Bestuur dat de pandemie op korte termijn een uitgesproken invloed op de economie zou hebben en dat de lage inflatie nog een tijdje zou aanhouden. Algemeen beschouwd waren de financieringsvoorwaarden in het eurogebied doorgaans ondersteunend. Hoewel de risicovrije rente sinds de vergadering van de Raad van Bestuur in december 2020 licht was gestegen, bleken de rendementsecarts op overheids- en bedrijfsobligaties veerkrachtig. Daarnaast bleven de omstandigheden op de obligatiemarkt gunstig, ook voor bedrijfsobligaties, en lagen de rentetarieven voor bankkredieten dicht bij hun historische laagtepunt, zowel voor huishoudens als voor bedrijven.

In januari bevestigde de Raad van Bestuur de accommoderende monetairbeleidskoers van december 2020

Tegen die achtergrond bleef een ruime ondersteuning door het monetair beleid van essentieel belang, en in januari 2021 besloot de Raad van Bestuur de accommoderende monetairbeleidskoers van december 2020 te bevestigen, om tijdens de pandemie gunstige financieringsvoorwaarden in stand te houden.[19] Met dat besluit wilde de Raad de onzekerheid verminderen en het vertrouwen versterken, de consumptieve bestedingen en de bedrijfsinvesteringen stimuleren, de economische bedrijvigheid schragen en daardoor de prijsstabiliteit op middellange termijn waarborgen. Met name de nettoaankopen voor € 1.850 miljard in het kader van het pandemie-noodaankoopprogramma (PEPP), dat tot minstens eind maart 2022 was verlengd, droegen bij aan het behoud van gunstige financieringsvoorwaarden voor alle sectoren van de economie, terwijl de derde reeks van gerichte langerlopende herfinancieringstransacties (targeted longer-term refinancing operations — TLTRO III) een aantrekkelijke financieringsbron bleef voor banken, die de bancaire kredietverlening aan bedrijven en huishoudens ondersteunde. De aanhoudende herinvestering van de hoofdsommen van de op vervaldag gekomen effecten die in het kader van het PEPP waren aangekocht, en de verdere maandelijkse nettoaankopen van activa krachtens het programma voor de aankoop van activa (asset purchase programme — APP) voor een bedrag van € 20 miljard ondersteunden eveneens de financieringsvoorwaarden, door duidelijk te wijzen op de aanwezigheid van het Eurosysteem op de markten tijdens de pandemie en daarna.

De uitbreiding en aanscherping van de beheersingsmaatregelen drukte de economische bedrijvigheid in het eerste kwartaal, maar de totale inflatie nam sterk toe

Terwijl de verspreiding van virusvarianten en de daarmee gepaard gaande uitbreiding en aanscherping van de beheersingsmaatregelen tijdens de eerste maanden van het jaar de economische bedrijvigheid steeds meer drukte, begon de totale inflatie sterk toe te nemen vanaf een negatief niveau door landenspecifieke en technische factoren (met inbegrip van basiseffecten), alsook door een forse stijging van de energieprijzen. De onderliggende prijsdruk bleef echter gematigd, tegen de achtergrond van de nog altijd zwakke vraag en de aanzienlijke onderbenutting op de arbeids- en productenmarkten. De risicovrije langere rente en de rendementen op overheidsobligaties zetten hun sinds de vergadering van de Raad van Bestuur van december merkbare stijging voort. Aangezien deze marktrentes de belangrijkste referentierentes zijn die worden gebruikt voor de prijsbepaling van andere kapitaalmarktinstrumenten — zoals bedrijfsobligaties en bankobligaties — alsook om de prijs van bankleningen aan huishoudens en bedrijven te bepalen, zullen de uit deze rentetarieven voortvloeiende schokken in een later stadium doorgaans de ruimere financieringsvoorwaarden beïnvloeden. Een forse en aanhoudende stijging van de marktrentes zou daarom kunnen leiden tot een voortijdige verkrapping van de financieringsvoorwaarden voor alle sectoren van de economie. Hierdoor zouden er twijfels rijzen over de toezegging van de Raad van Bestuur in december 2020 en januari 2021 om tijdens de pandemie gunstige financieringsvoorwaarden in stand te houden en elke aanscherping ervan te voorkomen die onverenigbaar zou zijn met het tegengaan van de neerwaartse invloed van de pandemie op het verwachte inflatieverloop. Een aanscherping van de financieringsvoorwaarden zou de onzekerheid hebben vergroot en het vertrouwen hebben aangetast, wat de economische bedrijvigheid verder zou beknotten en de prijsstabiliteit op middellange termijn in het gedrang zou brengen.

De Raad van Bestuur verhoogde in maart het tempo van de nettoaankopen van activa krachtens het PEPP nadat de marktrente was gestegen

Aangezien de financieringsvoorwaarden waren aangescherpt terwijl de inflatievooruitzichten niet waren verbeterd, besloot de Raad van Bestuur in maart om de nettoaankopen krachtens het PEPP tijdens het volgende kwartaal aanzienlijk sneller uit te voeren dan tijdens de eerste maanden van het jaar. De andere beleidsmaatregelen van december werden herbevestigd.[20] In april werden het tempo van de nettoaankopen en de overige maatregelen niet gewijzigd, aangezien de beschikbaar gekomen informatie de tijdens de vergadering van maart uitgevoerde gezamenlijke beoordeling van de financieringsvoorwaarden en de inflatievooruitzichten bevestigde.

Heropening van de economie en een nieuwe strategie

Volgens de projecties van medewerkers van het Eurosysteem in juni zou de inflatie in 2021 toenemen en in 2022 weer teruglopen

Tegen het midden van het jaar maakten de ontwikkeling van de COVID-19-besmettingen en de voortgang bij de vaccinatiecampagnes een heropening van de economie van het eurogebied mogelijk. Ondanks de opkomst van nieuwe virusvarianten nam de druk op de gezondheidszorg af. Volgens de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied van juni zou de inflatie in de tweede helft van 2021 verder stijgen, alvorens in 2022 opnieuw te dalen omdat het effect van de tijdelijke factoren zou wegebben. De onderliggende inflatiedruk zou gedurende de projectieperiode geleidelijk toenemen, en de projecties voor de geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP) ongerekend energie en voedingsmiddelen werden opwaarts herzien. De totale inflatie zou echter gedurende de hele projectieperiode nog onder de doelstelling van de Raad van Bestuur blijven, en de onderliggende inflatie zou ook onder 2% liggen. Terwijl de financieringsvoorwaarden voor bedrijven en huishoudens stabiel bleven, nam de marktrente verder toe tijdens de periode vóór de vergadering van de Raad van Bestuur op 10 juni. Dit was deels toe te schrijven aan de verbeterde economische vooruitzichten, maar de Raad van Bestuur beschouwde elke aanscherping van de ruimere financieringsvoorwaarden als voortijdig en als een risico voor het lopende herstel en de inflatievooruitzichten.

Aangezien de inflatievooruitzichten op langere termijn nog steeds achterbleven bij het vóór de pandemie verwachte verloop op middellange termijn, en wegens het risico op krappere financieringsvoorwaarden, besloot de Raad van Bestuur in juni de nettoaankopen van activa krachtens het PEPP voort te zetten in een aanzienlijk sneller tempo dan tijdens de eerste maanden van het jaar. Voorts bevestigde de Raad ook al zijn overige beleidsmaatregelen.

De ECB voltooide in juli 2021 haar evaluatie van de monetairbeleidsstrategie en voerde een symmetrische inflatiedoelstelling van 2% in

Op 8 juli voltooide de Raad van Bestuur zijn evaluatie van de monetairbeleidsstrategie (zie Paragraaf 2.4). De nieuwe strategie omvatte twee sleutelfactoren die tot uiting moeten komen in de door de Raad van Bestuur uitgestippelde monetairbeleidskoers: ten eerste de invoering van een nieuwe symmetrische inflatiedoelstelling van 2% op middellange termijn; en, ten tweede, een voorwaardelijke verbintenis om rekening te houden met de gevolgen van de effectieve ondergrens bij het voeren van het monetair beleid in een omgeving met structureel lage nominale rentetarieven. Dit zou bijzonder krachtige of volgehouden monetairbeleidsmaatregelen vergen wanneer de economie zich dicht bij de ondergrens bevindt. Om die nieuwe doelstelling te bereiken en in overeenstemming met de monetairbeleidsstrategie, heeft de Raad van Bestuur daarom tijdens de monetairbeleidsvergadering van juli zijn forward guidance over de basisrentetarieven van de ECB herzien. De Raad koppelde zijn beleidskoers daarbij aan drie specifieke voorwaarden die samenhangen met de inflatievooruitzichten. De Raad van Bestuur verwachtte dat de basisrentetarieven van de ECB op het huidige niveau of lager zouden blijven tot de inflatie ruim vóór het einde van de projectieperiode en duurzaam voor de rest van die periode 2% bereikt, en tot de Raad van oordeel zou zijn dat de onderliggende inflatie voldoende was toegenomen om te stroken met een inflatie die zich stabiliseert op 2% op middellange termijn. Volgens de Raad kan dit ook betekenen dat de inflatie gedurende een overgangsperiode gematigd boven de doelstelling uitkomt.

In juli bevestigde de Raad van Bestuur zijn beoordeling van maart, die strookte met het handhaven van gunstige financieringsvoorwaarden

In de aanloop naar de vergadering in juli liep de marktrente terug en bleven de financieringsvoorwaarden voor de meeste bedrijven en huishoudens gunstig. Hoewel de inflatie verder was gestegen, werd die stijging grotendeels tijdelijk geacht, en bleven de vooruitzichten op middellange termijn gematigd. Het economisch herstel in het eurogebied lag op koers, hoewel de verspreiding van de deltavariant van het coronavirus een toenemende bron van onzekerheid vormde. Gunstige financieringsvoorwaarden handhaven werd van essentieel belang geacht om de economische opleving te kunnen omzetten in een blijvende groei en om de negatieve invloed van de pandemie op de inflatie te compenseren. De Raad van Bestuur verwachtte dan ook nog steeds dat de nettoaankopen krachtens het PEPP in een aanzienlijk hoger tempo zouden worden uitgevoerd dan tijdens de eerste maanden van het jaar. De Raad bevestigde tevens de overige beleidsmaatregelen.

De ontwikkeling in de richting van een stevig economisch herstel en uiteindelijk de terugkeer van de inflatie naar de doelstelling van 2% ondersteunen

De projecties in september van medewerkers van de ECB omvatten verdere opwaartse bijstellingen van de inflatie gedurende de projectieperiode

Tegen september was de opleving van de economie van het eurogebied reeds verder gevorderd; de productie zou tegen het einde van het jaar het niveau van vóór de pandemie overstijgen. In hun nieuwe macro-economische projecties voor het eurogebied stelden de medewerkers van de ECB de inflatieprognoses voor 2021 opwaarts bij, wegens de hoge kostendruk als gevolg van tijdelijke tekorten aan materiaal en apparatuur, de nog steeds groter dan verwachte bijdrage van de energieprijzen en de effecten van de tijdelijke btw-verlaging in Duitsland tussen juli en december 2020. In 2023 zou de inflatie echter nog steeds ruim onder de 2% liggen, hoewel de inflatieverwachtingen licht opwaarts werden herzien in het licht van de betere groeivooruitzichten en een snellere vermindering van de onbenutte capaciteit in de economie. De marktgebaseerde indicatoren van inflatieverwachtingen liepen verder op en waren aanzienlijk hoger dan het laagtepunt tijdens de pandemie, hoewel ze onder de door de ECB gehanteerde doelstelling voor de HICP-inflatie van 2% op middellange termijn bleven. De financieringsvoorwaarden voor bedrijven, huishoudens en de overheid bleven gunstig, met historisch lage rentetarieven voor bankkredieten.

De Raad van Bestuur besloot om vanaf september de nettoaankopen van activa krachtens het PEPP in een iets lager tempo uit te voeren, gelet op de gunstige financieringsvoorwaarden en betere inflatievooruitzichten op middellange termijn

Op basis van de lichte verbetering van de inflatievooruitzichten op middellange termijn en de toen geldende financieringsvoorwaarden oordeelde de Raad van Bestuur in september dat de gunstige financieringsvoorwaarden konden worden gehandhaafd met een iets lager tempo voor de nettoaankopen van activa in het kader van het PEPP dan in de twee voorgaande kwartalen. De Raad van Bestuur bevestigde zijn overige maatregelen.

In oktober herbevestigde de Raad van Bestuur zijn koers van september

Op het ogenblik dat de Raad van Bestuur in oktober bijeenkwam, bleef de economie van het eurogebied sterk aantrekken. De groei had echter enigszins aan kracht ingeboet, vooral doordat de tekorten aan materiaal, apparatuur en arbeidskrachten de productie in sommige bedrijfstakken afremde. De inflatie liep verder op, voornamelijk door de scherpe stijging van de energieprijzen, maar ook doordat het herstel van de vraag het beperkte aanbod overtrof. Er werd verwacht dat de inflatie op korte termijn verder zou toenemen, maar daarna in de loop van volgend jaar zou teruglopen. De marktrente was sinds september gestegen. De financieringsvoorwaarden voor de economie bleven niettemin gunstig, temeer daar de rentetarieven voor bankleningen aan bedrijven en huishoudens nog altijd historisch laag waren. De Raad van Bestuur herbevestigde dan ook zijn koers van september en hield het tempo van de nettoaankopen krachtens het PEPP en alle overige maatregelen onveranderd.

De medewerkers van het Eurosysteem stelden de inflatie in hun projecties van december opwaarts bij, maar verwachtten een tragere groei op korte termijn, terwijl de groei in 2022 zou stijgen en de inflatie zou dalen

Tegen het einde van het jaar werd de economische bedrijvigheid belemmerd door de nieuwe met de pandemie samenhangende beperkingen en onzekerheid, vooral wegens het ontstaan van de omikronvariant van het coronavirus, de aanhoudende tekorten aan materiaal, apparatuur en arbeidskrachten, en de aanzienlijk hogere energieprijzen. De groeivertraging in het laatste kwartaal van het jaar en de verwachting dat die vertraging tot in het eerste deel van 2022 zou aanhouden, leidden tot een neerwaartse herziening van de in december opgestelde projectie van medewerkers van het Eurosysteem voor de groei in 2022. Niettemin zou de groei in de loop van 2022 weer sterk aantrekken. De inflatie was in november sterker blijven stijgen dan verwacht, maar zou in de loop van 2022 afnemen. De op de markt en op enquêtes gebaseerde indicatoren van de inflatieverwachtingen op langere termijn kwamen iets dichter bij 2% uit. Samen met de geleidelijke terugkeer van de economie naar haar volle capaciteit en de verdere verbeteringen op de arbeidsmarkt die een snellere loongroei bevorderen, zou dat de onderliggende inflatie doen toenemen en de totale inflatie helpen opvoeren tot de doelstelling van de Raad van Bestuur op middellange termijn. De projecties van medewerkers in december voor zowel de totale als de onderliggende inflatie werden dan ook opwaarts bijgesteld ten opzichte van september, hoewel ze met 1,8% in 2024 onder de doelstelling voor de HICP-inflatie bleven. De financieringsvoorwaarden voor de economie waren in december nog steeds gunstig; de marktrente bleef sinds de vergadering van de Raad van Bestuur in oktober grotendeels stabiel en de rentetarieven voor bankleningen aan bedrijven en huishoudens bleven op een historisch laag peil.

In december kondigde de Raad van Bestuur aan het tempo van de aankopen van activa vanaf het eerste kwartaal van 2022 stapsgewijs te verminderen, de nettoaankopen krachtens het PEPP eind maart te beëindigen en flexibele herinvesteringen in het kader van het PEPP te verrichten tot ten minste eind 2024

Op de vergadering van december was de Raad van Bestuur van oordeel dat de reeds bereikte economische opleving en de voortgang in de richting van de inflatiedoelstelling op middellange termijn de gelegenheid boden voor een stapsgewijze vermindering van het tempo van de aankopen van activa tijdens de daaropvolgende kwartalen. Tegelijkertijd zou monetaire accommodatie nog steeds nodig zijn om de inflatie op middellange termijn op 2% te stabiliseren; het klimaat van onzekerheid onderstreepte de noodzaak om bij de monetairbeleidsvoering flexibiliteit en keuzemogelijkheden te handhaven. Tegen die achtergrond heeft de Raad van Bestuur daarom de volgende beslissingen genomen.

Ten eerste verwachtte de Raad van Bestuur het tempo van de nettoaankopen van activa in het kader van het PEPP tijdens het eerste kwartaal van 2022 te verlagen en eind maart 2022 de nettoaankopen te beëindigen.

Ten tweede verlengde de Raad van Bestuur de herinvesteringstermijn voor het PEPP. De Raad van Bestuur nam zich voor de hoofdsommen van de op vervaldag gekomen effecten die waren aangekocht in het kader van dat programma tot ten minste eind 2024 te herinvesteren. De toekomstige uitfasering van de PEPP‑portefeuille zou in ieder geval zo worden gestuurd dat de passende monetairbeleidskoers niet wordt doorkruist.

Ten derde beklemtoonde de Raad van Bestuur dat de pandemie had aangetoond dat, in moeilijke omstandigheden, flexibiliteit bij de opzet en de uitvoering van de aankopen van activa de verstoorde transmissie van het monetair beleid hielp tegengaan en de inspanningen om zijn beleidsdoel te bereiken doeltreffender maakte. Binnen het mandaat van de Raad van Bestuur, en in moeilijke omstandigheden, zou flexibiliteit dan ook een element van het monetair beleid blijven telkens als bedreigingen voor de transmissie van het monetair beleid de verwezenlijking van prijsstabiliteit in gevaar zouden brengen. Met name bij een hernieuwde marktfragmentatie als gevolg van de pandemie kunnen de herinvesteringen in het kader van het PEPP steeds flexibel worden aangepast inzake timing, activacategorieën en landen. Daarbij zouden ook door Griekenland uitgegeven obligaties kunnen worden aangekocht bovenop de geherinvesteerde aflossingen, om een onderbreking van de aankopen in dat land te vermijden. Een dergelijke onderbreking zou immers de transmissie van het monetair beleid naar de Griekse economie kunnen belemmeren, terwijl die zich nog herstelt van de weerslag van de pandemie. Ook de nettoaankopen krachtens het PEPP kunnen zo nodig worden hervat om negatieve schokken in verband met de pandemie af te weren.

Ten vierde besloot de Raad van Bestuur, in overeenstemming met een stapsgewijze vermindering van de aankopen van activa en teneinde de monetairbeleidskoers zeker consistent te houden met de stabilisering van de inflatie op de doelstelling op middellange termijn, om maandelijks via het programma voor de aankoop van activa (APP) netto € 40 miljard aan te kopen tijdens het tweede kwartaal van 2022 en € 30 miljard tijdens het derde kwartaal. Vanaf oktober 2022 zouden de nettoaankopen van activa in het kader van het APP worden gehandhaafd ten belope van € 20 miljard per maand, zo lang als noodzakelijk is om de accommoderende invloed van de beleidstarieven te versterken. De Raad van Bestuur verwachtte de nettoaankopen te beëindigen kort voordat hij de basisrentetarieven van de ECB zou beginnen te verhogen.

De Raad van Bestuur nam zich ook voor de hoofdsommen van de op vervaldag gekomen effecten die waren aangekocht in het kader van het APP, integraal te blijven herinvesteren, en wel tot lang na het tijdstip waarop de Raad de basisrentetarieven van de ECB begint te verhogen, en in ieder geval zolang als nodig om de gunstige liquiditeitsvoorwaarden en een ruime mate van monetaire accommodatie te handhaven.

Het niveau van de basisrentetarieven van de ECB en de forward guidance over het toekomstige verloop van de beleidsrentes werden bevestigd.

De Raad van Bestuur zal ook de financieringssituatie van banken blijven volgen en ervoor zorgen dat het vervallen van TLTRO III-transacties de soepele transmissie van het monetair beleid niet verstoort. De Raad zou tevens regelmatig beoordelen hoe gerichte kredietverleningstransacties tot de monetairbeleidskoers bijdragen. Zoals eerder aangekondigd verwachtte de Raad dat de speciale voorwaarden die in het kader van TLTRO III gelden, in juni 2022 zullen aflopen. De Raad zou ook beoordelen wat een passende kalibrering is van het tweeledige systeem voor de vergoeding van reserves, zodat het negatieverentebeleid geen afbreuk doet aan het intermediatievermogen van banken in een omgeving van ruime overliquiditeit. Ten slotte bevestigde de Raad van Bestuur nogmaals bereid te zijn om alle instrumenten, zo nodig, aan te passen, teneinde te waarborgen dat de inflatie zich stabiliseert op de doelstelling van 2% op middellange termijn.

Het accommoderend monetair beleid en de aangepaste maatregelen zorgden voor gunstige financieringsvoorwaarden en temperden de negatieve invloed van de pandemie op de inflatie

Kortom, in de loop van 2021 werd een aanzienlijke monetairbeleidsaccommodatie gehandhaafd om de negatieve invloed van de pandemie op de inflatievooruitzichten tegen te gaan. De aanpassingen van de uitgebreide reeks maatregelen hielpen de gunstige financieringsvoorwaarden in stand houden. De maatregelen slaagden erin de rendementen op overheidsobligaties (zie Grafiek 2.1), die de basis vormen van de financieringskosten voor gezinnen, bedrijven en banken, binnen de perken te houden. Ze hielden ook de kosten van bankfinanciering op een zeer gunstig peil (zie Grafiek 2.2). Daarnaast zorgden ze ervoor dat huishoudens en bedrijven van die gunstige financieringsvoorwaarden profiteerden, waarbij de respectieve debetrentes nieuwe historische dieptepunten van 1,31% en 1,36% voor het verslagjaar bereikten (zie Grafiek 2.3). De inflatie steeg aanzienlijk in de tweede helft van het jaar, terwijl de economie zich grotendeels verder herstelde. In het licht van de sterkere economische opleving en de benadering van de inflatiedoelstelling op middellange termijn, besloot de Raad van Bestuur vanaf begin 2022 de aankopen van activa stapsgewijs te verminderen. Al met al zorgde de monetairbeleidsreactie in 2021 voor gunstige financieringsvoorwaarden en ondersteunde ze de aanhoudende economische opleving en de convergentie van de inflatie naar de doelstelling van de Raad van Bestuur.

Grafiek 2.1

Bbp-gewogen rendement op tienjaars overheidsobligaties en tienjaars rente op daggeldrenteswaps in het eurogebied

(procenten per jaar)

Bron: Berekeningen van de ECB.
Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen 31 december 2021.

Grafiek 2.2

Samengestelde kosten van schuldfinanciering voor de banken

(samengestelde kosten van deposito’s en ongedekte schuldfinanciering via de markt, procenten per jaar)

Bronnen: ECB, Markit iBoxx en berekeningen van de ECB.
Toelichting: De samengestelde kosten van deposito’s worden berekend als het gemiddelde van de rentetarieven op nieuwe contracten van onmiddellijk opvraagbare deposito’s, deposito’s met een vaste looptijd en deposito’s met een opzegtermijn, gewogen naar de respectieve uitstaande bedragen. De meest recente waarnemingen betreffen december 2021.

Chart 2.3

Samengestelde rentetarieven voor bankkredieten aan niet-financiële ondernemingen en huishoudens

(procenten per jaar)

Bron: ECB.
Toelichting: De samengestelde rentetarieven voor bankkredieten worden berekend door de korte- en langetermijnrentes te aggregeren aan de hand van een 24-maands voortschrijdend gemiddelde van het totale aantal nieuwe leningen. De meest recente waarnemingen betreffen december 2021.

2.2 Verdere groei van de balans van het Eurosysteem terwijl de uitdagingen blijven bestaan

De omvang van de balans van het Eurosysteem nam in 2021 met 23% toe

In 2021 bleef het Eurosysteem de als reactie op de COVID-19-pandemie genomen maatregelen uitvoeren, namelijk het PEPP, de PELTRO’s en de herijkte TLTRO III, en bleef het activa aankopen in het kader van het APP. Door die maatregelen nam de balans van het Eurosysteem in 2021 met 23% (€ 1,6 biljoen) toe, tot een nieuwe historisch hoge omvang van € 8,6 biljoen aan het einde van het jaar.

Eind 2021 bedroegen de met het monetair beleid verband houdende activa op de balans van het Eurosysteem € 6,9 biljoen. Die activa omvatten leningen aan kredietinstellingen van het eurogebied, die 26% van de totale activa uitmaakten (wat overeenstemt met het percentage van eind 2020), en voor monetairbeleidsdoeleinden aangekochte activa, die 55% van de totale activa vertegenwoordigden, tegen 53% eind 2020 (zie Grafiek 2.4). Andere financiële activa op de balans bestonden hoofdzakelijk uit door het Eurosysteem aangehouden vreemde valuta’s en goud, en niet-monetairbeleidsportefeuilles in euro.

Aan de passiefzijde steeg het totale bedrag van de door de kredietinstellingen aangehouden reserves en het beroep van de tegenpartijen op de depositofaciliteit van € 3,5 biljoen eind 2020 tot € 4,3 biljoen; eind 2021 maakte het 50% van de passiva uit (hetzelfde percentage als eind 2020). De bankbiljetten in omloop groeiden sneller dan de historische groeitendens, namelijk van € 1,4 biljoen eind 2020 tot € 1,5 biljoen; eind 2021 maakten ze 18% van de passiva uit (tegen 21% eind 2020). De overige passiva, met inbegrip van kapitaal en herwaarderingsrekeningen, stegen van € 2,1 biljoen eind 2020 tot € 2,7 biljoen en vertegenwoordigden 32% van de totale passiva, tegen 29% aan het einde van 2020 (zie Grafiek 2.4). De stijging van de overige passiva vloeide hoofdzakelijk voort uit een toename van de overheidsdeposito’s van € 516 miljard tot € 590 miljard, of 22% van de overige passiva (tegen 25% eind 2020), en uit de tegenpost van de bijzondere trekkingsrechten van het Internationaal Monetair Fonds, die opliep van € 55 miljard eind 2020 tot € 179 miljard en die 7% van de overige passiva uitmaakte (tegen 3% eind 2020).

Grafiek 2.4

Verloop van de geconsolideerde balans van het Eurosysteem

(EUR miljard)

Bron: ECB.
Toelichting: Positieve cijfers hebben betrekking op activa, negatieve op passiva. De lijn voor liquiditeitsoverschotten stelt een positieve waarde voor, hoewel die lijn verwijst naar de som van de volgende passiefposten: rekening-couranttegoeden bovenop de reserveverplichtingen en beroep op de depositofaciliteit.

Om het tweeledig systeem voor de vergoeding van reserves van kredietinstellingen transparanter te maken, besloot de ECB in juli 2020 de desbetreffende geaggregeerde gegevens voor het Eurosysteem en nationale gegevens te publiceren. Dat verschaft ook een beter inzicht in de ontwikkeling van de aangehouden reserves, de grootste passiefpost op de balans van het Eurosysteem. Meer specifiek publiceert het Eurosysteem nu de gemiddelde reserveaanhoudingsperiodes van de reserveverplichtingen, de rekening-couranttegoeden en de overreserves op nationaal niveau. Regelmatig worden ook gegevens voor het Eurosysteem en nationale gegevens gepubliceerd over de vrijstelling voor het tweeledig systeem, de vrijgestelde en niet-vrijgestelde overreserves en de ongebruikte rechten.

Looptijd van de APP- en de PEPP-portefeuille en verdeling over activacategorieën en landen

De aankopen van activa in het kader van het APP en het PEPP werden in 2021 voortgezet

Het APP omvat vier programma’s voor de aankoop van activa: het derde programma voor de aankoop van gedekte obligaties (covered bond purchase programme - CBPP3), het programma voor de aankoop van effecten op onderpand van activa (asset-backed securities purchase programme - ABSPP), het programma voor de aankoop van door de publieke sector uitgegeven schuldbewijzen (public sector purchase programme - PSPP) en het programma voor de aankoop van door de bedrijvensector uitgegeven schuldbewijzen (corporate sector purchase programme - CSPP). Het PEPP werd in 2020 ingevoerd als reactie op de pandemie. Alle voor het APP in aanmerking komende activacategorieën komen ook in het kader van het PEPP in aanmerking. Het Eurosysteem bleef in 2021 activa aankopen in het kader van het APP en het PEPP. De aankopen verliepen vlot, in overeenstemming met de respectieve geldende marktvoorwaarden.

De in het kader van het APP aangehouden effecten beliepen eind 2021 € 3,1 biljoen

Eind 2021 beliepen de in het kader van het APP aangehouden effecten € 3,1 biljoen (tegen geamortiseerde kostprijs). Het PSPP vormde het grootste deel van de APP‑portefeuille, met eind 2021 € 2,5 biljoen of 80% van alle in het kader van het APP aangehouden effecten, hetzelfde aandeel als eind 2020. Voor het PSPP werd de toerekening van de aankopen aan de landen bepaald door de kapitaalverdeelsleutel van de ECB op basis van de uitstaande bedragen. Daarnaast kochten sommige nationale centrale banken door supranationale instellingen van de EU uitgegeven effecten, waaronder de obligaties die in 2021 werden uitgegeven om het Next Generation EU-herstelplan te financieren. De gewogen gemiddelde looptijd van de krachtens het PSPP aangehouden effecten kwam eind 2021 op 7,3 jaar uit, dezelfde looptijd als eind 2020, met enige variatie tussen de landen. Het ABSPP maakte aan het einde van het jaar 1% (€ 28 miljard) van de totale APP‑portefeuille uit; het CBPP3 vertegenwoordigde 9,5% van die portefeuille (€ 298 miljard) en het CSPP 10% (€ 310 miljard). Van de aankoopprogramma’s van de private sector droeg het CSPP in 2021 het meest bij tot de groei van de APP‑portefeuille, met nettoaankopen naar rato van € 61 miljard. De aankopen in het kader van het CSPP en het CBPP3 worden bepaald door een benchmark die de marktkapitalisatie van respectievelijk alle in aanmerking komende uitstaande bedrijfsobligaties en gedekte obligaties weergeeft.

De in het kader van het PEPP aangehouden effecten beliepen eind 2021 € 1,6 biljoen

Eind 2021 beliepen de in het kader van het PEPP aangehouden effecten € 1,6 biljoen (tegen geamortiseerde kostprijs). De gedekte obligaties vertegenwoordigden minder dan 1% (€ 6 miljard) van het totaal, de door de bedrijvensector uitgegeven schuldbewijzen 3% (€ 44 miljard) en de door de publieke sector uitgegeven schuldbewijzen 97% (€ 1.531 miljard).

Voor de aankopen van effecten van de overheidssector in het kader van het PEPP geldt de kapitaalsleutel van de ECB als maatstaf voor de toewijzing aan de landen, op basis van de uitstaande bedragen. Tegelijkertijd vonden de aankopen op een flexibele manier plaats, wat leidde tot schommelingen in de verdeling van de aankoopstromen in de tijd, over de activacategorieën en over de landen. De gewogen gemiddelde looptijd van de krachtens het PEPP aangehouden overheidseffecten bedroeg 7,6 jaar aan het einde van 2021, met enige verschillen tussen de landen.

Het Eurosysteem herinvesteerde de hoofdsommen van de op vervaldag gekomen effecten die in de APP- en PEPP‑portefeuilles worden aangehouden. De aflossingen van effecten van de private sector beliepen € 82 miljard in 2021, terwijl de aflossingen van effecten van de overheidssector in het kader van het PSPP en het PEPP € 362 miljard bedroegen. De via het PSPP, het CSPP en het CBPP3 aangekochte activa werden verder beschikbaar gesteld voor effectenleningen om de liquiditeit op de obligatie- en repomarkt te ondersteunen. De effecten van de PEPP‑portefeuille zijn ook beschikbaar voor effectenleningen, onder dezelfde voorwaarden als die in het kader van het APP. In november 2021 verhoogde de Raad van Bestuur de limiet voor effectenleningen tegen onderpand van contanten tot € 150 miljard, wat de aanzienlijke toename van de door het Eurosysteem aangehouden effecten weerspiegelde.

Ontwikkelingen voor de herfinancieringstransacties van het Eurosysteem

Het uitstaande bedrag van de herfinancieringstransacties van het Eurosysteem beliep eind 2021 € 2,2 biljoen.

Het uitstaande bedrag van de herfinancieringstransacties van het Eurosysteem beliep eind 2021 € 2,2 biljoen, dat is een stijging met € 409 miljard sinds eind 2020. Deze toename weerspiegelt de netto-invloed van het in de TLTRO III-reeks toegewezen bedrag, dat in 2021 € 449 miljard bedroeg. De vrijwillige vervroegde TLTRO III-terugbetalingen voor € 139 miljard en het vervallen van € 15,7 miljard van de TLTRO II-reeks en van € 23,2 miljard aan PELTRO’s (na aftrek van het in 2021 toegewezen bedrag) hadden een beperkte invloed op de totale uitstaande bedragen. De gewogen gemiddelde looptijd van de uitstaande herfinancieringstransacties van het Eurosysteem liep terug van ongeveer 2,4 jaar eind 2020 tot ongeveer 1,74 jaar eind 2021.

De maatregelen van de ECB ter versoepeling van de onderpandsvereisten

De maatregelen ter versoepeling van de onderpandsvereisten die de Raad van Bestuur in april 2020 had genomen, bleven in 2021 van toepassing. Ze omvatten een verruiming van de soorten kredietvorderingen die in aanmerking komen als onderpand (met inbegrip van leningen uit hoofde van de garantieregelingen die de landen van het eurogebied in reactie op de pandemie hadden uitgewerkt), een verlaging van de haircuts op de waardering van het onderpand met een vast percentage van 20%, de handhaving van de beleenbaarheid – onder bepaalde voorwaarden – voor activa die bij de aanvang van de pandemie aan de kredietkwaliteitsvereisten voldeden, en een vrijstelling van de minimaal vereiste rating voor de door Griekenland uitgegeven verhandelbare schuldbewijzen. Die tot juni 2022 verlengde tijdelijke maatregelen vormden nog steeds een kernelement van de monetairbeleidsreactie van de ECB op de pandemie.

Het bedrag van de in aanmerking komende verhandelbare activa bedroeg eind 2021 € 16,4 biljoen

Het bedrag van de in aanmerking komende verhandelbare activa steeg met € 695 miljard en kwam eind 2021 op € 16,4 biljoen uit (zie Grafiek 2.5). De toename valt grotendeels toe te schrijven aan de effecten van de centrale overheid, die de grootste activacategorie bleven (€ 8,9 biljoen). De overige activacategorieën omvatten bedrijfsobligaties (€ 1,8 biljoen), gedekte bankobligaties (€ 1,6 biljoen) en ongedekte bankobligaties (€ 1,6 biljoen). Regionale overheidsobligaties (€ 598 miljard), effecten op onderpand van activa (€ 572 miljard) en overige verhandelbare activa (€ 1,2 biljoen) hadden een relatief klein aandeel.

Grafiek 2.5

Ontwikkelingen van het beleenbaar onderpand

(EUR miljard)

Bron: ECB.
Toelichting: De onderpandwaarden zijn nominale bedragen. In de grafiek worden gemiddelden van de maandultimogegevens voor elke periode weergegeven.

Het bedrag van het gemobiliseerde onderpand bereikte eind 2021 € 2,8 biljoen

Het bedrag van het gemobiliseerde onderpand steeg in 2021 met € 243 miljard, tot een peil van € 2,8 biljoen aan het einde van het jaar (zie Grafiek 2.6). Die stijging was hoofdzakelijk toe te schrijven aan de kredietvorderingen (die € 915 miljard bedroegen), de gedekte bankobligaties (€ 718 miljard), de effecten van de centrale overheid (€ 435 miljard) en de effecten op onderpand van activa (€ 406 miljard). Ongedekte bankobligaties (€ 141 miljard), regionale overheidsobligaties (€ 88 miljard) en bedrijfsobligaties (€ 77 miljard) vertegenwoordigden elk een kleiner deel van het totale gemobiliseerde onderpand.

Grafiek 2.6

Ontwikkelingen van het gemobiliseerd onderpand

(EUR miljard)

Bron: ECB.
Toelichting: Sinds het eerste kwartaal van 2013 worden ‘niet-verhandelbare activa’ opgesplitst in ‘kredietvorderingen’ en ‘deposito’s met vaste termijn en kasdeposito’s’. Voor het onderpand worden de gemiddelden van de maandultimogegevens voor elke periode weergegeven; het gaat om waarden na waardering en haircuts. Voor het uitstaande krediet worden daggegevens gebruikt.

2.3 De aan het APP en het PEPP verbonden financiële risico's

Zoals reeds uiteengezet, werden de nettoaankopen in het kader van het APP uitgevoerd teneinde de accommoderende invloed van de beleidsrentetarieven van de ECB te versterken. Het APP werd aangevuld met het PEPP, om de ernstige risico’s tegen te gaan die de COVID-19-pandemie teweegbrengt voor het transmissiemechanisme van het monetair beleid en voor de economische vooruitzichten in het eurogebied.

Risico-efficiëntie is een basisprincipe van de risicobeheerfunctie van het Eurosysteem

Zoals andere monetairbeleidsinstrumenten, houden de outright activa-aankopen in het kader van het APP en het PEPP inherent financiële risico’s in, die door het Eurosysteem worden beheerd en beheerst. Wanneer er verscheidene manieren zijn om het beleid te voeren, streeft de risicobeheerfunctie van het Eurosysteem risico-efficiëntie na: de beleidsdoelstellingen halen met zo weinig mogelijk risico’s voor het Eurosysteem.[21]

Voor het APP en het PEPP gelden specifieke risicobeheersingskaders

Voor het APP en het PEPP werden specifieke risicobeheersingskaders voor de financiële risico’s ingesteld. Deze houden rekening met de beleidsdoelstellingen van de programma’s alsook met de kenmerken en risicoprofielen van de verschillende aangekochte types van activa. Beide kaders bestaan uit toelaatbaarheidscriteria, kredietrisicobeoordelings- en zorgvuldigheidsprocedures, waarderingskaders, benchmarks en limieten. De kaders zijn van toepassing op de aankoop van activa, de herinvestering van de hoofdsommen van aangekochte effecten die hun vervaldag bereiken, en de aangehouden effecten zolang ze op de balans van het Eurosysteem zijn opgenomen.

De risicobeheersingskaders beperken niet alleen de financiële risico's, maar dragen ook bij tot de realisatie van de beleidsdoelstellingen, door de activa-aankopen, zoveel als mogelijk is binnen de genoemde doelstellingen, te sturen in de richting van een gediversifieerde, marktneutrale portefeuillesamenstelling. Bovendien zijn de risicobeheersingskaders zodanig ontworpen dat ze rekening houden met niet-financiële risico’s zoals juridische, operationele en reputatierisico’s.

In deze paragraaf worden de huidige risicobeheersingskaders voor financiële risico's beschreven die de tenuitvoerlegging van het APP en het PEPP bepalen.[22] In Tabel 2.1 worden de kernelementen van de kaders samengevat.

Tabel 2.1

Kernelementen van de risicobeheersingskaders voor het APP en het PEPP

Bron: ECB.
Toelichting: ABS: effect op onderpand van activa; CAC: collective action clause - collectieve-actieclausule; CQS: credit quality step - kredietkwaliteitscategorie zoals in de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem (zie de pagina “Eurosystem credit assessment framework” op de website van de ECB).
1) ABS’s met een rating lager dan kredietkwaliteitscategorie 2 moeten aan aanvullende vereisten voldoen, waaronder: (i) geen niet-renderende leningen als onderpand voor het ABS bij de uitgifte of toegevoegd tijdens de looptijd ervan; (ii) de kasstroom genererende activa die worden aangewend als onderpand voor de ABS’s, mogen niet gestructureerd of gesyndiceerd zijn en geen hefboomwerking hebben; en (iii) er moeten bepalingen inzake aflossingscontinuïteit zijn.
2) Zie de pagina “Implementation aspects of the public sector purchase programme (PSPP)” op de website van de ECB.

Toelaatbaarheidsvereisten voor outright activa-aankopen

De beleenbaarheidscriteria gelden voor alle activacategorieën

In principe komen enkel verhandelbare activa die worden aanvaard als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem, potentieel in aanmerking voor aankopen van activa in het kader van het APP en het PEPP. De beleenbaarheidscriteria inzake onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem worden vermeld in het algemeen beleidskader voor monetairbeleidsinstrumenten.

Om in aanmerking te komen voor aankopen in het kader van het APP en het PEPP, moeten activa voldoen aan hoge kredietkwaliteitsnormen waarbij ze beschikken over ten minste één kredietrating[23] van een binnen het kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem aanvaarde externe kredietbeoordelingsinstelling die behoort tot de kredietkwaliteitscategorie 3 (CQS 3) van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem of beter (CQS 1 en CQS 2). Voor de door Griekenland uitgegeven verhandelbare schuldbewijzen wordt tijdelijk van dit vereiste afgezien voor aankopen in het kader van het PEPP.[24] De activa moeten ook in euro luiden en worden uitgegeven en afgewikkeld in het eurogebied.

Behalve de bovengenoemde toelaatbaarheidscriteria zijn specifieke toelaatbaarheidscriteria van toepassing, afhankelijk van het aankoopprogramma. Zo gelden voor het PSPP, het CSPP en het PEPP minimale en maximale looptijden. Voor het CSPP komen activa die worden uitgegeven door kredietinstellingen of door emittenten waarvan de moederonderneming een kredietinstelling is, niet in aanmerking voor aankoop. Voor het CSPP, het CBPP3 en het ABSPP komen door entiteiten in afwikkeling en vermogensbeheermaatschappijen uitgegeven of verstrekte activa bovendien niet in aanmerking voor aankopen. In het CBPP3 moeten de activa voldoen aan de voorwaarden om als onderpand in eigen gebruik ten behoeve van krediettransacties van het Eurosysteem te worden aanvaard, wat betekent dat ze door de uitgevende kredietinstelling als onderpand kunnen worden gebruikt.[25] Voor effecten op onderpand van activa moeten de debiteuren van de respectieve leningen hoofdzakelijk in het eurogebied gevestigd zijn.

Kredietrisicobeoordelingen en zorgvuldigheidsprocedures

Kredietrisicobeoordelingen en zorgvuldigheidsonderzoeken vinden voortdurend plaats

Voor de aankoop van effecten op onderpand van activa, gedekte obligaties en bedrijfsobligaties krachtens het APP en PEPP onderwerpt het Eurosysteem het voor aankoop in aanmerking komende universum voortdurend aan passende kredietrisicobeoordelingen en zorgvuldigheidsprocedures. Het toezicht wordt uitgeoefend aan de hand van een aantal risico-indicatoren. Die beoordelingen en procedures stemmen overeen met het evenredigheidsbeginsel, waarbij risicovollere activa aan een diepgaander analyse worden onderworpen. Zo nodig kunnen aanvullende risicobeheersingsmaatregelen worden toegepast, die ook voldoen aan het evenredigheidsbeginsel. Die maatregelen omvatten met name beperkingen op of de opschorting van aankopen en, in uitzonderlijke gevallen, zelfs de verkoop van activa, waarvoor een beoordeling per geval door de Raad van Bestuur vereist is. Voor de aankoop van door de bedrijvensector uitgegeven activa in het kader van het APP en het PEPP houdt de ECB in haar zorgvuldigheidsprocedures rekening met relevante klimaatveranderingsrisico’s.

Waarderingskaders

De waarderingskaders garanderen dat de aankopen tegen marktprijzen plaatsvinden

De waarderingskaders voor het APP en het PEPP garanderen dat de aankopen tegen marktprijzen plaatsvinden teneinde marktverstoringen tot een minimum te beperken en op een vlottere manier risico-efficiëntie te realiseren. In deze waarderingskaders wordt rekening gehouden met de beschikbare marktprijzen, de kwaliteit van die prijzen en de reële waarde. Voorts worden achteraf prijscontroles uitgevoerd om na te gaan of de transactieprijzen strookten met de marktprijzen op het tijdstip van de transacties.

Aankopen van in aanmerking komende schuldinstrumenten met een negatief effectief rendement zijn toegestaan in alle programma’s voor de aankoop van activa, ook in die, voor zover nodig, met een rendement dat lager ligt dan de rente op de depositofaciliteit.

Benchmarks

Benchmarks worden gebruikt om diversificatie te waarborgen

Benchmarks worden gebruikt om een gediversifieerde portefeuille uit te bouwen; ze helpen ook de risico’s beperken. Voor de aankopen van gedekte obligaties en bedrijfsobligaties worden de benchmarks bepaald door de marktkapitalisatie van het voor aankoop in aanmerking komende universum, dat zijn de nominale uitstaande bedragen van de toelaatbare activa. Voor aankopen van effecten van de overheidssector in het kader van het PSPP en het PEPP bepaalt de kapitaalverdeelsleutel van de ECB de toerekening van de aankopen aan de landen op basis van de uitstaande bedragen. De aankopen in het kader van het PEPP vinden op een flexibele manier plaats, wat schommelingen in de verdeling van de aankoopstromen in de tijd, over de activacategorieën en over de landen mogelijk maakt.

Limieten

Effectenemissie- en emittentenlimieten zijn een doeltreffend instrument om risicoconcentratie te beperken

Voor het APP gelden limietenraamwerken. Bij de kalibratie van de effectenemissie- en emittentenlimieten wordt rekening gehouden met beleidsmatige, operationele en juridische overwegingen en met risicobeheersingsoverwegingen. De limieten worden afgestemd op de activaklasse, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen activa van de overheidssector en activa van de private sector. Toen het PEPP werd aangekondigd, deelde de Raad van Bestuur mee dat voor zover bepaalde zichzelf opgelegde beperkingen een belemmering zouden kunnen vormen voor de maatregelen die het Eurosysteem moet nemen om zijn mandaat te vervullen, de Raad zou overwegen ze te herzien in de mate die nodig is om zijn maatregelen evenredig te maken met de gelopen risico’s.

In het PSPP worden effectenemissie- en emittentenlimieten toegepast om de marktwerking en de prijsvorming te vrijwaren, de evenredigheid te waarborgen, de risicoconcentratie te beperken en te garanderen dat het Eurosysteem geen dominante schuldeiser van de overheden van het eurogebied wordt. De effectenemissielimiet voor supranationale obligaties die in aanmerking komen voor het PSPP, bedraagt 50% van het uitstaande bedrag van het uitgegeven activum. Voor alle andere voor het PSPP in aanmerking komende obligaties werd de effectenemissielimiet vastgesteld op 33%, waarbij per geval moet worden nagegaan of die limiet er niet toe zou leiden dat het Eurosysteem een blokkeringsminderheid zou hebben voor de toepassing van collectieve-actieclausules. Anders bedraagt de effectenemissielimiet 25%. De emittentenlimiet voor supranationale emittenten werd vastgesteld op 50% van het uitstaande bedrag van beleenbare activa die door de respectieve instellingen werden uitgegeven; voor andere in aanmerking komende emittenten beloopt die limiet 33%.

Voor het ABSPP, het CBPP3 en het CSPP mogen de door het Eurosysteem aangehouden activa per emissie niet meer dan 70% bedragen. In het CSPP gelden in specifieke gevallen lagere effectenemissielimieten, bijvoorbeeld voor activa die door overheidsbedrijven worden uitgegeven; deze worden op een soortgelijke wijze behandeld als in het kader van het PSPP. Naast die effectenemissielimieten worden voor het CBPP3 en het CSPP emittentenlimieten toegepast. Voor het CSPP worden de emittentenlimieten bepaald op basis van een op benchmarking gebaseerde toewijzing die samenhangt met de marktkapitalisatie van een emittentengroep, om een gediversifieerde toewijzing van aankopen te waarborgen. Bovendien kunnen lagere limieten van toepassing zijn indien het resultaat van de kredietrisicobeoordeling en de zorgvuldigheidsprocedures dat rechtvaardigt.

2.4 De nieuwe monetairbeleidsstrategie van de ECB

Na een uitgebreide evaluatie maakte de ECB op 8 juli 2021 haar nieuwe monetairbeleidsstrategie bekend. De evaluatie hield rekening met de diepgaande structurele uitdagingen waarmee de economie van het eurogebied en de wereldeconomie te kampen hadden sinds de laatste evaluatie van de monetairbeleidsstrategie in 2003. Een van die uitdagingen was het toegenomen risico dat de basisrentetarieven van de ECB worden beperkt door de effectieve ondergrens. Bij het nastreven van zijn mandaat inzake prijsstabiliteit legde de Raad van Bestuur een symmetrische inflatiedoelstelling van 2% vast, die op de middellange termijn dient te worden gehandhaafd. De Raad beklemtoonde daarbij dat negatieve en positieve afwijkingen van de inflatiedoelstelling even ongewenst waren. Om de symmetrie van zijn inflatiedoelstelling te handhaven, erkende de Raad van Bestuur dat het belangrijk was om rekening te houden met de gevolgen van de effectieve ondergrens. Vooral wanneer de rente dicht bij de ondergrens ligt, zijn bijzonder krachtige of volgehouden monetairbeleidsmaatregelen nodig om persistente negatieve afwijkingen van de inflatiedoelstelling te vermijden. Dit kan ook betekenen dat de inflatie tijdens een overgangsperiode gematigd boven de doelstelling uitkomt. De Raad van Bestuur stelde dat het voornaamste monetairbeleidsinstrument de reeks beleidsrentes van de ECB is. Als erkenning van de effectieve ondergrens voor de beleidsrentes werd bevestigd dat de Raad, zo nodig, met name zou gebruikmaken van forward guidance, aankopen van activa en langerlopende herfinancieringstransacties. Daarnaast zou de Raad ook, indien nodig, nieuwe beleidsinstrumenten overwegen om zijn prijsstabiliteitsdoelstelling na te streven. Voorts bevestigde de Raad dat de HICP zou blijven gelden als maatstaf voor prijsstabiliteit en heeft hij Eurostat een routekaart aanbevolen waarbij de kosten voor eigenwoningbezit in de index worden opgenomen. De Raad van Bestuur stelde dat hij zijn monetairbeleidsbeslissingen zou baseren op een geïntegreerde beoordeling van alle relevante factoren, die zowel op economische als op monetaire en financiële analyses steunt, en die een evenredigheidsbeoordeling omvat van zijn beslissingen en de mogelijke neveneffecten ervan. Onverminderd het doel van prijsstabiliteit, neemt de Raad van Bestuur bij zijn monetairbeleidsbeslissingen andere voor de monetairbeleidsvoering relevante overwegingen in aanmerking. Tegen die achtergrond heeft de Raad zich ertoe verbonden om, binnen het mandaat van de ECB, te waarborgen dat het Eurosysteem ten volle rekening houdt met de gevolgen van de klimaatverandering en de koolstoftransitie. De communicatie van de monetairbeleidsbeslissingen werd aangepast om de herziene monetairbeleidsstrategie weer te geven.[26] Ten slotte bevestigde de Raad van Bestuur zijn voornemen om regelmatig te beoordelen of de monetairbeleidsstrategie passend is. De volgende beoordeling wordt in 2025 verwacht.

De doelstelling inzake prijsstabiliteit, nu en in het verleden

Ontwikkeling van de monetairbeleidsstrategie van de ECB sinds 1998

De Raad van Bestuur stelde zijn eerste monetairbeleidsstrategie vast in 1998; daarin werd prijsstabiliteit gedefinieerd als een ‘jaar-op-jaar stijging van de geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP) van minder dan 2%’. De invoering van een bovengrens van 2% voor de inflatie was toen gerechtvaardigd door de hoge inflatie tijdens de voorgaande decennia. De strategie werd in 2003 herzien, waarbij de Raad van Bestuur aan de definitie van prijsstabiliteit een kwalificatie toevoegde, door te verduidelijken dat werd gestreefd naar een inflatie onder, maar dicht bij 2%. Deze verduidelijking was ingegeven door de toezegging van de ECB om via een positieve invloed op het trendmatige niveau van de nominale rente een toereikende veiligheidsmarge tegen de deflatierisico’s te bieden, terwijl ze ook het probleem van de mogelijke aanwezigheid van een meetfout in de HICP en de implicaties van inflatieverschillen binnen het eurogebied aanpakte. De strategie van de beginjaren bepaalde tevens dat de prijzen op middellange termijn dienden te worden gestabiliseerd en dat de analyse van de risico’s voor de prijsstabiliteit moest worden gebaseerd op twee pijlers, namelijk de ‘economische analyse’ en de ‘monetaire analyse’.

De uitgebreide evaluatie van de monetairbeleidsstrategie in 2020-21 bracht aan het licht dat de aanhoudend lage inflatie tijdens het afgelopen decennium terug te voeren was op onderling verweven factoren. Anders dan in het eerste decennium van het bestaan van het eurogebied waren de inflatieschokken voornamelijk van desinflatoire aard, door de mondiale financiële crisis en de nasleep daarvan. Gelet op de daling van het evenwichtsniveau van de reële rente – de reële rente die consistent is met een inflatie rond de doelstelling en een economie waarvan de reële activiteit op haar potentiële niveau ligt – in het eurogebied (en wereldwijd), konden die schokken niet gemakkelijk worden gecompenseerd via het rentebeleid. De aanhoudend lage inflatie droeg ook bij tot lagere inflatieverwachtingen, die mogelijk minder stevig verankerd werden met de inflatiedoelstelling van de ECB.

Na de strategische evaluatie van 2020-21 keurde de Raad van Bestuur een symmetrische inflatiedoelstelling van 2% op middellange termijn goed. De inflatiedoelstelling van 2% biedt een duidelijk houvast voor de inflatieverwachtingen, wat van essentieel belang is om de prijsstabiliteit te handhaven. De evaluatie wees uit dat een puntdoelstelling doorgaans beter geschikt is dan een bandbreedte om de inflatie te stabiliseren, deels door de eenvoud van zo’n doelstelling.[27] In de vorige formulering van de strategie werd de bovengrens van de bandbreedte duidelijk vastgesteld op 2%, terwijl aan de ondergrens geen numerieke waarde werd toegekend. Dit had het publiek kunnen doen denken dat de ECB krachtiger reageert op opwaartse afwijkingen van de inflatie aangezien deze duidelijk buiten de bandbreedte liggen.

De Raad van Bestuur bevestigde dat het monetair beleid op de middellange termijn gericht blijft. De middellangetermijnkoers houdt rekening met het feit dat de transmissie van het monetair beleid naar de economie en de inflatie onderhevig is aan lange en variabele vertragingen. Deze vertragingen impliceren dat afwijkingen op korte termijn van de inflatie ten opzichte van de doelstelling onvermijdelijk zijn. De gerichtheid op middellange termijn biedt de nodige flexibiliteit om tijdelijke schokken te negeren die spontaan kunnen verdwijnen, waardoor een onnodige volatiliteit van de economische bedrijvigheid en de werkgelegenheid wordt voorkomen.

De Raad van Bestuur beklemtoonde dat negatieve en positieve afwijkingen van de inflatiedoelstelling even ongewenst waren; de doelstelling is met andere woorden symmetrisch. Niettemin kan het bestaan van de ondergrens voor de rente asymmetrieën doen ontstaan bij het nastreven van prijsstabiliteit, aangezien de centrale bank minder ruimte heeft om te reageren op neerwaartse afwijkingen van de inflatie ten opzichte van de doelstelling dan op opwaartse afwijkingen. Het nakomen van de symmetrische inflatiedoelstelling vereist derhalve een bijzonder krachtige of volgehouden monetairbeleidsreactie op desinflatoire schokken wanneer de rente dicht bij de ondergrens ligt, om persistente negatieve afwijkingen van de inflatiedoelstelling te vermijden. Dit kan ook betekenen dat de inflatie tijdens een overgangsperiode gematigd boven de doelstelling uitkomt.

De onconventionele maatregelen waren doeltreffend om de financieringsvoorwaarden te versoepelen en de economische groei, de werkgelegenheid en de inflatie te ondersteunen

Het voornaamste monetairbeleidsinstrument is de reeks beleidsrentes van de ECB. Wegens de daling van de evenwichtsniveaus van de reële rente tijdens de afgelopen decennia zijn centrale banken overal ter wereld echter overgeschakeld op onconventionele monetairbeleidsmaatregelen om de inflatie in de richting van hun doelstellingen te sturen. Daarom had de strategische evaluatie deels ook tot doel de effectiviteit van die maatregelen te toetsen. Hieruit bleek dat elk van de onconventionele instrumenten (waaronder negatieve rentetarieven, forward guidance, aankopen van activa en langerlopende herfinancieringstransacties) daadwerkelijk erin geslaagd was de productie, de werkgelegenheid en de inflatie te verhogen. Ze kwam tot de bevinding dat de maatregelen elkaar hadden versterkt, aangezien de verschillende maatregelen enigszins uiteenlopende effecten kunnen hebben op de economie en de financiële markten.[28] Volgens de evaluatie waren de maatregelen ook evenredig, rekening houdend met mogelijke neveneffecten op het financiële stelsel of de reële economie.

De meting van de prijzen dient verder te worden verbeterd door de opname van de kosten voor eigenwoningbezit

De Raad van Bestuur bevestigde dat de HICP de passende prijsmaatstaf blijft om het bereiken van de doelstelling van prijsstabiliteit te beoordelen. Hoewel de doelstelling van prijsstabiliteit wordt gekwantificeerd aan de hand van de totale inflatie, de ruimste maatstaf van het consumptiepakket van de huishoudens, zal de Raad een breed scala aan indicatoren van de onderliggende inflatie, die volatiele componenten uitsluiten, blijven volgen. De strategische evaluatie merkte nog enige ruimte om de meting van de prijzen verder te verbeteren.[29] De Raad erkende met name dat de HICP dankzij de opname van de kosten voor eigenwoningbezit beter het inflatiecijfer zou weergeven dat relevant is voor huishoudens. De ECB heeft Eurostat en de nationale statistische instituten daarom een routekaart aanbevolen om de kosten voor eigenwoningbezit in de index op te nemen. Aangezien dit een meerjarig project is, zal de Raad van Bestuur inmiddels in zijn bredere reeks aanvullende inflatie-indicatoren rekening houden met inflatiemaatstaven die eerste schattingen van de kosten voor eigenwoningbezit bevatten.

Andere overwegingen die relevant zijn bij het nastreven van prijsstabiliteit

Hoewel de hoofddoelstelling van het Eurosysteem erin bestaat de prijsstabiliteit te handhaven, vereist het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie dat het, onverminderd het doel van prijsstabiliteit, het algemene economische beleid in de EU dient te ondersteunen teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU. Deze omvatten een evenwichtige economische groei, een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en maatschappelijke vooruitgang, en een hoge mate van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu. Het Eurosysteem zal de bevoegde autoriteiten ook helpen een goed beleid te voeren inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en de stabiliteit van het financiële stelsel.

Tot op zekere hoogte zijn volledige werkgelegenheid en prijsstabiliteit onderling verenigbare doelstellingen. Wanneer de inflatie en de werkgelegenheid in dezelfde richting bewegen, kan het monetair beleid de inflatie stabiliseren zonder de werkgelegenheid negatief te beïnvloeden. Niettemin kan het voorkomen dat de inflatie en de werkgelegenheid zich tijdelijk in een tegengestelde richting ontwikkelen, waarbij het verkrappen van het monetair beleid om een hogere inflatie tegen te gaan, zou leiden tot een verdere afname van de werkgelegenheid. Een op de middellange termijn gericht monetair beleid negeert dergelijke tijdelijke situaties en vermijdt volatiliteit in de economische bedrijvigheid en de werkgelegenheid. In verband met de inachtneming van productie- en werkgelegenheidsoverwegingen beklemtoonde de Raad van Bestuur dat het belangrijk is een verscheidenheid aan variabelen en de distributieve gevolgen van het monetair beleid te beschouwen.[30]

De beraadslagingen over het monetair beleid worden aangevuld door rekening te houden met risico’s voor de financiële stabiliteit

Financiële stabiliteit is een basisvoorwaarde voor prijsstabiliteit en omgekeerd. Bij moeilijke omstandigheden op de financiële markten helpen monetairbeleidsmaatregelen ter handhaving van de prijsstabiliteit doorgaans de financiële stabiliteit herstellen, doordat ze een gebrekkige werking van het mechanisme voor de transmissie van het monetair beleid aanpakken en negatieve macrofinanciële terugkoppelingseffecten en schulddeflatieverschijnselen afwenden. Het macro- en microprudentieel beleid vormen de eerste verdedigingslinie tegen de toename van risico’s voor de financiële stabiliteit. Het macroprudentieel beleid en het monetair beleid zijn vaak complementair. Een macroprudentieel beleid dat een opbouw van onevenwichtigheden voorkomt, vermindert bijvoorbeeld de kans op een toekomstige financiële crisis met negatieve effecten op de prijsstabiliteit. Het monetair beleid kan ook de risico’s voor de financiële stabiliteit beïnvloeden. In de ene richting kan een accommoderend monetair beleid het kredietrisico verlagen door de bedrijvigheid en de inflatiedynamiek te stimuleren. In de andere richting kan een accommoderend monetair beleid de opbouw van schuldenlasten aanmoedigen of de gevoeligheid van de activaprijzen verhogen. Symmetrische argumenten zijn van toepassing tijdens fases waarin het monetair beleid wordt verkrapt.

Gelet op de door financiële crisissen veroorzaakte risico’s voor de prijsstabiliteit, beschikt de ECB over een duidelijk conceptueel argument om in haar monetairbeleidsoverwegingen rekening te houden met financiële stabiliteit. Dit weerspiegelt de bestaande beperkingen van het macroprudentieel beleid in de verschillende fasen van de financiële cyclus, de wisselwerkingen tussen het macroprudentieel beleid en het monetair beleid, en de mogelijke neveneffecten van het monetair beleid op de financiële stabiliteit. Tegelijkertijd is het belangrijk de misvatting te vermijden dat het monetair beleid de financiële stabiliteit dient te waarborgen. De Raad van Bestuur voert geen systematisch beleid van ofwel ‘leaning against the wind’ (waarbij het monetair beleid systematisch wordt verkrapt wanneer de systeemrisico’s toenemen) ofwel ‘cleaning’ (waarbij het monetair beleid systematisch wordt versoepeld wanneer de systeemrisico’s tot uiting komen). De Raad hanteert veeleer een flexibele benadering door overwegingen inzake financiële stabiliteit in aanmerking te nemen. Elke monetairbeleidsreactie op bezorgdheid over de financiële stabiliteit zal afhangen van de geldende omstandigheden en zal worden ingegeven door de gevolgen voor de prijsstabiliteit op middellange termijn. Daartoe wordt de voorbereiding van de beraadslagingen over het monetair beleid uitgebreid met aanvullende informatie over afwegingen in verband met financiële stabiliteit.[31]

Een actieplan om de klimaatverandering in aanmerking te nemen bij de monetairbeleidstransacties

De nieuwe monetairbeleidsstrategie houdt rekening met de klimaatverandering. De klimaatverandering kan de monetairbeleidsvoering beïnvloeden via haar invloed op de structuur en de conjuncturele dynamiek van de economie en het financiële stelsel.[32] Binnen zijn mandaat streeft de Raad van Bestuur ernaar te garanderen dat het Eurosysteem, in overeenstemming met de klimaatdoelstellingen van de EU, ten volle rekening houdt met de gevolgen van de klimaatverandering en de koolstoftransitie voor het monetair beleid en de werkzaamheden van centrale banken. De Raad heeft zich dan ook verbonden tot een ambitieus klimaatactieplan. Het actieplan behelst een uitbreiding van de analysecapaciteit en de uitwerking van nieuwe statistische indicatoren om het inzicht in de macro-economische impact van de klimaatverandering te vergroten. De Raad van Bestuur zal bovendien het operationele kader van het monetair beleid aanpassen in verband met informatieverschaffing, risicobeoordeling, aankopen van door de bedrijvensector uitgegeven activa en het onderpandskader.

Het analytisch kader en de communicatie vernieuwen

Integratie van de economische en de monetaire en financiële analyse

In het verleden baseerde de ECB haar analyse van de risico’s voor de prijsstabiliteit op twee verschillende ‘pijlers’: de ‘economische analyse’ en de ‘monetaire analyse’. Deze werden onderling getoetst om een alomvattende beoordeling uit te werken. De nieuwe strategie erkent dat twee gespecialiseerde analysedomeinen voordelen bieden, maar vindt ook de integratie van de analyses waardevol, gelet op de vele kanalen voor de terugkoppeling van de monetaire en financiële sfeer naar de ruimere economie, en omgekeerd. De economische analyse spitst zich toe op het kortetermijnverloop van de economische groei, de werkgelegenheid en de inflatie, de projecties van belangrijke macro-economische variabelen op middellange termijn door medewerkers van het Eurosysteem en de ECB, en een veelomvattende beoordeling van de risico’s voor de economische groei en de prijsstabiliteit. Aangezien de monetaire en financiële analyse zich ontwikkelde te midden van de uitdagingen die tijdens en na de mondiale financiële crisis ontstonden, kent ze een belangrijke rol toe aan het onderzoek van monetaire en financiële indicatoren. Daarbij ligt de nadruk op het mechanisme van de monetairbeleidstransmissie, met name via kanalen als het krediet, de bancaire kredietverlening, het nemen van risico’s en de prijsbepaling van activa. De Raad van Bestuur baseert zijn monetairbeleidsbeslissingen, inclusief de beoordeling van de evenredigheid van zijn beslissingen en van de mogelijke neveneffecten ervan, op die geïntegreerde beoordeling.

De communicatie wordt meer op het grote publiek gericht

Ten slotte besloot de Raad van Bestuur om de communicatie van de monetairbeleidsbeslissingen via de verklaring over het monetair beleid, de persconferentie, het Economisch Bulletin en de ‘monetary policy accounts’ (verslag over het monetair beleid) aan te passen zodat ze de herziene monetairbeleidsstrategie weerspiegelt. Die producten zouden worden aangevuld met gelaagde en gevisualiseerde versies van monetairbeleidscommunicatie voor het grote publiek. Dat is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat het publiek de maatregelen van de ECB begrijpt en vertrouwt. De Raad van Bestuur kondigde tevens, op grond van de geslaagde ervaringen met de luistersessies[33] tijdens de strategische evaluatie, het voornemen aan om van dergelijk overleg een structureel element van de interactie van het Eurosysteem met het publiek te maken.[34]

Kader 2
Het actieplan van de ECB inzake klimaatverandering

De aanpak van de klimaatverandering is een mondiale uitdaging en een spoedeisende beleidsprioriteit voor de Europese Unie. Hoewel regeringen en parlementen als eerste verantwoordelijk zijn en beschikken over krachtiger instrumenten om de klimaatverandering te bestrijden, erkent de ECB ten volle dat ze klimaatafwegingen, binnen haar mandaat en haar bevoegdheden, meer in haar beleidskader dient op te nemen. Het Eurosysteem moet de gevolgen van de klimaatverandering en de overgang naar een duurzamere economie in aanmerking nemen om zijn hoofddoelstelling, het handhaven van prijsstabiliteit, te verwezenlijken. Bovendien beïnvloeden klimaatgerelateerde risico’s niet enkel de vooruitzichten voor de prijsstabiliteit, door hun invloed op de macro-economische indicatoren en op de transmissie van het monetair beleid; ze kunnen ook een weerslag hebben op de waarde en het risicoprofiel van de activa op de balans van het Eurosysteem. Voorts dient het Eurosysteem, overeenkomstig zijn secundaire doelstelling, het algemene economische beleid in de Europese Unie te ondersteunen, onverminderd de doelstelling van prijsstabiliteit. Gelet op het belang van de klimaatverandering voor het monetair beleid, stond ze centraal in de evaluatie van de monetairbeleidsstrategie van de ECB van 2020-21.

Na de afronding van de strategische evaluatie publiceerde de ECB een uitgebreid actieplan inzake klimaatverandering, samen met een gedetailleerde routekaart, om afwegingen inzake klimaatverandering in haar monetairbeleidskader op te nemen. De Raad van Bestuur wil zich toeleggen op activiteiten in de volgende zes domeinen: (i) macro-economische modellen en beoordeling van de gevolgen voor de transmissie van het monetair beleid, (ii) statistische gegevens voor de analyse van klimaatrisico’s, (iii) vereisten inzake informatieverschaffing, (iv) versterking van het risicobeoordelingsvermogen, (v) onderpandskader, en (vi) aankopen van door de bedrijvensector uitgegeven schuldbewijzen. De tenuitvoerlegging van het actieplan zal nauw worden afgestemd op de vooruitgang die de EU boekt met haar beleid en initiatieven op het vlak van informatieverschaffing en rapportage over ecologische duurzaamheid en andere relevante EU‑wetgeving.

In verband met de macro-economische modellen en de beoordeling van de gevolgen voor de transmissie van het monetair beleid zal de ECB haar analysecapaciteit op het gebied van macro-economische modellen verhogen om rekening te houden met de gevolgen van de klimaatverandering en de daarmee samenhangende beleidsmaatregelen voor de economie, het financiële stelsel en de transmissie van het monetair beleid. De ECB zal tevens klimaatgerelateerde risico’s opnemen in de door medewerkers van de ECB/het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied, om de invloed van die risico’s op de economie te beoordelen.

Op het gebied van de statistiek zal de ECB nieuwe indicatoren voor de analyse van klimaatrisico’s uitwerken voor drie hoofdcategorieën: groene financiële instrumenten, blootstellingen van financiële instellingen aan fysieke klimaatrisico’s en de koolstofvoetafdruk van de portefeuilles van financiële instellingen. Die experimentele indicatoren zullen tegen eind 2022 beschikbaar worden gesteld. Daarna zullen ze stapsgewijs worden verbeterd dankzij een betere beschikbaarheid en harmonisatie van de gegevens (zie paragraaf 7.2 voor nadere details).

In verband met de monetairbeleidstransacties zal de ECB in 2022 een gedetailleerd plan aankondigen om vereisten inzake informatieverschaffing over de milieuhoudbaarheid voor activa van de private sector in te voeren als nieuw beleenbaarheidscriterium, of als basis voor een gedifferentieerde behandeling voor onderpand en aankopen van activa. Dergelijke vereisten, die op de EU-regelgeving zullen worden afgestemd, zullen een consistentere informatieverschaffing in de markt bevorderen en zullen de evenredigheid handhaven via aanpassingen voor kleine en middelgrote ondernemingen.

De ECB zal tevens haar beoordelingsvermogen inzake klimaatrisico’s versterken. De klimaatstresstests van de balans van het Eurosysteem zullen de blootstelling van het Eurosysteem aan klimaatrisico’s beoordelen. Een eerste proefstresstest zal in 2022 plaatsvinden aan de hand van de methodologie die de ECB hanteert voor de klimaatstresstest voor de hele economie. De ECB zal ook nagaan of de door het kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem erkende kredietbeoordelaars de informatie verschaffen die nodig is om te tonen hoe ze klimaatrisico’s in de kredietratings opnemen. Bovendien zal de ECB overwegen minimumnormen op te leggen voor de opname van klimaatrisico’s in haar interne ratings.

Voor het onderpandskader neemt de ECB klimaatverandering in aanmerking bij de toetsing van de waarderings- en risicobeheersingskaders voor activa die tegenpartijen als onderpand kunnen gebruiken in krediettransacties van het Eurosysteem. De ECB zal ook de structurele ontwikkelingen op de markten voor duurzame producten blijven volgen teneinde binnen haar mandaat innovatie op het vlak van duurzame financiering te ondersteunen. Sinds begin 2021 aanvaardt de ECB, bijvoorbeeld, duurzame obligaties als onderpand.

Voor de aankopen van door de bedrijvensector uitgegeven schuldbewijzen houdt de ECB reeds rekening met klimaatrisico’s wanneer ze voor die aankopen zorgvuldigheidsonderzoeken uitvoert. De ECB zal tevens, overeenkomstig haar mandaat, het kader voor de toewijzing van aankopen van bedrijfsobligaties aanpassen, om daarin klimaatcriteria op te nemen. Een van die criteria zal zijn dat de emittenten ten minste de EU-wetgeving ter uitvoering van het klimaatakkoord van Parijs naleven, via klimaatgerelateerde maatstaven, of dat ze toezeggen om dergelijke doelstellingen te willen bereiken. Voorts zal de ECB in het eerste kwartaal van 2023 klimaatgerelateerde informatie over het CSPP beginnen te verstrekken.

De ECB zal de voortgang van die activiteiten nauwlettend volgen en belangrijke mijlpalen aan het publiek kenbaar maken. Het onlangs opgerichte Centrum Klimaatverandering van de ECB zal een belangrijke rol spelen bij het coördineren van de activiteiten binnen de ECB (zie Kader 13).

Kader 3
Een vernieuwde communicatie over het monetair beleid

In 2021 begon er een nieuw hoofdstuk voor de communicatie van de ECB over het monetair beleid. Ingevolge haar strategische evaluatie moderniseerde de ECB de wijze waarop zij het monetair beleid voorstelt en uitlegt aan zowel deskundigen als het grote publiek. Die innovaties kwamen tot stand via een gezamenlijke inspanning in het Eurosysteem, met de inbreng van deskundigen van alle nationale centrale banken. Met haar vernieuwingen reageerde de ECB op de groeiende vraag naar toegankelijker informatie over haar beleid en instrumenten, met name voor een niet-deskundig publiek. Uit de respons tijdens ‘De ECB luistert’-evenementen en luistersessies bij de nationale centrale banken, die een onderdeel waren van de strategische evaluatie, bleek duidelijk dat de mensen verlangen dat de ECB een begrijpelijker taal gebruikt en beter uitlegt waarom haar beleid belangrijk is voor hun dagelijks leven. Er zijn ook aanwijzingen dat zelfs deskundigen beknopte teksten zonder jargon boeiender vinden.

Een nieuwe stijl voor de verklaring over het monetair beleid

Sinds juli 2021 vervangt een nieuwe verklaring over het monetair beleid de ‘inleidende verklaring’ als kerninstrument om monetairbeleidsbeslissingen mee te delen. De nieuwe verklaring is korter, hanteert een toegankelijker taal en geeft een duidelijker beschrijving. In die verklaring wordt geschetst hoe de beoordeling van de economie door de Raad van Bestuur ten grondslag ligt aan de beleidskeuzes van de ECB, en wordt uiteengezet wat ze met die keuzes tracht te bereiken.

Zoals blijkt uit Grafiek A, vormt de nieuwe verklaring over het monetair beleid een stap voorwaarts in de inspanningen van de ECB om haar beleid begrijpelijker te maken. Standaardmetingen van de leesbaarheid tonen aan dat de nieuwe verklaring veel minder complex is en wijzen uit dat het niet langer circa 14 jaar formeel onderwijs, dus een academische graad, vergt om de tekst te begrijpen.

Grafiek A

Complexiteit van de verklaringen van de ECB over het monetair beleid

Bron: Bijgewerkte gegevens (februari 2022) uit de analyse in Coenen, G. et al., “Communication of monetary policy in unconventional times”, Working Paper Series, No 2080, ECB, juni 2017.
Toelichting: De grafiek toont de lengte en de complexiteit van de inleidende verklaringen/de verklaringen over het monetair beleid van de ECB. De lengte wordt afgemeten naar het aantal woorden (aangeduid door de omvang van de cirkel). De moeilijkheidsgraad van het taalgebruik wordt gemeten aan de hand van de Flesch-Kincaid Grade Level score, die weergeeft hoeveel jaren formeel onderwijs vereist zijn om een tekst te begrijpen, op basis van de lengte van de zinnen en de woorden in die tekst. De verticale stippellijn stelt de afronding van de strategische evaluatie van 2020-21 door de ECB voor.

“Onze verklaring over het monetair beleid in een oogopslag”

Een bijzonder nieuw element in de communicatie over de monetairbeleidsbeslissingen is de visualisatie van de verklaring over het monetair beleid, ‘onze verklaring over het monetair beleid in een oogopslag’. Dit nieuwe product, dat gericht is op het grote publiek en beschikbaar is in alle officiële talen van de EU, deelt de belangrijkste boodschappen van de monetairbeleidsverklaring op een vereenvoudigde wijze mee. Aan de hand van verteltechnieken, herkenbare afbeeldingen en eenvoudige taal licht het de meest recente besluiten van de ECB toe in een aantrekkelijke, gemakkelijk te begrijpen vorm.

De ECB gebruikt die nieuwe communicatiemiddelen om de kennis van en het inzicht in haar beleid te verbeteren en, uiteindelijk, het publiek meer vertrouwen in te boezemen. Dit is van essentieel belang, niet enkel voor de aanvaarding en legitimiteit van de ECB als een onafhankelijke instelling, maar ook om het monetair beleid effectiever te maken en de inflatieverwachtingen beter te verankeren. Uit recent onderzoek op basis van de enquête van de ECB naar de verwachtingen onder consumenten (ECB’s Consumer Expectations Survey - CES) blijkt dat de vaststelling en de bekendmaking van de nieuwe symmetrische inflatiedoelstelling van 2% een positieve invloed hadden op de geloofwaardigheid van de ECB. Met name zullen huishoudens in het eurogebied die op de hoogte zijn van de nieuwe doelstelling en de gevolgen daarvan, wellicht meer verwachten dat de ECB op de middellange termijn voor prijsstabiliteit zal zorgen.[35]

3 Europese financiële sector: herstel in 2021 vermindert risico’s op korte termijn, maar kwetsbaarheden bouwen zich verder op

De verbeterde economische omstandigheden in de loop van 2021 verminderden de pandemiegerelateerde kortetermijnrisico’s voor de financiële stabiliteit van het eurogebied, doordat de bedrijven, de lenende overheden en de banken extreme negatieve gebeurtenissen wisten te vermijden. Verstoringen in de mondiale toeleveringsketens en stijgende energieprijzen vormden echter nieuwe uitdagingen voor de kracht van het herstel en voor de inflatievooruitzichten, die wellicht ook de financiële stabiliteit zouden kunnen aantasten. Tegelijkertijd bleven een aantal andere kwetsbaarheden zich opbouwen: als gevolg van de pandemie waren de waarderingen op de huizenmarkt en de financiële markten steeds meer doorgeschoten, bleven de niet-bancaire financiële instellingen risico’s nemen en lieten bedrijven en overheden hogere schuldniveaus optekenen. Naarmate het herstel vorderde, verschoof de focus van de macroprudentiële beleidsbesprekingen van kortetermijnsteun verlenen naar kwetsbaarheden voor de financiële stabiliteit, met name opkomende cyclische risico’s en vastgoedmarktrisico’s, matigen. Daarnaast werd voortgewerkt aan een sterker regelgevend kader voor banken en een krachtiger macroprudentiële aanpak van niet-bancaire financiële instellingen om het financiële stelsel op de lange termijn nog veerkrachtiger te maken.

3.1 De omgevingsfactoren voor de financiële stabiliteit in 2021

In de loop van 2021 trok het economisch herstel aan en breidde het zich uit over de eurolanden en de economische sectoren, wat zich vertaalde in algemeen verbeterde kortetermijnvooruitzichten voor de financiële stabiliteit, met weliswaar enkele aanhoudende kortetermijnrisico’s. Die hadden te maken met knelpunten in de mondiale toeleveringsketens en stijgende energieprijzen, die de vooruitzichten voor zowel de inflatie als het economisch herstel begonnen te beïnvloeden, en met onzekerheden over het toekomstige verloop van de pandemie. De bedrijfswinsten gingen er in 2021 in het algemeen op vooruit, maar niet-financiële ondernemingen die meer blootgesteld waren aan beperkingen als gevolg van de pandemie en die een hogere bestaande schuldenlast hadden, bleven kwetsbaar, terwijl de hoge overheidsschulden de bezorgdheid over de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn deden toenemen. Tekenen van doorgeschoten waarderingen in sommige financiële activacategorieën en de dynamische ontwikkeling van de residentiële vastgoedmarkten in het eurogebied deden de kwetsbaarheden ook toenemen. Tot slot werden de banken in het eurogebied, ondanks de verbeterde winstgevendheid en activakwaliteit, nog altijd gehinderd door structurele uitdagingen, terwijl niet-bancaire financiële instellingen nog steeds te maken hadden met een verhoogd krediet- en liquiditeitsrisico. (Zie Figuur 3.1.)

De pandemie leidde in de loop van 2021 tot een stijging van de schulden van overheden en bedrijven. De bezorgdheid over de houdbaarheid van de overheidsschuld werd echter getemperd door het verdere herstel en gunstige financieringsvoorwaarden, die de herfinancieringsrisico’s hielpen verminderen. In de bedrijvensector daalden de insolventierisico’s op korte termijn als gevolg van verbeterde winstvooruitzichten en de voortzetting van, weliswaar meer gerichte, steunmaatregelen van de overheid. Sommige bedrijven bleven kwetsbaar, met name bedrijven die vóór de pandemie hoge schulden hadden en in sectoren die harder door de pandemie werden getroffen. In de toekomst zouden bedrijfsfaillissementen nog kunnen toenemen, door een achterstand van onopgeloste faillissementen en een geleidelijke afbouw van de steunmaatregelen, hoewel deze toename minder hoog zou moeten zijn dan wat in de beginfase van de pandemie werd gevreesd. Tegen de achtergrond van de snelle groei op de huizenmarkten, kwam de huizenprijsstijging in september 2021 op jaarbasis uit op 9%, wat in sommige landen de ramingen van overwaarderingen verder deed stijgen. De versnelling van de huizenprijzen vloeide voort uit de prijsstijgingen in zowel stedelijke als niet-stedelijke gebieden. Tekenen van een versoepeling van de kredietvoorwaarden in sommige landen en een hoge en toenemende schuldenlast van de huishoudens deden in die landen ook de kwetsbaarheden op de middellange termijn toenemen. Terwijl een lage rente kredietnemers in staat stelt goedkopere financiering voor langere looptijden vast te leggen, waardoor het herfinancieringsrisico afneemt en de bezorgdheid over de rente- en aflossingsverplichtingen wordt getemperd, vormt de hogere schuld een toekomstige kwetsbaarheid in alle sectoren, vooral wanneer de financieringskosten zouden stijgen en de economische groei niet aan de verwachtingen zou voldoen.

Doorgeschoten waarderingen maakten sommige markten vatbaar voor correcties

De financiële markten werden in 2021 gekenmerkt door een over het algemeen positief risicosentiment, maar in sommige segmenten werden de waarderingen verder opgedreven doordat beleggers in een klimaat van lage reële rendementen op zoek gingen naar hogere opbrengsten. De aandelenmarkten bleven erop vooruitgaan onder invloed van sterk gestegen winstverwachtingen en aanhoudend gunstige financieringsvoorwaarden. De recordhoge uitgifte van hoogrenderende bedrijfsobligaties ging gepaard met verminderde rendementsverschillen, wat wees op een sterke interesse van beleggers voor risicovolle activa. De waarderingen van bepaalde activacategorieën leken doorgeschoten, aangezien het verdere herstel op de aandelenmarkten aan kracht won met het nieuws over de succesvolle ontwikkeling van vaccins en mogelijk werd gestimuleerd door hefboomfinanciering, wat grote geconcentreerde verliezen had kunnen bespoedigen als de volatiliteit was toegenomen.

De winstgevendheid van banken verbeterde maar structurele uitdagingen bleven bestaan

In 2021 stegen de bankwinsten in het eurogebied tot het niveau van vóór de pandemie, onder invloed van lagere kosten in verband met kredietverliezen en hoge inkomsten uit investeringsbankieren. De kwaliteit van de activa bleef beter dan aanvankelijk bij de uitbraak van de pandemie werd gevreesd, als gevolg van de steunmaatregelen van de overheid aan bedrijven en het economische herstel. Het percentage niet-renderende leningen daalde tot een niveau dat voor het laatst vóór de globale financiële crisis was opgetekend, doordat banken verdere vooruitgang boekten in het van de hand doen van niet-renderende leningen. Aan de passiefzijde intensiveerden de banken de doorwerking van de negatieve rentes naar deposanten, terwijl de reglementaire kapitaalratio’s in de eerste helft van 2021 over het geheel genomen zeer licht daalden. Het marktsentiment ten aanzien van banken in het eurogebied bleef gunstig dankzij de resultaten van de stresstest van de Europese Bankautoriteit van juli 2021 en de intrekking van de ECB-aanbeveling dat alle banken zouden afzien van dividenduitkeringen of deze beperken.[36] In de toekomst zal de winstgevendheid afhangen van het verloop van het economisch herstel en van de pandemie, en enige bezorgdheid over de activakwaliteit kan opnieuw opduiken naarmate de steunmaatregelen van de overheid geleidelijk worden ingetrokken. Daarnaast werden de banken ook in 2021 op verschillende manieren uitgedaagd door structurele problemen die al vóór de pandemie bestonden, zoals een lage kostenefficiëntie, een beperkte inkomstendiversificatie, overcapaciteit en kleinere marges in een lagerenteomgeving.

De niet-bancaire financiële sector nam meer kredietrisico’s doordat die weinig liquide activa aanhield

In 2021 bleven niet-bancaire financiële instellingen, zoals beleggingsfondsen, verzekeringsondernemingen en pensioenfondsen, die een belangrijke financieringsbron zijn voor de reële economie, hun investeringen in obligaties van mindere kwaliteit uitbreiden. Terwijl de kredietrisico’s verbonden aan deze effecten op de korte termijn werden verlicht doordat de kwetsbaarheden in de bedrijfssector afnamen, bleven de niet-banken blootgesteld aan het risico van aanzienlijke kredietverliezen indien de voorwaarden in de bedrijfssector zouden verslechteren. Voor beleggingsfondsen werden de toenemende kredietrisico’s versterkt door een hoog liquiditeitsrisico als gevolg van de lage liquiditeitsbuffers en de lage liquide activa, waardoor de sector kwetsbaar bleef bij grootschalige uitstroom van beleggers. De gemiddelde looptijd van de beleggingen van de fondsen verhoogde verder, waardoor hun portefeuilles kwetsbaarder werden voor waarderingsverliezen bij een forse stijging van de mondiale rendementen. Als waarderingsverliezen tot grote terugtrekkingen van inlagen zouden leiden, zouden fondsen, gezien hun lage liquiditeitsbuffers, gedwongen kunnen worden activa te verkopen, wat zou kunnen leiden tot een negatieve wisselwerking tussen activawaarderingen en terugtrekkingen van inlagen. De vooruitzichten voor de winstgevendheid en kredietratings van verzekeraars verbeterden in 2021, dankzij gunstige ontwikkelingen in de vraag, de prijszetting en kostenbesparingen.

Naast de risico’s voor individuele sectoren vormde de klimaatverandering in 2021 meerdere, grote en steeds dringender risico’s voor de financiële stabiliteit in het eurogebied. Uit analyses die de ECB in de loop van het jaar uitvoerde[37] blijkt dat klimaatgerelateerde risico’s voor banken, fondsen en verzekeraars uit het eurogebied doorslaggevend kunnen zijn, zeker als de klimaatverandering niet methodisch wordt tegengegaan. Alle banken, fondsen en verzekeraars moeten hun blootstelling aan een transitie naar een koolstofarme economie en aan fysieke risico’s als gevolg van extreem weer en klimaatgerelateerde gebeurtenissen beheren. Tot op heden wijzen analyses van de ECB erop dat dergelijke risico’s vooral aanwezig blijken in bepaalde sectoren, geografische regio’s en afzonderlijke banken, wat de implicaties voor de financiële stabiliteit versterkt. Tegelijkertijd moeten er nog lacunes in de gegevens en de methodologie worden aangepakt om klimaatgerelateerde risico’s uitvoeriger te beoordelen.

Figuur 3.1

Belangrijkste risico’s voor de financiële stabiliteit in het eurogebied

Bron: ECB.
Toelichting: Beoordeling van de financiële stabiliteit op 17 november 2021.

3.2 Macroprudentieel beleid: vlotte kredietverlening verzekeren en de opbouw van kwetsbaarheden beheersen

Macroprudentiële beleidsmaatregelen zijn een belangrijk instrument om kwetsbaarheden voor de financiële stabiliteit aan te pakken

Macroprudentieel beleid kan de toenemende kwetsbaarheden helpen bedwingen en de veerkracht van de financiële sector ondersteunen, en daarmee bijdragen tot een vlotte kredietverstrekking aan de economie, zelfs in tijden van nood, zoals tijdens de pandemie. In dat verband is het de taak van de ECB de macroprudentiële kapitaalmaatregelen voor banken te beoordelen die zijn gepland door de nationale autoriteiten in landen die deelnemen aan het Europees bankentoezicht. Belangrijk is dat de ECB in geval van nood strengere kapitaalmaatregelen kan toepassen.[38]

In haar nieuwe monetairbeleidsstrategie hecht de ECB meer belang aan de financiële stabiliteit in haar monetairbeleidsbesprekingen, wat het belang van het macroprudentiële beleidsterrein doet toenemen.[39] Financiële stabiliteit is een eerste vereiste voor prijsstabiliteit, aangezien financiële crisissen leiden tot een verzwakt transmissiemechanisme van het monetair beleid en buitensporige schuldafbouw door banken, met negatieve gevolgen voor de economische groei en de inflatievooruitzichten. Hoewel monetaire accommodatie via een aantal kanalen[40] de financiële stabiliteit kan ondersteunen, kan ze er ook toe leiden dat er zich systeemrisico’s opbouwen, wat toezicht en aandacht vanuit macroprudentieel oogpunt rechtvaardigt. Door risico’s voor de financiële stabiliteit aan te pakken, met inbegrip van de risico’s die voortvloeien uit de onbedoelde effecten van de monetaire accommodatie, maken macroprudentiële maatregelen het voor het monetaire beleid mogelijk om te focussen op de hoofddoelstelling, namelijk prijsstabiliteit. Overeenkomstig de nieuwe strategie, wordt regelmatig een grondige beoordeling van de wisselwerking tussen het monetaire beleid en de financiële stabiliteit uitgevoerd als onderdeel van de monetaire en financiële analyse en wordt die in overweging genomen tijdens de monetairbeleidsvergaderingen van de Raad van Bestuur.

Momenteel houden de risico’s voor de financiële stabiliteit verband met kwetsbaarheden als gevolg van steeds meer doorgeschoten waarderingen op de vastgoedmarkten en de financiële markten, het aanhoudende risico dat door niet-banken wordt genomen en het hoge schuldniveau in zowel de publieke als de private sector.[41] Een aangescherpt macroprudentieel beleid zou een aantal van deze kwetsbaarheden kunnen aanpakken, met name op de vastgoedmarkten in sommige landen, en de algemene veerkracht van de banken kunnen vergroten. Daarnaast zal een sterker regelgevend kader voor banken en niet-banken en het beheer van klimaatrisico’s de algehele weerbaarheid van het financiële stelsel op de lange termijn verder helpen verhogen.

Macroprudentieel beleid tijdens de pandemie

Een aantal beleidsmaatregelen voor de financiële sector hielpen de financiële stabiliteit in stand houden tijdens de pandemie

Bij de uitbraak van de pandemie maakten de macroprudentiële autoriteiten meer dan € 20 miljard aan kapitaal vrij om de banken in staat te stellen mogelijke verliezen op te vangen en aan de kredietvraag te voldoen. Hiervoor gaven ze vooral de contracyclische kapitaalbuffer en de buffer voor systeemrisico’s vrij.[42] Deze maatregelen vormden een aanvulling op de maatregelen die ECB-Bankentoezicht trof om de banken tijdelijke kapitaalsteun en operationele verlichting te bieden en de dividenduitkeringen te beperken.[43] De ECB bleef in 2021 toezien op de doeltreffendheid van de prudentiële maatregelen en dat het kapitaalkader tijdens de pandemie een vlotte kredietverlening bleef waarborgen. Uit onderzoek van ECB-medewerkers blijkt dat de vrijmaking van kapitaal het kredietaanbod inderdaad heeft gestimuleerd (zie Kader 4).

In de tweede helft van 2021 begon de algemene macroprudentiële beleidskoers te verschuiven naar een geleidelijke en gerichte verkrapping, naarmate het economisch herstel aanhield en de kwetsbaarheden op middellange termijn verder toenamen, vooral op de residentiële vastgoedmarkten. In overeenstemming met de beoordeling van de ECB werden macroprudentiële maatregelen ingevoerd of aangescherpt in bepaalde rechtsgebieden waar de kwetsbaarheden groter waren en het economisch herstel verder gevorderd was. In Bulgarije en Estland werd de contracyclische kapitaalbuffer verhoogd.[44] In Litouwen werd een sectorale systeemrisicobuffer van 2% ingevoerd om de residentieel vastgoedrisico’s aan te pakken.[45] In België, Estland en Frankrijk werd de toepassingsperiode van de macroprudentiële maatregelen krachtens artikel 458 van de Verordening Kapitaalvereisten verlengd. Verder besloot Nederland vanaf 1 januari 2022 een ondergrens voor risicoweging[46] toe te passen op de portefeuilles van hypothecaire leningen van banken volgens de op interne ratings gebaseerde benadering voor de berekening van de reglementaire kapitaalvereisten.[47]

De ECB beoordeelde de kennisgevingen van macroprudentiële maatregelen in 2021 en maakte geen bezwaar tegen deze beslissingen, die in overeenstemming werden geacht met haar eigen beoordeling. Een verdere verkrapping van het macroprudentieel beleid om de kwetsbaarheden op middellange termijn aan te pakken lijkt gerechtvaardigd, tenzij neerwaartse risico’s voor de economische groei werkelijkheid worden.[48] In dit verband staat de ECB klaar om strengere macroprudentiële maatregelen toe te passen dan die waartoe de nationale autoriteiten hebben besloten, mochten deze laatste maatregelen als ontoereikend worden beschouwd of als de kwetsbaarheden naar verwachting verder zouden escaleren.

Tot slot is de ECB bezig met initiatieven om het macroprudentieel toezicht te versterken. Ze zal in 2022 bijdragen aan de herziening van het macroprudentieel kader van de EU voor banken door in te gaan op de vraag om advies van de Europese Commissie en haar standpunt te coördineren met het Europees Comité voor Systeemrisico’s en de Europese Bankautoriteit.[49] Daarnaast blijft de ECB in de relevante fora initiatieven promoten om te komen tot een macroprudentiële aanpak voor niet-banken (zie Kader 5).

Samenwerking met het Europees Comité voor Systeemrisico's

In 2021 bleef de ECB analytische, statistische, logistieke en administratieve ondersteuning bieden aan het secretariaat van het Europees Comité voor Systeemrisico’s (European Systemic Risk Board - ESRB).[50] De ECB verleende algemene steun aan de werkzaamheden van het ESRB op het gebied van met name: (i) de gevolgen voor de financiële stabiliteit van fiscale steunmaatregelen tijdens de pandemie;[51] (ii) de macroprudentiële beleidsuitdagingen in de lagerenteomgeving;[52] (iii) de ontwikkeling van risicomaatstaven voor niet-bancaire financiële instellingen (zie Kader 5 over de macroprudentiële aanpak voor de niet-bancaire financiële sector);[53] en (iv) de financiële stabiliteitsrisico’s van klimaatveranderingsfactoren.[54] De ECB was voorzitter van de ESRB-taskforce voor de stresstests,[55] en nam actief deel aan verschillende andere ESRB-werkgroepen, zoals een redactieteam dat een antwoord moet formuleren op de vraag om advies van de Europese Commissie over de herziening in 2022 van het macroprudentieel kader van de EU; een expertgroep die zich bezighoudt met de operationalisering van een macroprudentieel kader;[56] een taskforce die de effecten van overlappende kapitaalvereisten analyseert;[57] en de European Systemic Cyber Group, die een macroprudentiële strategie ontwikkelt om systemische cyberrisico’s te beoordelen.

Meer gedetailleerde informatie over het ESRB is beschikbaar op de website van dat comité en in zijn Jaarverslagen.

Kader 4
Kapitaalbuffers van banken en kredietverlening aan niet-financiële ondernemingen tijdens de pandemie

Een kerndoelstelling van het Bazel III-kapitaalbufferkader bestaat erin de kans te verkleinen dat het bankenstelsel het kredietaanbod tijdens crisissen zal inperken. Daartoe voerden Bazel III en de Europese uitvoering ervan het gecombineerde buffervereiste (combined buffer requirement — CBR) in[58], een extra kapitaalniveau waaraan banken in goede tijden moeten voldoen, waardoor ze zorgen voor kapitaal dat ze bij een economische neergang kunnen gebruiken om verliezen op te vangen en aan de kredietvraag te voldoen. Het gebruik van het CBR kent echter een aantal beperkingen, met name het maximaal uitkeerbare bedrag, dat de uitbetalingen van banken van dividenden, de inkoop van eigen aandelen en bonussen limiteert.[59]

Sommige factoren kunnen ertoe leiden dat banken geen kapitaalbuffers willen gebruiken. Mogelijke factoren zijn onder andere de limieten op de dividenden die zij kunnen uitkeren en het marktstigma dat gepaard gaat met de verlaging van kapitaalratio’s, omdat een lagere kapitaalratio een lagere solvabiliteit impliceert. Als banken uiteindelijk niet bereid zouden zijn om gebruik te maken van het kapitaal vervat in het CBR, zouden ze op een feitelijk of verwacht kapitaalverlies kunnen reageren door hun kredietverlening te verlagen in plaats van een lagere kapitaalratio te aanvaarden, en zouden ze in een crisis het krediet dus beperken, wat in strijd is met de bedoeling van het kapitaalbufferkader. Om deze redenen kunnen prudentiële autoriteiten besluiten het CBR te verminderen door enkele componenten ervan te verlagen, zoals de contracyclische kapitaalbuffer[60] of de systeemrisicobuffer[61].

De COVID-19-pandemie en de kapitaalmaatregelen die als gevolg daarvan zijn genomen, bieden de gelegenheid te zien hoe banken reageren en hoe bereid ze zijn om vrijgegeven buffers te gebruiken. Bij de aanvang van de pandemie hadden de banken in het eurogebied relatief hoge kapitaalratio’s, die nog verder werden ondersteund door buitengewone beleidsmaatregelen. Daardoor kon het bankenstelsel van het eurogebied als geheel voldoen aan de forse stijging van de vraag naar bedrijfskrediet. Op basis van de reacties van de afzonderlijke banken op de genomen maatregelen, kan niettemin de doeltreffendheid van twee belangrijke kenmerken van het macroprudentieel kader worden onderzocht, ook al hebben verscheidene steunmaatregelen tot dusver grootschalige verliezen in de banksector voorkomen. Ten eerste geven de reacties van banken op de vermindering van buffers en andere kapitaalverlichting inzicht in de effectiviteit van een versoepeling van dergelijke verplichtingen in stressperiodes. Ten tweede verschaft het gedrag van banken met weinig kapitaalruimte boven het CBR informatie over de neiging van de banken om gebruik te maken van de buffers.

De afbouw van buffers en andere kapitaalverlichting had in 2020 positieve effecten op de kredietverlening aan bedrijven, vooral voor banken die over een kapitaal beschikten dat dichter bij het CBR lag.[62] Tijdens de pandemie verminderden de prudentiële autoriteiten het CBR (door de contracyclische buffers en systeemrisicobuffers te verlagen) en versnelden ze de geplande aanpassing van de samenstelling van de Pijler 2-vereiste, waarbij het aandeel van tier 1-kernkapitaal (CET1) wordt verlaagd, d.w.z. het kapitaal van de hoogste kwaliteit, dat banken nodig hebben om aan het vereiste te voldoen. De kredietvolumes waren in 2020 3,1% hoger voor banken die van deze maatregelen profiteerden dan voor andere banken, terwijl de rente op bedrijfsleningen 7 basispunten lager lag. Belangrijk is dat het effect groter was voor banken met een kapitaal dicht bij het CBR, wat erop wijst dat banken bereid zijn het kapitaal boven het CBR te gebruiken, maar niet het CBR zelf (zie Grafiek A).

Banken met een kapitaal dicht bij het CBR verleenden minder krediet aan bedrijven, wat er verder op wijst dat banken terughoudend zijn om van het CBR gebruik te maken. Uit een econometrische analyse blijkt dat voor banken met een kapitaal dicht bij het CBR de groei van de kredietverlening in 2020 met een aanzienlijke 2,7 procentpunten verminderde ten opzichte van die van andere banken. Dit wijst erop dat banken terughoudend zijn om hun buffers aan te spreken.

Lagere kredietverlening door banken die dichter bij het CBR staan, leidde tot grotere kredietbeperkingen voor de niet-financiële ondernemingen die van deze banken afhankelijk zijn. Bedrijven die waren blootgesteld aan banken met een kapitaal in de buurt van het CBR (dit is meer dan 75% van hun krediet vóór COVID-19) leenden tijdens de pandemie 5,3% minder dan andere bedrijven. De impact nam toe tot 7% voor bedrijven die bij de uitbraak van de pandemie slechts één kredietverstrekker (dicht bij het CBR) hadden. Dit wijst erop dat het in tijden van crisis voor bedrijven moeilijk kan zijn om een andere kredietverlener te vinden, wat het belang van de kapitaalposities van banken onderstreept voor de toegang van hun klanten tot financiering.

Het gedrag van individuele banken tijdens de pandemie wijst erop dat banken positief reageren op de vrijgave van buffers en andere kapitaalverlichting, maar terughoudend zijn om de buffers aan te spreken. De vermindering van de kapitaalvereisten en -buffers ondersteunde de kredietverstrekking aan bedrijven doordat het kapitaalniveau boven het CBR verhoogde. Dit toont aan dat een vermindering van de kapitaalbuffers het potentieel procyclische gedrag van het bankenstelsel in tijden van economische tegenspoed kan helpen temperen. Het gedrag van banken met een beperkt kapitaal boven het CBR zou echter kunnen wijzen op belemmeringen voor de soepele werking van het kapitaalkader in tijden van economische onrust. Meer onderzoek, ook naar de macro-economische impact, is nodig om de resultaten die in dit Kader worden voorgelegd verder te testen en te onderbouwen en verdergaande conclusies te kunnen trekken.

Grafiek A

Kapitaalverlagingsmaatregelen ondersteunen kredietaanbod

Geschatte effecten van de kapitaalverlagingsmaatregelen voor banken met kapitaal dicht bij of ruim boven het CBR

(links: mutaties in procenten in kredietvolume; rechts: veranderingen in procentpunten in rentetarieven voor bankleningen)

Bronnen: ECB AnaCredit-gegevens, toezichtsgegevens van de ECB en berekeningen van de ECB.

Kader 5
Een macroprudentiële aanpak voor de niet-bancaire financiële sector

De niet-bancaire financiële sector is gedurende een groot deel van het afgelopen decennium sneller gegroeid dan de banksector. In het eurogebied zijn de financiële activa van verzekeringsondernemingen, pensioenfondsen, beleggingsfondsen en geldmarktfondsen samen sinds de globale financiële crisis in 2008 meer dan verdubbeld, tot circa € 32 biljoen eind 2021.[63] In dezelfde periode is niet-bancaire financiering een belangrijke financieringsbron voor de reële economie geworden, waarbij het aandeel ervan in de totale kredietverlening aan niet-financiële vennootschappen eveneens verdubbeld is, van ongeveer 15% tot 30%.[64] Gezien de toenemende rol van niet-banken in de financiering van de reële economie en hun onderlinge verbanden met het bredere financiële stelsel, is het van cruciaal belang dat de risico’s in deze sector worden aangepakt binnen een systeembrede benadering.

Het beleidskader voor niet-banken moet vanuit macroprudentieel oogpunt worden verbeterd

Momenteel richt het macroprudentieel beleidskader zich hoofdzakelijk op de banksector, terwijl het kader voor de niet-bancaire financiële sector in hoge mate geen macroprudentieel perspectief biedt. Dit betekent dat er minder bescherming is tegen systeemrisico’s in deze vaak niet-transparante en onderling verbonden sector. Deze risico’s kunnen tijdens een economische opleving toenemen door de structuur van deze sector en de lichtere reglementaire vereisten dan die in de bankensector. Wanneer zich een onverwachte economische schok voordoet of de economische vooruitzichten verslechteren, bestaat het risico dat niet-bancaire financiële instellingen op een procyclische manier reageren door activa te verkopen in een reeds dalende markt en hun activiteiten terug te schroeven, wat leidt tot een aanscherping van de financieringsvoorwaarden en een toename van de spanningen in het stelsel.

Tijdens de onrust op de financiële markten in maart 2020 werd duidelijk dat delen van de niet-bancaire financiële sector onvoldoende veerkrachtig waren om de economische schok op te vangen zonder risico op besmetting van andere financiële intermediairs en de ruimere economie. Daarbij kwamen onderliggende kwetsbaarheden aan het licht, zoals liquiditeitsmismatches in geldmarkt- en bedrijfsobligatiefondsen, en liquiditeitsrisico’s gerelateerd aan procyclische marginingpraktijken. De bestaande instrumenten voor liquiditeitsbeheer konden de stress niet voldoende temperen en deze liquiditeitsproblemen begonnen pas af te nemen nadat in het eurogebied en wereldwijd uitzonderlijke monetairbeleidsmaatregelen waren genomen.

Deze episode onderstreepte de noodzaak voor de autoriteiten om een holistische en systeembrede aanpak te hanteren, de rol van de verschillende partijen in overweging te nemen, en beleidsmaatregelen te beoordelen en uit te werken om de structurele kwetsbaarheden in de niet-bancaire financiële sector aan te pakken, zoals ook werd uiteengezet door de Raad voor Financiële Stabiliteit (Financial Stability Board).[65] De gebeurtenissen van maart 2020 benadrukten ook het belang van de ontwikkeling van een sterkere rol voor het EU-brede toezicht op de kapitaalmarkten, wat de grensoverschrijdende risicomonitoring en de gecoördineerde acties in heel Europa zou verbeteren.

Een uitgebreid macroprudentieel kader moet worden ontwikkeld om de veerkracht van de niet-bancaire financiële sector te vergroten en ervoor te zorgen dat deze sector, zowel onder normale als onder gespannen marktomstandigheden, een stabiele financieringsbron biedt voor de reële economie. Het zou ook de effectieve transmissie van monetair beleid ondersteunen. Dergelijke hervormingen van de regelgeving zouden ook de noodzaak van buitengewone interventies van de centrale banken in de toekomst moeten verminderen, en de bezorgdheid die met dergelijke maatregelen gepaard kan gaan moeten helpen wegnemen, zoals risico’s voor de overheidsmiddelen en de stimulering van marktdeelnemers om buitensporige risico’s te nemen.

Een macroprudentieel kader zou rond verschillende basisbeginselen moeten worden gestructureerd. Gezien de onderlinge verwevenheid van de sector, zou het macroprudentieel kader een systeembreed perspectief moeten hanteren. Het zou vooral de veerkracht vooraf van de sector moeten proberen te vergroten door zijn vermogen om schokken op te vangen te verbeteren. Het zou ook voldoende flexibel moeten zijn om zich aan te passen aan veranderende risico’s in de tijd, en zou, gezien de heterogeniteit van de sector, moeten afgestemd zijn op een divers geheel van entiteiten en activiteiten.

De hervormingen zouden moeten worden verankerd in internationale beleidscoördinatie

Binnen de internationale beleidsagenda is er het afgelopen jaar aanzienlijke vooruitgang geboekt met de hervorming van de geldmarktfondsen, die in maart 2020 onder zware druk kwamen te staan. De Raad voor Financiële Stabiliteit heeft beleidsvoorstellen gedaan om kwetsbaarheden in geldmarktfondsen internationaal aan te pakken, en de ECB heeft daaraan bijgedragen.[66] Deze voorstellen beogen de veerkracht van geldmarktfondsen te vergroten door liquiditeitsmismatches en zogeheten “klifeffecten” als gevolg van mogelijke overschrijdingen van de wettelijke drempels te verminderen. De ECB is ook betrokken geweest bij het opstellen van een aanbeveling van het ESRB over de hervorming van geldmarktfondsen, die zullen bijdragen aan de herziening door de Europese Commissie van de Verordening inzake geldmarktfondsen van de EU in 2022, en heeft een nadere analyse van de hervormingsvoorstellen gepubliceerd.[67] In een volgende stap zou de focus moeten liggen op een beleidsverbetering voor open-ended beleggingsfondsen en marginingpraktijken en zouden de risico’s die voortvloeien uit niet-bancaire hefboomfinanciering moeten worden aangepakt.

Beleidsmaatregelen voor de bredere beleggingsfondssector zouden liquiditeitsmismatches als hoofdprioriteit moeten aanpakken. Een belangrijke doelstelling is ervoor te zorgen dat de liquiditeit van activa beter wordt afgestemd op de terugkooptermijnen, door de terugkoopfrequentie te beperken of door ervoor te zorgen dat de fondsen voldoende liquide activa aanhouden. Instrumenten voor liquiditeitsbeheer, zoals ‘swing pricing’of ‘anti-dilution levy’, kunnen deze hervormingen aanvullen, maar zijn minder doeltreffend om de liquiditeitsmismatch aan te pakken.

Bovendien is het van vitaal belang de risico’s van hefboomfinanciering in de niet-bancaire financiële sector te begrijpen en aan te pakken. Om kwetsbaarheden als gevolg van het gebruik van hefboomfinanciering te monitoren en aan te pakken, is het noodzakelijk over mondiaal consistente maatstaven voor hefboomfinanciering te beschikken. Er moet internationaal worden voortgewerkt aan de beoordeling van de omvang en spreiding van niet-bancaire hefboomfinanciering, met inbegrip van die die voortvloeit uit het gebruik van derivaten om synthetische blootstelling te genereren. Dit zal bijdragen tot de beleidsdiscussie over het beperken van de systeemrisico’s als gevolg van het gebruik van hefboomfinanciering buiten de bankensector.

De internationale werkzaamheden op het gebied van marginingpraktijken zouden de transparantie moeten vergroten, de buitensporige procycliciteit van margins moeten verminderen en ervoor moeten zorgen dat niet-banken beter voorbereid zijn om het hoofd te bieden aan margestortingen.[68] De transparantie en voorspelbaarheid van de initiële margemodellen die door zowel centrale tegenpartijen als clearingleden worden gebruikt, moeten worden verbeterd, zodat zowel banken als niet-banken beter voorbereid zijn om aan margestortingen het hoofd te bieden. Bovendien moeten alle types van niet-banken beschikken over adequate kaders voor liquiditeitsbeheer om ervoor te zorgen dat zij voldoende voorbereid zijn op margestortingen. Dit zal het liquiditeitsrisico in het gehele stelsel temperen, ook bij geldmarktfondsen, die door marktdeelnemers worden gebruikt om liquiditeit op te slaan, en bij beleggingsfondsen, verzekeraars en pensioenfondsen, die gebruikmaken van derivaten en daarom onderhevig zijn aan margestortingen.

3.3 Microprudentiële activiteiten om de financiële gezondheid van individuele banken te waarborgen

De ECB draaide enkele van de uitzonderlijke toezichtsmaatregelen terug die in 2020 van kracht werden om de impact van de COVID-19-schok te verlichten.

Met de verbetering van de economische vooruitzichten in de loop van 2021 kondigde de ECB de geleidelijke terugdraaiing van enkele van de toezichtsmaatregelen aan die de banken in staat moesten stellen om tijdens de pandemie krediet te blijven verstrekken aan de economie. In juli besloot de ECB haar aanbeveling dat alle banken zouden afzien van dividenduitkeringen en inkoop van eigen aandelen of die zouden beperken, niet te verlengen na 30 september 2021. Ze waarschuwde wel dat banken behoedzaam moeten blijven en het risico niet mogen onderschatten dat bijkomende verliezen later een impact kunnen hebben op hun kapitaalontwikkeling naarmate de steunmaatregelen aflopen. In dit verband besteedde de ECB in de loop van 2021 bijzondere aandacht aan kredietrisico’s, met name aan de adequate classificatie en meting van risico’s in de bankbalansen en aan de mate waarin banken voorbereid zijn om tijdig te reageren als debiteuren in moeilijkheden geraken. In juni verlengde de ECB, ook in het licht van de uitzonderlijke monetaire omstandigheden, de verlichting van de hefboomratio voor banken tot maart 2022. Alle besluiten ter verlichting van het toezicht van de ECB en de besluiten over de extra focus op kredietrisico’s, werden aan de banken en het publiek meegedeeld via openbare FAQ’s, persberichten, blogartikels en toespraken.

De ECB voerde een stresstest uit bij enkele van de grootste Europese banken, zette haar werkzaamheden na de Brexit voort en rondde TRIM af.

De ECB heeft bij enkele van de grote en middelgrote banken waarop zij rechtstreeks toezicht houdt een stresstest uitgevoerd. Uit de resultaten, die in juli 2021 werden gepubliceerd, bleek dat het bankenstelsel in het eurogebied een mogelijke verdere verslechtering van de economische situatie het hoofd kan bieden. De ECB publiceerde voor het eerst individuele informatie voor banken die geen deel uitmaken van de steekproef voor de EU-brede stresstests die worden gecoördineerd door de Europese Bankautoriteit, maar die onder rechtstreeks toezicht van de ECB staan. Daarnaast rondde de ECB haar alomvattende beoordelingen van twee Italiaanse banken, één Estse en één Litouwse bank af, nadat deze banken als belangrijke instellingen waren geclassificeerd. Alle banken die onder rechtstreeks toezicht van de ECB komen of waarschijnlijk zullen komen te staan, moeten een alomvattende beoordeling ondergaan. Die beoordeling bestaat uit een stresstest en een activakwaliteitsbeoordeling (asset quality review - AQR). Uit de resultaten van de alomvattende beoordeling blijkt dat geen van de vier banken met een kapitaaltekort kampt. Van de banken wordt echter verwacht dat zij gevolg geven aan de uitkomsten van de oefening en actie ondernemen om de bevindingen van de AQR aan te pakken.

De ECB zette ook haar na-Brexitwerkzaamheden voort. Na het verstrijken van de overgangsperiode (waarin het Verenigd Koninkrijk nog aan de EU-wetgeving gebonden was) op 31 december 2020, bleef de ECB, binnen haar lopend toezicht, de uitvoering van de beoogde operationele na-Brexitmodellen voor de banken die door de Brexit werden getroffen monitoren, om ervoor te zorgen dat ze volgens de eerder overeengekomen tijdschema’s zouden verlopen. Daarnaast werd een zogenaamde desk mapping review gestart om de booking-modellen van de nieuw opgerichte dochterondernemingen in de EU van internationale bankgroepen op een consistente manier te beoordelen.

De ECB rondde haar gerichte toetsing van de interne modellen van belangrijke instellingen (TRIM) af. In het kader van de TRIM, die in 2016 begon, heeft de ECB bij 65 belangrijke banken 200 onderzoeken ter plaatse uitgevoerd naar interne modellen voor kredietrisico, marktrisico en tegenpartijkredietrisico. Over het geheel genomen bevestigde deze gerichte toetsing dat banken hun interne modellen kunnen blijven gebruiken om de eigenvermogensvereisten te berekenen, in sommige gevallen mits rekening wordt gehouden met toezichtsmaatregelen. TRIM verbeterde de betrouwbaarheid en de onderlinge vergelijkbaarheid tussen banken van de resultaten van interne modellen en hielp de niet-risicogebaseerde variabiliteit van risicogewogen activa verminderen.

Vanaf 26 juni 2021 nam de ECB het toezicht over op systeemrelevante beleggingsondernemingen in landen die deelnemen aan het Europees bankentoezicht. In 2021 werden beleggingsondernemingen onderworpen aan een nieuwe Europese regelgeving om de werkelijke risico’s die door de verschillende soorten beleggingsondernemingen worden genomen beter te weerspiegelen en om het toezicht op deze ondernemingen doeltreffender te maken. De grootste en meest systeemrelevante beleggingsondernemingen zijn verplicht een bankvergunning aan te vragen en vallen, zodra die vergunning wordt toegekend, onder toezicht van de ECB. De beleggingsondernemingen die onder Europees bankentoezicht staan, zijn de ondernemingen die essentiële markt- en beleggingsdiensten verlenen en dus, op soortgelijke wijze als banken, zijn blootgesteld aan krediet- en marktrisico’s.

Er werden openbare raadplegingen gelanceerd over verschillende toezichtskaders

De ECB streeft er voortdurend naar om haar transparantie en verantwoordingsplicht te vergroten en lanceerde daarom ook een reeks openbare raadplegingen. De eerste raadpleging had betrekking op deskundigheids- en betrouwbaarheidsbeoordelingen (fit and proper), waarvoor de ECB vervolgens een herziene en uitgebreidere gids publiceerde. In de herziene gids worden de beleidsmaatregelen toegelicht die de ECB toepast wanneer ze de geschiktheid van individuele leden van de bestuursorganen van banken onder rechtstreeks toezicht beoordeelt, en worden de verbeterde toezichtsverwachtingen uiteengezet met betrekking tot de collectieve geschiktheid van bankbesturen en de individuele verantwoordingsplicht van hun leden. Het schetst ook het proces voor de herbeoordeling van bestuurders wanneer nieuwe feiten naar voren komen die van invloed kunnen zijn op hun geschiktheid. Daarnaast werd een herziene vragenlijst over geschiktheid en betrouwbaarheid gepubliceerd om de verdere convergentie van het geschiktheids- en betrouwbaarheidstoezicht tussen landen die deelnemen aan het Europees bankentoezicht te bevorderen.

De tweede raadpleging had betrekking op de actualisering van het geharmoniseerde beleid betreffende de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte (options and discretions) waarover de ECB krachtens het EU-recht beschikt voor haar toezicht op banken. De ECB stelde herzieningen van haar beleidsmaatregelen voor, voornamelijk om rekening te houden met veranderingen die in de wetgeving werden aangebracht sinds de eerste publicatie van het beleid in 2016. De meeste herzieningen houden verband met keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte bij de toepassing van liquiditeitsvereisten. De raadpleging had betrekking op heel wat toezichtsaspecten, onder meer de toestemming voor banken die hun kapitaal willen verminderen, de behandeling van bepaalde blootstellingen bij de berekening van de hefboomratio en een aantal vrijstellingen van de limieten voor grote blootstellingen.

De derde raadpleging had betrekking op een ontwerpgids over de kennisgeving van securitisatietransacties, waarin wordt verduidelijkt welke informatie de ECB verwacht van banken die onder direct toezicht staan en die optreden als initiators of sponsors van securitisatietransacties. In mei 2021 had de ECB haar besluit aangekondigd om ervoor te zorgen dat banken onder direct toezicht voldoen aan de vereisten voor risicobehoud, transparantie en hersecuritisatie voor alle securitisaties, die in de artikelen 6, 7 en 8 van de EU-securitisatieverordening zijn opgenomen. Dit volgde op verduidelijkingen van de Verordening, die deel uitmaken van het EU-pakket voor kapitaalmarktherstel en die expliciet stellen dat deze vereisten van prudentiële aard zijn en daarom onder toezicht van de bevoegde prudentieel toezichtsautoriteiten moeten staan.

De ECB publiceerde ook de ‘memoranda of understanding’ voor het toezicht die ze in 2021 ondertekende en waarvoor zij telkens de toestemming van de andere autoriteit ontving.

Meer gedetailleerde informatie over ECB-Bankentoezicht staat op de website en in het Jaarverslag 2021 van de ECB over haar toezichtswerkzaamheden.

3.4 De bijdrage van de ECB aan de Europese beleidsinitiatieven

De inspanningen voor de nodige hervormingen in de regelgeving werden voortgezet

In 2021 werden belangrijke hervormingen in de regelgeving voltooid of opgestart om ervoor te zorgen dat het financiële stelsel in staat was de schokken van de pandemie op te vangen. Niettemin zijn er nog belangrijke juridische en institutionele uitdagingen die moeten worden overwonnen voordat de Europese banken binnen een werkelijk geïntegreerd kader kunnen functioneren. In het bijzonder zijn verdere inspanningen nodig om de bankenunie te voltooien en de laatste Bazel III-hervormingen uit te voeren; om de Europese kapitaalmarkten verder te ontwikkelen, en tegelijkertijd het regelgevend kader voor niet-bancaire financiële instellingen te versterken; om regelgeving te ontwikkelen voor crypto’s en stablecoins; en om klimaatgerelateerde risico’s aan te pakken.

De bankenunie voltooien

Banken waren veerkrachtig tijdens de pandemie, maar er is nog werk om de bankenunie te voltooien

Banken in de bankenunie profiteerden van krachtige beleidssteun voor de reële economie, en van een verbeterd regelgevings- en toezichtskader, wat hun kapitaalpositie versterkte. De bankenunie moet echter verder worden versterkt. De ECB bleef in 2021 actief cruciale kenmerken van de bankenunie ontwikkelen en verbeteren. Ze droeg bij aan de beleidsbesprekingen over de oprichting van een Europees depositogarantiestelsel; de verbetering van het vermogen van banken om grensoverschrijdend te opereren binnen de bankenunie; de matiging van de resterende risico’s en de verbetering van crisisbeheersingsinstrumenten; en de beschikbaarheid van financieringsmogelijkheden in crisissituaties. Net als in voorgaande jaren bleef de ECB bijdragen aan de monitoringverslagen over risicobeperkingsindicatoren die samen met de Europese Commissie en de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad werden voorbereid. De verslagen dienen als input voor de politieke beslissingen over de voltooiing van de bankenunie.

In 2021 was de verbetering van het crisisbeheersingskader een belangrijk aandachtspunt bij de werkzaamheden aan de bankenunie. De ECB leverde een bijdrage aan het debat via haar contribution to the European Commission’s targeted consultation on the review of the crisis management and deposit insurance framework (bijdrage aan de gerichte raadpleging van de Europese Commissie over de herziening van het kader voor crisisbeheersing en depositogarantie). In die bijdrage worden voorstellen gedaan om de behandeling van een bank die in crisis verkeert te verbeteren, zowel voor als na het moment waarop zij failliet gaat. In de loop van 2021 droeg de ECB ook bij aan de technische werkzaamheden van de relevante Europese fora over de operationalisering van het gemeenschappelijk vangnet voor het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds. Het gemeenschappelijk vangnet zal het afwikkelingskader voor banken verder versterken door de middelen die beschikbaar zijn voor bankafwikkeling via het Gemeenschappelijk Afwikkelingsfonds effectief te verdubbelen.

De laatste Bazel III-hervormingen uitvoeren

De ECB verwelkomt de voorstellen van de Europese Commissie tot wijziging van de Verordening en de Richtlijn Kapitaalvereisten om de laatste Bazel III-hervormingen uit te voeren

Het is van essentieel belang de laatste Bazel III-hervormingen uit te voeren om de tekortkomingen van het bestaande regelgevende kapitaalkader aan te pakken en om de veerkracht op de lange termijn van het financiële stelsel verder te versterken. Dankzij de internationale regelgevende initiatieven die na de globale financiële crisis werden doorgevoerd, was het financiële stelsel beter in staat om een grote onverwachte schok zoals de pandemie op te vangen. Het laatste pakket Bazel III-hervormingen streeft ernaar tekortkomingen in het bestaande kader aan te pakken, onder meer door de invoering van een zogenaamde outputvloer.

De ECB heeft consequent bevestigd dat het belangrijk is om internationale financiële normen te handhaven. Daartoe hebben de ECB en de Europese Bankautoriteit in september 2021 een open brief aan de Europese Commissie geschreven waarin ze hun steun betuigen voor de volledige, tijdige en consistente uitvoering van de laatste reeks Bazel III-hervormingen.[69] In de brief werd de nadruk gelegd op hun eerdere advies aan de Commissie en werd herhaald dat de uitvoering van de Bazel III-hervormingen zoals internationaal overeengekomen naar verwachting bescheiden overgangskosten met zich mee zou brengen, die grotendeels zouden worden gecompenseerd door de economische voordelen op lange termijn.[70]

Tegen deze achtergrond verwelkomde de ECB de voorstellen van de Europese Commissie tot wijziging van de Verordening Kapitaalvereisten (Capital Requirements Regulation - CRR) en de Richtlijn Kapitaalvereisten (Capital Requirements Directive - CRD) om de laatste Bazel III-hervormingen, die op 27 oktober 2021 werden gepubliceerd, uit te voeren. De Commissie koos voor een accurate implementatie van de outputvloer in de EU, door een ‘single stack’-benadering te volgen, maar het voorstel hield ook bepaalde implementatiekeuzes in, afwijkingen van het Bazel-akkoord en lange overgangsperiodes, waardoor bepaalde risico’s mogelijk onvoldoende gedekt worden, wat dus vanuit prudentieel oogpunt tot bezorgdheid leidt.[71] De ECB is van plan een meer gedetailleerd standpunt in te nemen in haar komende adviezen over de wetsvoorstellen.

Vooruitgang boeken met de kapitaalmarktenunie

De ECB riep op tot vooruitgang op het gebied van de kapitaalmarktenunie, met de nadruk op groene kapitaalmarkten om de klimaatdoelstellingen van de EU te bevorderen

In 2021 bleef de ECB benadrukken hoe belangrijk het is vooruitgang te boeken met de kapitaalmarktenunie (capital markets union - CMU), in het bijzonder om het herstel van de economie na de pandemie te ondersteunen, zich aan de Brexit aan te passen en bij te dragen aan de financiering van klimaatgerelateerde investeringen en de digitale transitie. Daartoe herhaalde de ECB dat het CMU-actieplan 2020 van de Europese Commissie volledig en meteen moet worden uitgevoerd, en verwelkomde zij de wetsvoorstellen die in november 2021 werden goedgekeurd, maar ze drong ook aan op verdere vooruitgang. Meer in het bijzonder is het belangrijk dat structurele belemmeringen, zoals nationale verschillen in insolventieregels, bescherming van beleggers en belastingheffing, en de versterking van het grensoverschrijdend toezicht, worden aangepakt om de kapitaalmarktenunie in de hand te werken. De ECB besteedde bijzondere aandacht aan groene kapitaalmarkten. De kapitaalmarkten spelen een cruciale rol om de klimaatambities van de EU te verwezenlijken, zoals benadrukt in het Macroprudential Bulletin van de ECB van oktober 2021 en het Financial Stability Review van november 2021. De ECB benadrukte dat voor de verdere ontwikkeling van omvangrijke en geïntegreerde groene kapitaalmarkten in de EU vastberaden actie nodig is om de marktstructuren en -standaarden te versterken om zo fragmentatie en het risico op greenwashing te verminderen en ervoor te zorgen dat bedrijven zich engageren voor de groene transitie. Verder zullen groene kapitaalmarkten worden ondersteund als bij de ontwikkeling van de kapitaalmarktenunie wordt gefocust op de voor hen relevante gebieden of op maatregelen die gericht zijn op het vergroten van financiering met eigen vermogen om innovatie te stimuleren.

De regelgeving voor crypto’s en stablecoins ontwikkelen

De ECB stelde voor bepaalde vereisten in de Markets in Crypto-assets Regulation aan te scherpen

In reactie op het voorstel van de Europese Commissie voor een Verordening betreffende markten voor crypto’s (Regulation on Markets in Crypto-assets - MiCA), publiceerde de ECB in februari 2021 een advies waarin werd voorgesteld bepaalde prudentiële vereisten en de rol van de ECB en andere relevante leden van het Europees Stelsel van Centrale Banken te verduidelijken en aan te scherpen. In het advies van de ECB werd gewaarschuwd dat sommige soorten stablecoin voor betalingsdoeleinden zouden worden gebruikt. Het stelde dat de prudentiële vereisten voor uitgevers van stablecoins moeten worden aangescherpt door hen een stresstestverplichting en liquiditeitsvereisten op te leggen die ten minste even strikt zijn als de Verordening over geldmarktfondsen. De ECB riep ook op tot toezicht op EU-niveau om te zorgen voor een alomvattende risicobeoordeling en om fragmentatie te vermijden, gezien de grensoverschrijdende aard van crypto’s en stablecoins. In november publiceerde de ECB haar advies over een voorstel voor een verordening om de traceerbaarheidsvereisten uit te breiden naar overmakingen van cryptoactiva. De ECB bleef actief bijdragen tot de besprekingen in internationale fora over crypto’s en stablecoins.

Het regelgevend kader voor niet-banken versterken

In 2021 bleef de ECB bijdragen aan Europese en internationale besprekingen over de beleidsreactie op de lessen uit de pandemiegerelateerde onrust in verband met de niet-bancaire financiële sector. In april wijdde de ECB een Macroprudential Bulletin aan de niet-bancaire financiële sector[72], waarin kwetsbaarheden werden geanalyseerd die tijdens de COVID-19-crisis naar voren kwamen en waarin werd gepleit voor een macroprudentiële aanpak om systeemrisico’s uit deze sector adequaat aan te pakken. In juli 2021 publiceerde het Eurosysteem zijn response to the consultation launched by the European Securities and Markets Authority on policy reforms for EU money market funds (reactie op de raadpleging van de Europese Autoriteit voor effecten en markten over beleidshervormingen voor geldmarktfondsen in de EU) en pleitte het voor hervormingen om de veerkracht van geldmarktfondsen te versterken door hun liquiditeitsmismatch aanzienlijk terug te dringen.

Bijdragen aan EU-beleidsbesprekingen en financiële regelgeving over klimaatverandering

De ECB hield toezicht op klimaatgerelateerde financiële risico’s en legde de basis voor empirisch onderbouwde beleidsmaatregelen

De ECB bleef de financiële risico’s van de klimaatverandering beoordelen en volgen en droeg bij aan de Europese en internationale beleidsbesprekingen. Samen met het Europees Comité voor Systeemrisico’s publiceerde het een verslag met belangrijke analytische inzichten en grondbeginselen voor empirisch onderbouwde gerichte beleidsmaatregelen.[73] Daarnaast publiceerde zij in oktober 2021 een Macroprudential Bulletin over klimaatgerelateerde risico’s en kansen.[74] In de artikelen werd ingegaan op de uitdaging om klimaatrisico’s in het regelgevend kader voor banken op te nemen en of er een macroprudentiële reactie nodig is. In het Bulletin werd ook een macroprudentiële stresstestbenadering voorgesteld om de systeemkritische aard van klimaatrisico’s in kaart te brengen.

De ECB bleef het regelgevend kader in de EU mee ontwikkelen. Ze gaf een impuls aan de EU-beleidsagenda door een advies te publiceren over het voorstel voor een verordening over Europese groene obligaties, waarin werd opgeroepen de groene obligatienorm tot de voornaamste norm in de EU te maken, om zo een groeneobligatiemarkt te creëren die consistent is met de EU-taxonomie en om de bezorgdheid over greenwashing te minderen. De ECB publiceerde ook een advies over het voorstel voor een Richtlijn over duurzaamheidsrapportage (Corporate Sustainability Reporting Directive - CSRD). Ze verwelkomde de voorgestelde richtlijn als een noodzakelijke stap om de beschikbaarheid, kwaliteit en consistentie van duurzaamheidsinformatie in de EU te verbeteren en om de gegevenslacunes aan te pakken die de ontwikkeling van een passend duurzaamheidsbeleid, risicobeoordelings- en risicomonitoringskader voor de financiële sector in de weg staan.

4 Soepel functioneren van marktinfrastructuur en betalingsverkeer

Het Eurosysteem speelt een centrale rol bij de ontwikkeling en het functioneren van, en het toezicht op de marktinfrastructuur en regelingen die het veilige en efficiënte verkeer van betalingen, effecten en onderpand door het gehele eurogebied faciliteert. Ook fungeert het Eurosysteem als katalysator voor integratie en innovatie op de betaal- en effectenmarkt. In reactie op de digitale transformatie, nieuwe wettelijke voorschriften en veranderende gebruikerseisen, heeft het Eurosysteem bestaande marktinfrastructuren, beleid en strategieën herzien en vernieuwd, en nieuwe technologieën, digitale valuta's en ontwikkelingen in crypto-activa onderzocht.

4.1 TARGET-diensten

De TARGET-diensten van het Eurosysteem bestaan uit drie vereveningsdiensten: TARGET2, een real-time bruto-vereveningssysteem (real-time gross settlement – RTGS) voor betalingstransacties in euro die de monetairbeleidstransacties van het Eurosysteem en de interbancaire en commerciële transacties ondersteunen; TARGET2-Securities (T2S), een gemeenschappelijk platform voor effectenafwikkeling op Europese schaal; en TARGET Instant Payment Settlement (TIPS), waarmee betaaldienstverleners hun klanten de mogelijkheid bieden om het hele jaar door 24 uur per dag in real-time geld over te maken.

Circa 1.000 banken gebruiken TARGET2 om transacties in euro voor eigen rekening of voor die van hun klanten te initiëren. Als bijkantoren en dochterondernemingen worden meegeteld, zijn ruim 43.000 banken in de hele wereld bereikbaar via TARGET2. In 2021 verwerkte TARGET2 gemiddeld 373.467 betalingen per dag, met een gemiddeld dagvolume van € 1,87 biljoen. In vergelijking met de cijfers voor 2020 is het dagvolume toegenomen met 8,25%.[75]

In 2022 wordt TARGET2 vervangen door T2, dat bestaat uit een nieuwe RTGS-component en een centrale liquiditeitsbeheerscomponent om het liquiditeitsbeheer van alle TARGET-diensten te optimaliseren. T2 is gebaseerd op de ISO 20022 messaging-standaard en maakt betalingen in meerdere valuta's mogelijk.

Het T2-implementatieproject is eind 2021 de gebruikerstestfase ingegaan en zal volgens plan in november 2022 operationeel zijn. Een essentieel onderdeel van het project is de ontwikkeling van de Eurosystem Single Market Infrastructure Gateway (ESMIG). Dit zal één centraal toegangspunt bieden voor externe inkomende en uitgaande communicatie naar alle TARGET-diensten. In 2021 zijn de voorbereidingen voor de migratie van de TARGET-diensten naar ESMIG voortgezet.

Het T2S-platform verbindt 20 centrale effectenbewaarinstellingen (central securities depositories – CSD’s) van 20 Europese markten, waardoor effectenafwikkeling in euro en Deense kroon mogelijk is. In 2021 verwerkte T2S gemiddeld 726.271 transacties per dag, met een gemiddeld dagvolume van € 691,10 miljard. De werkzaamheden zijn begonnen voor de toelating van nieuwe CSD's tot T2S, in het bijzonder Euroclear Bank.

In 2020 werd binnen T2S een sanctiemechanisme ingevoerd om de CSD’s te ondersteunen bij het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van de regeling inzake afwikkelingsdiscipline, die voortvloeit uit de CSD-Verordening. Deze nieuwe, complexe functionaliteit is gedurende 2021 uitgebreid getest ter voorbereiding van de inwerkingtreding van de relevante bepalingen van de Verordening in februari 2022.

Pan-Europese bereikbaarheid in TIPS

Gedurende 2021 heeft de ECB stappen ondernomen om de pan-Europese dekking van instant payments via TARGET Instant Payments Settlement (TIPS) te kunnen waarborgen. Overeenkomstig de maatregelen voor pan-Europese bereikbaarheid die medio 2020 door de Raad van Bestuur van de ECB zijn goedgekeurd, zullen 2.235 betaaldienstverleners (Payment Service Providers - PSP's) die zich hebben aangesloten bij de SCT Inst-regeling en bereikbaar zijn in TARGET2, tegen het einde van het eerste kwartaal van 2022 ook bereikbaar worden via een TIPS-rekening, hetzij als deelnemer, hetzij als bereikbare partij. In diezelfde periode zullen alle 11 interbancaire verwerkingsinstituten die diensten aanbieden op het gebied van instant payments hun technische rekeningen van TARGET2 naar TIPS moeten migreren. De migratie van geautomatiseerde clearinginstellingen zal in drie golven worden uitgevoerd. Het multi-valutaconcept van TIPS heeft de belangstelling gewekt van centrale banken van buiten het eurogebied. Als gevolg daarvan zal Sveriges Riksbank vanaf mei 2022 instant payments in Zweedse kroon aanbieden via TIPS en, uiterlijk in november 2025, zal de Danmarks Nationalbank instant payments in Deense kroon aanbieden via TIPS. Als gevolg van de besluiten van de Sveriges Riksbank en de Danmarks Nationalbank om zich bij het platform aan te sluiten en gebruik te maken van de multi-valutacapaciteit van de dienst, heeft nu ook de Norges Bank belangstelling getoond om toe te treden tot TIPS en instant payments in Noorse kroon te kunnen verwerken.

In 2020 begonnen de verkennende werkzaamheden voor een mogelijke multi-valutafunctionaliteit in TIPS. In juni 2021 kondigden de ECB en de Sveriges Riksbank aan dat beide instellingen zullen blijven onderzoeken hoe TIPS de verrekening van directe betalingen tussen de euro en de Zweedse kroon kan ondersteunen.

Naast de drie vereveningsdiensten is het Eurosysteem bezig met de ontwikkeling van een nieuwe TARGET-dienst, het Eurosystem Collateral Management System (ECMS). Dit is een uniform systeem om de activa te beheren die als onderpand gebruikt worden bij de krediettransacties van het Eurosysteem voor alle rechtsgebieden van het eurogebied. Het project ligt op schema voor de livegang in november 2023. In 2021 is de systeemontwikkeling afgerond en is begonnen met de acceptatietest en de voorbereidingen voor de gebruikerstest. Een van de prioriteiten in 2021 was ervoor te zorgen dat belanghebbenden bij het ECMS over de nodige documentatie beschikken voor hun interne aanpassingen. Om een gemeenschappelijk begrip en een doeltreffende voorbereiding te bewerkstelligen, heeft het Eurosysteem regelmatig workshops gehouden met CSD's en derden-agenten, en informatie over berichten en mijlpalen met betrekking tot de voorbereiding gepubliceerd op de website van de ECB.

Kader 6
Maatregelen naar aanleiding van incidenten met TARGET-diensten

In december 2020 heeft de ECB Deloitte GmbH opdracht gegeven om een onafhankelijke evaluatie uit te voeren van vijf ernstige incidenten in verband met informatietechnologiegerelateerde (niet-cyber)incidenten die zich in 2020 hebben voorgedaan, en die gevolgen hebben gehad voor betalingstransacties en de effectenafwikkeling van TARGET-diensten. Het doel van de evaluatie was om de onderliggende oorzaken van de incidenten vast te stellen, in meer algemene zin lessen hieruit te trekken en aanbevelingen te doen op de volgende zes belangrijke gebieden: i) wijzigings- en releasebeheer, ii) bedrijfscontinuïteitsbeheer, iii) fail-over- en recovery-tests, iv) communicatieprotocollen, v) governance, en vi) datacentrum en IT-operaties.

Op 28 juli 2021 publiceerde de ECB Deloittes onafhankelijke evaluatieverslag. Het verslag bevat een gedetailleerde beschrijving van de betreffende incidenten, de gevolgen ervan voor de deelnemers aan TARGET-diensten en de verschillende onderliggende oorzaken. Bovendien heeft Deloitte de tijdens de incidenten gevolgde procedures grondig doorgelicht, de geconstateerde tekortkomingen in kaart gebracht en aanbevelingen gedaan om deze tekortkomingen te verhelpen.

In zijn reactie daarop heeft het Eurosysteem de algemene conclusies en aanbevelingen van Deloitte overgenomen en toegezegd deze resoluut te zullen aanpakken.

In de tweede helft van 2021 heeft het Eurosysteem een actieplan opgesteld om de door Deloitte aan de orde gestelde problemen en aanbevelingen tijdig aan te pakken. Het actieplan is verder uitgebreid met aanbevelingen vanuit de oversightfunctie van het Eurosysteem en het Interne Auditcomité met betrekking tot de incidenten zich in 2020 hebben voorgedaan op het gebied van TARGET-diensten. Daarnaast heeft het Eurosysteem voor de aanbevelingen met betrekking tot een specifieke TARGET-dienst getracht responsmaatregelen uit te werken die holistisch toegepast kunnen worden op de verschillende TARGET-diensten en op het geconsolideerde T2-T2S-systeem dat volgens plan in november 2022 ingevoerd zal worden.

In de loop van 2021 zijn al diverse maatregelen overeengekomen of uitgevoerd, en de resterende maatregelen zullen merendeels in 2022 worden doorgevoerd. Ten aanzien van sommige aanbevelingen werden ook marktdeelnemers betrokken zodat met hun standpunten rekening gehouden kan worden. Daartoe werden speciale sessies georganiseerd met de Advisory Group on Market Infrastructures for Payments (AMI-Pay), de Advisory Group on Market Infrastructures for Securities and Collateral (AMI-SeCo) en de T2S CSD-stuurgroep (CSG). Deze groepen zullen regelmatig op de hoogte worden gehouden van de uitvoering van het actieplan, totdat het is voltooid.

Op 17 december 2021 heeft de ECB een samenvatting van het actieplan gepubliceerd waarin ook de verschillende termijnen voor de uitvoering van de voorgenomen maatregelen staan vermeld.

4.2 Oversight en de rol van de centrale bank van uitgifte

Het Eurosysteem formuleert toezichtdoelstellingen voor financiële marktinfrastructuren (FMI's) en het betalingsverkeer in het eurogebied door specifieke regelingen, normen, richtlijnen en aanbevelingen vast te stellen, toezicht te houden op de tenuitvoerlegging daarvan en waar nodig op veranderingen aan te sturen. Daarnaast is het Eurosysteem, als centrale bank van uitgifte van de euro, betrokken bij coöperatieve toezichtregelingen en regelingen voor het beheersen van incidenten voor FMI's met aanzienlijke in euro luidende activiteiten.

Een bijzonder aandachtspunt in 2021 was de evaluatie van de TARGET2- en T2S-infrastructuren aan de hand van de Cyber Resilience Oversight Expectations van het Eurosysteem. Het doel van de evaluatie was de cyberweerbaarheid van beide infrastructuren verder te verbeteren. Daarnaast ondernam het Eurosysteem actie om de cyberweerbaarheid van FMI's via de Euro Cyber Resilience Board verder te bevorderen door het initiatief voor het delen van cyberinformatie en -inlichtingen te operationaliseren en door de vaststelling en tenuitvoerlegging van het TIBER-EU-raamwerk.

Het Eurosysteem is blijven werken aan de uitvoering van aanbevelingen uit eerdere evaluaties met betrekking tot het toezicht op TARGET2 en T2S. In dit verband richtte het Eurosysteem zich met name op maatregelen om factoren aan te pakken die een rol hadden gespeeld bij grote operationele incidenten in 2020. Ter bevordering van effectieve samenwerking met andere autoriteiten die belang hebben bij een goede werking van T2S, heeft het Eurosysteem ook input geleverd voor de werkzaamheden van de T2S Cooperative Arrangement.

In het kader van het algemene raamwerk voor het toezicht op systeemkritische betalingssystemen (systematically important payment systems - SIPS), heeft het Eurosysteem haar herziening van de SIPS-verordening op basis van openbare raadpleging afgerond en in april 2021 een herziene versie van de Verordening gepubliceerd. Nadat het MasterCard Clearing Management System als een SIPS was aangewezen, is het Eurosysteem begonnen met een alomvattende beoordeling van MasterCard in het licht van de SIPS-verordening. Ten slotte heeft het Eurosysteem de inwerkingtreding van een doorlopend brutovereveningsmodel voor STEP2-T en (via coöperatief toezicht onder leiding van het Federal Reserve System) de migratie van CLS Settlement naar een nieuw technologieplatform beoordeeld en gemonitord.

Een nieuw toezichtkader voor elektronische betaalinstrumenten, -schema’s en -regelingen (PISA) is afgerond

In het kader van betaalinstrumenten en betalingssystemen, heeft het Eurosysteem zijn zevende toezichtverslag over kaartfraude gepubliceerd. Op 15 november 2021 heeft de Raad van Bestuur van de ECB het definitieve Eurosystem oversight framework for electronic payment instruments, schemes and arrangements (PISA-raamwerk) goedgekeurd. Het Eurosysteem zal het PISA-raamwerk (dat de “geharmoniseerde toezichtaanpak en toezichtnormen voor betaalinstrumenten” en alle bijbehorende oversight-raamwerken die zien op kaartbetalingen, overschrijvingen, incasso's en de beveiligingsdoelstellingen voor elektronisch geld vervangt) gebruiken om toezicht te houden op marktpartijen die het gebruik van betaalkaarten, overschrijvingen, incasso's, overschrijvingen van elektronisch geld en digitale betaaltokens mogelijk maken of ondersteunen. Naast traditionele betalingssystemen gaat het ook om digitale betaaltokensystemen, evenals betaalregelingen die eindgebruikers ondersteunen bij de uitvoering van waardeoverdrachten, zoals digitale portemonnees.

In het kader van haar rol als centrale bank van uitgifte in colleges van toezichthouders voor centrale tegenpartijen (CCP's) binnen de EU krachtens de Verordening betreffende de Europese Marktinfrastructuur (EMIR) heeft het Eurosysteem verschillende voorstellen beoordeeld aangaande de uitbreiding van diensten of belangrijke wijzigingen in de risicobeheerprocedures van CCP's binnen de EU. Het Eurosysteem heeft ook bijgedragen aan de werkzaamheden van de Europese autoriteit voor effecten en markten (ESMA) inzake het toezicht op CCP's van derde landen die systeemrelevant zijn voor de EU (Tier 2 CCPs) en, overeenkomstig artikel 25, lid 2, sub c van de EMIR, inzake het beoordelen van de vraag of sommige clearingdiensten van Tier 2 CCPs dermate systeemkritisch zijn dat zij niet zouden moeten worden erkend om deze clearingdiensten te verlenen aan clearing members en in de EU gevestigde handelsplatforms. Op 17 december 2021 publiceerde ESMA een verklaring[76] waarin wordt geconcludeerd dat de kosten en risico's van het niet erkennen van de diensten van de in het Verenigd Koninkrijk gevestigde Tier 2 CCPs in dit stadium zwaarder zouden wegen dan de voordelen voor de EU, en waarin een reeks beleidsmaatregelen wordt voorgesteld in reactie op de vastgestelde risico's en kwetsbaarheden.

Na de vaststelling van de nieuwe EU-verordening inzake herstel en afwikkeling van CCP’s (CCPRR), heeft het Eurosysteem bijgedragen aan de ontwikkeling van de desbetreffende reguleringsnormen en richtlijnen van de ESMA. Het Eurosysteem heeft ook bijgedragen aan de oprichting van en de lopende werkzaamheden ten behoeve van grensoverschrijdende crisismanagementgroepen voor centrale tegenpartijen van zowel het eurogebied als derde landen. Het doel van deze groepen is om goed voorbereid te zijn wanneer een CCP in resolutie zou gaan. Een belangrijk aspect van deze werkzaamheden is te beoordelen of de financieringsmiddelen van de CCP naar verwachting toereikend zullen zijn voor de resolutie. Dit is belangrijk vanuit het oogpunt van een centrale bank van uitgifte, gezien de aanzienlijke liquiditeitsrisico's die zouden voortvloeien uit een ontoereikende dekking van de middelen.

In 2021 hebben de mondiale standaardbepalende instanties verder aandacht besteed aan de lessen die zijn getrokken uit de periode van stress voor de financiële marktinfrastructuren als gevolg van de pandemie. Als vervolg op de Holistic Review of the March Market Turmoil van de Raad voor de Financiële Stabiliteit (Financial Stability Board - FSB) heeft de ECB bijgedragen aan het werk van de Joint Working Group on Margin van de Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders (International Organization of Securities Commissions), het Comité voor Betalingsverkeer en Marktinfrastructuren en het Bazels Comité voor Bankentoezicht. Met betrekking tot centraal geclearde derivatenmarkten in de EU heeft de ECB haar eigen analyses uitgevoerd om onderzoek te doen naar de belangrijkste factoren die tijdens de pandemie tot verhogingen van de initiële marge hebben geleid en naar de aanpak van de CCP's om procycliciteit te beperken.

Met betrekking tot de afwikkeling van effectentransacties heeft het Eurosysteem als centrale bank van uitgifte bijgedragen aan de lopende herziening en beoordeling van EU-CSD's uit hoofde van de Verordening betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (CSDR). Als enige autoriteit die rechtstreeks betrokken is bij de beoordeling van alle CSD's van het eurogebied en ook van een aantal CSD's die niet tot het eurogebied behoren, speelt het Eurosysteem een belangrijke rol bij het bevorderen van een veilige en consistente aanpak en een gelijk speelveld voor alle CSD's. Het Eurosysteem heeft ook bijgedragen aan de herziening van de CSDR, en de ECB heeft haar advies gepubliceerd over het proefproject inzake distributed ledger technologie, een van de drie onderdelen van het door de Europese Commissie geïnitieerde Digital Finance Package, dat tot doel heeft de toegang tot innovatieve financiële producten te faciliteren en tegelijkertijd consumentenbescherming en financiële stabiliteit te waarborgen.

4.3 Innovatie en integratie in marktinfrastructuur en betalingen

Om het innovatieve potentieel van digitalisering te benutten en de toenemende uitdagingen voor de Europese soevereiniteit op de betaalmarkt het hoofd te bieden, heeft het Eurosysteem een alomvattende strategie voor retailbetalingen ingevoerd.

Een belangrijke doelstelling van deze strategie is de ondersteuning van een pan-Europese oplossing voor retailbetalingen bij het interactiepunt (point of interaction – POI), d.w.z. zowel bij betalingen bij fysieke toonbankinstellingen als bij betalingen in het mobiele en e-commercedomein. Het Eurosysteem verwelkomt initiatieven voor betaaloplossingen die aan zijn doelstellingen voldoen en blijft in overleg met vertegenwoordigers van gevestigde en potentiële nieuwe initiatieven.

Volledige invoering van instant payments, ondersteund door verschillende maatregelen

Een andere centrale doelstelling is om instant payments beschikbaar te maken voor alle burgers en bedrijven binnen Europa en zorg te dragen voor de uitwerking ervan als de nieuwe norm voor het betalingsverkeer. Eind 2021 bood 60% van de betaaldienstverleners die SEPA-overschrijvingen aanbieden ook SEPA-instantoverschrijvingen aan, en waren 10,4% van alle overschrijvingstransacties instant payments. Om de invoering van instant payments te versnellen, zijn wellicht verdere stappen nodig. In 2021 zijn verschillende maatregelen om een pan-Europese dekking van instant payments te realiseren van kracht geworden (zie Paragraaf 4.1). Er wordt gewerkt aan het mogelijk maken van instant payments bij het interactiepunt door middel van de ontwikkeling van een standaard QR-code, waaraan later andere communicatietechnologieën worden toegevoegd.

Om grensoverschrijdende betalingen buiten het eurogebied en de EU te verbeteren, draagt het Eurosysteem bij aan de werkzaamheden van de G20 en onderzoekt het de verwerking van instant payments in meerdere valuta’s in TARGET-diensten (zie Paragraaf 4.1).

Voorts omvat de strategie voor retailbetalingen van het Eurosysteem werkzaamheden betreffende de elektronische identiteit (eID) en de elektronische handtekening (eSignature) om de acceptatie van eID/eSignature-oplossingen voor betaaldiensten mogelijk te maken. Om bereikbaarheid en neutrale toegang te realiseren, verkrijgen een aantal niet-bancaire betaaldienstverleners als klanten van een nationale centrale bank van het Eurosysteem toegang tot specifieke SEPA-betalingssystemen.

Parallel aan de verwezenlijking van de strategie voor retailbetalingen van het Eurosysteem bevordert de ECB de ontwikkeling van innovatieve betaaldiensten via open bankieren, d.w.z. derde partijen worden in staat gesteld diensten aan te bieden rond de instelling die rekeningen beheert via open application programming interfaces (API's). De Euro Retail Payments Board (ERPB), een strategisch orgaan op hoog niveau onder voorzitterschap van de ECB dat tot taak heeft de integratie, de innovatie en het concurrentievermogen van euro-retailbetalingen in de EU te bevorderen, heeft aangedrongen op standaardisering van API's en op wederzijds gunstige afspraken over een breder pakket aan diensten. In 2021 heeft de ERPB de European Payments Council verzocht een SEPA API Access-regeling te ontwikkelen. De regeling zal “basis”-diensten definiëren overeenkomstig de juridische en regelgevingsvereisten van de herziene Richtlijn Betaaldiensten (PSD2) en kan ook waardetoevoegende diensten ("premiums") omvatten die in het kader van open bankieren kunnen worden verstrekt als een natuurlijke ontwikkeling van PSD2.

In het kader van haar doelstelling om de integratie van de Europese financiële markten te bevorderen, heeft de Advisory Group on Market Infrastructures for Securities and Collateral (AMI-SeCo) van de ECB verdere vooruitgang geboekt bij de harmonisatie van 'post-trade' diensten. Op het gebied van onderpandbeheer werd in 2021 op de Europese markten vooruitgang geboekt bij de vaststelling en uitvoering van de normen van het Single Collateral Management Rulebook for Europe (SCoRE). Er is met name vooruitgang geboekt op het gebied van beheershandelingen, waar de AMI-SeCo met marktdeelnemers overeenstemming heeft bereikt over verdere actualiseringen van relevante normen. Het Eurosysteem heeft de SCoRE-normen ook aan een grondige controle onderworpen via het overeengekomen beoordelingskader, dat een breed scala van markten en belanghebbenden bestrijkt.

De ECB heeft de Debt Issuance Market Contact Group (DIMCG) opgericht om potentiële efficiëntieverbeteringen in Europese schulduitgifteprocessen in kaart te brengen. In 2021 heeft deze groep een advies gepubliceerd waarin de kernvraagstukken bij de Europese schulduitgifte aan de orde komen. Uit het advies bleek dat er een aantal risico's, inefficiënties en onnodige kosten zijn in het Europese proces voor schulduitgifte. Om deze inefficiënties te beperken, heeft de DIMCG een lijst opgesteld van gebieden waarop verdere harmonisatie zou leiden tot een verbetering van de algehele efficiëntie van de uitgifte van schuldpapier in Europa (bijvoorbeeld know your customer, ISIN-toewijzing en beleggersidentificatie).

De AMI-SeCo heeft de Europese Commissie ook input verschaft over de post-trade-aspecten van effectentransacties van het actieplan van de commissie voor de kapitaalmarktunie (Capital Markets Union Action Plan), met name over de verwerking van bronbelasting en de herziening van de CSD-verordening.

Kader 7
Onderzoek naar een mogelijke digitale euro

De Raad van Bestuur van de ECB besloot in juli 2021 om de onderzoeksfase van een digitaal europroject van start te laten gaan.[77] Verschillende ontwikkelingen kunnen de uitgifte van een digitale euro noodzakelijk maken: mensen winkelen bijvoorbeeld steeds meer online, en de rol van contant geld als betaalmiddel neemt af. Een digitale euro zou ervoor zorgen dat burgers ook in de digitale economie toegang houden tot een veilig en algemeen geaccepteerd betaalmiddel. Het zou dan gaan om een elektronische vorm van geld die door het Eurosysteem wordt uitgegeven, risicovrij is en voor alle burgers toegankelijk is voor hun dagelijkse betalingen. Het zou een aanvulling zijn op contant geld zonder het te vervangen. De start van de onderzoeksfase betekent dat het Eurosysteem zich opmaakt voor een mogelijke uitgifte van een digitale euro, maar een besluit zal pas in een later stadium worden genomen.

Tijdens de onderzoeksfase van het project zal het Eurosysteem zich richten op een mogelijk functioneel ontwerp dat gebaseerd is op de behoeften van de gebruiker, terwijl het tegelijkertijd illegale activiteiten helpt te voorkomen en negatieve gevolgen voor de financiële stabiliteit en het monetair beleid vermijdt. De onderzoeksfase zal 24 maanden in beslag nemen en is bedoeld om de belangrijkste kwesties rondom het ontwerp en de distributie van een digitale euro in kaart te brengen. Er zal worden nagegaan welke gebruikstoepassingen een digitale euro zou moeten vervullen om de doelstellingen te bereiken. Ook zullen de mogelijke kenmerken en functionaliteiten van een digitale euro en de daarmee samenhangende ontwerpkeuzen worden onderzocht, en zal er worden gewerkt met prototypes en conceptueel werk. Bovendien zal het onderzoek de mogelijke impact van een digitale euro op de markt beoordelen en een bedrijfsmodel voor onder toezicht staande intermediaire instellingen vaststellen binnen het landschap van de digitale euro. Ten slotte zullen juridische vraagstukken in verband met de mogelijke invoering van een digitale euro worden verkend en zal worden gekeken naar de technische oplossingen waarmee deze vraagstukken het best kunnen worden aangepakt.

Het Eurosysteem zal tijdens zijn onderzoek actief samenwerken met belanghebbenden. Aan de zijde van de gebruikers zoekt de ECB contact met burgers en merchants via speciale enquêtes en focusgroepen om inzicht te krijgen in hun behoeften en voorkeuren. Aan de zijde van de markt zal de Digital Euro Market Advisory Group input leveren over hoe een digitale euro toegevoegde waarde kan bieden aan de diverse actoren in het betaallandschap van het eurogebied.[78] De Euro Retail Payments Board zal ook regelmatig op de hoogte worden gehouden van aangelegenheden in verband met de digitale euro. Daarnaast zal de ECB technologiedeskundigen raadplegen om de mogelijkheden voor het ontwerp van een digitale euro te verkennen.[79] De ECB en de diensten van de Europese Commissie bestuderen gezamenlijk op technisch niveau een breed scala van beleids-, juridische en technische vraagstukken die voortvloeien uit de mogelijke invoering van een digitale euro.[80] Er wordt ook regelmatig van gedachten gewisseld met het Europees Parlement en de ministers van Financiën van het eurogebied in de Eurogroep.[81] Op internationaal niveau heeft de ECB bijgedragen aan een werkgroep van ministeries van Financiën en centrale banken van de G7[82] en neemt ze deel aan een internationale groep van zeven centrale banken[83] die samen met de Bank voor Internationale Betalingen onderzoek doet naar digitale valuta's van centrale banken voor het publiek.[84]

5 Inspanningen ter bevordering van de werking van de markten, en aan andere instellingen verstrekte financiële diensten

De ECB bleef transacties in Amerikaanse dollars aanbieden aan tegenpartijen van het eurogebied en bood daarmee een achtervang voor marktfinanciering. De in 2020 met andere centrale banken opgezette of geactiveerde euroliquiditeitsovereenkomsten bleven in 2021 van kracht en er werden geen nieuwe overeenkomsten opgezet.

Zoals vermeld in de kwartaalgegevens over valuta-interventies, gepubliceerd op de website van de ECB, heeft de ECB niet ingegrepen in de valutamarkt.

De financiële sector heeft op 3 januari 2022 de overgang van de euro overnight index average (EONIA) naar de kortetermijnrente voor de euro (€STR) met succes afgerond en is blijven werken aan het verbeteren van de robuustheid van de marktpraktijken inzake beprijzing, onder meer door een ruimer gebruik van de €STR te stimuleren.

Ook in 2021 bleef de ECB namens de EU verantwoordelijk voor het beheer van verschillende financiële transacties en bleef zij een coördinerende rol spelen met betrekking tot het kader van de Reserve Management Services van het Eurosysteem.

5.1 Markttransactie-ontwikkelingen

Liquiditeitsovereenkomsten voor euro’s en andere valuta's

Liquiditeitsovereenkomsten helpen de ECB om haar prijsstabiliteitsdoelstelling te realiseren, tekorten aan euroliquiditeit te voorkomen en overloopeffecten te vermijden

Liquiditeitsovereenkomsten zijn een van de monetaire beleidsinstrumenten van de ECB, waarmee zij tekorten in de beschikbaarheid van in euro luidende financieringen buiten het eurogebied en tekorten in vreemde valuta kan opvangen die tegenpartijen in het eurogebied ondervinden. Liquiditeitsovereenkomsten dragen bij aan een soepele monetairbeleidstransmissie door het voorkomen van enerzijds een mogelijke verkrapping van kredietverlening ten gevolge van tekorten aan in vreemde valuta luidende financiering voor banken in het eurogebied, en anderzijds de escalatie van tekorten aan euroliquiditeit tot abrupte verkopen van in euro luidende activa die de financiële condities in het eurogebied beïnvloeden.[85]

Door aan buitenlandse centrale banken euroliquiditeit te verschaffen, helpt de ECB overloopeffecten te voorkomen zodat de buitenlandse vraag naar eurofinanciering niet leidt tot een buitensporige verkrapping van de financiële condities in het eurogebied. De in 2020 opgezette of geactiveerde euroliquiditeitsovereenkomsten bleven bestaan en er zijn in 2021 geen nieuwe liquiditeitsovereenkomsten opgezet. De repofaciliteit van het Eurosysteem (Eurosystem Repo Facility for Central Banks - EUREP) bleef beschikbaar voor een groot aantal centrale banken van buiten het eurogebied. Op 4 februari 2021 besloot de ECB de tijdelijke euroliquiditeitsovereenkomsten met niet tot het eurogebied behorende centrale banken te verlengen tot maart 2022. Tabel 5.1 geeft de per 31 december 2021 geldende liquiditeitsovereenkomsten in euro weer, waarmee de ECB euroliquiditeit kon verstrekken aan buitenlandse centrale banken.

Het verschaffen van vreemde valuta aan tegenpartijen in het eurogebied verlicht de druk op de mondiale financieringsmarkten en verzacht zo de effecten van deze druk op de kredietverschaffing aan huishoudens en bedrijven, zowel in het eurogebied als daarbuiten. In 2021 verschafte de ECB liquiditeit in Amerikaanse dollars in overleg met de Federal Reserve System, de Bank of Canada, de Bank of England, de Bank of Japan en de Zwitserse centrale bank. De twee geboden looptijden waren zeven dagen en 84 dagen. De transacties met een looptijd van 84 dagen werden vanaf 1 juli 2021 opgeschort omdat de marktvoorwaarden waren genormaliseerd. De zevendaagse activiteiten bleven fungeren als achtervang voor de private financieringsmarkten.

Tabel 5.1

Overzicht van ECB-liquiditeitsovereenkomsten

Bron: Website van de ECB.
Toelichting: In de tabel zijn niet de repolijnen opgenomen die in het kader van het EUREP zijn opgezet met centrale banken van buiten het eurogebied en waarvoor de ECB haar tegenpartijen niet bekendmaakt,.

Bijdrage van de ECB aan de hervorming van rentebenchmarks

De ECB bleef een belangrijke rol spelen in de hervorming van rentebenchmarks in het eurogebied. Ten eerste dankzij de kortetermijnrente voor de euro (€STR), een robuuste en betrouwbare benchmark, en ten tweede door de penvoering van de Werkgroep risicovrije euroreferentierente voor de private sector, tot aan de afronding van het aanvankelijke mandaat van de werkgroep in mei 2021.

De overgang van EONIA naar de €STR is met succes afgerond

Na een voorbereiding van enkele jaren is de overgang van de EONIA naar de €STR met succes afgerond, en is de EONIA op 3 januari 2022 voor het laatst gepubliceerd. In het afgelopen jaar hebben verschillende mijlpalen deze soepele overgang gekenmerkt. In oktober 2021 organiseerden de centrale clearing instellingen in de derivatenmarkt, dat wil zeggen de markt die veruit het meest gebruik maakte van de EONIA, een eenmalige omzetting van alle uitstaande EONIA-posities naar €STR-posities en is daarna de clearing van EONIA-producten stopgezet. Deze gebeurtenis heeft ertoe bijgedragen dat de liquiditeit op de derivatenmarkt is verschoven in de richting van het gebruik van de €STR en heeft het mogelijke problemen voorkomen met de EONIA-derivatencontracten die na de laatste publicatie van de EONIA op 3 januari 2022 zouden aflopen. Bovendien wees de Europese Commissie in oktober 2021 de €STR aan als het wettelijk vervangende tarief voor de EONIA in contracten die geen werkbare uitwijkvoorzieningen hebben.[86] Dit bood de EONIA-gebruikers extra zekerheid en verminderde juridische risico’s in de aanloop naar de stopzetting van de benchmark

Gezien de robuustheid en representativiteit van de €STR, zoals bevestigd in de tweede €STR Annual Methodology Review van de ECB, worden marktpartijen aangemoedigd het tarief te gebruiken voor zowel cash- als derivatenproducten conform de leidraad van de Raad voor Financiële Stabiliteit. Om een breder gebruik van de €STR aan te moedigen en te ondersteunen, bijvoorbeeld bij uitwijkbepalingen in overeenkomsten gebaseerd op de interbancaire euro-laatprijzen (EURIBOR), is de ECB in april 2021 begonnen met de publicatie van gemengde gemiddelde kortetermijnrentes en een gemengde index (zie Kader 8).

Tenuitvoerlegging van uitwijktarieven voor EURIBOR blijft prioriteit

In mei 2021 publiceerde de werkgroep risicovrije euroreferentierente aanbevelingen voor uitwijkvoorzieningen in EURIBOR-contracten en droeg daarmee bij aan het noodplan voor een scenario waarin EURIBOR zou ophouden te bestaan. Met deze belangrijke mijlpaal heeft de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (European Securities and Markets Authority – ESMA) de penvoering van de werkgroep van de ECB overgenomen, en is de taakstelling van de groep geactualiseerd. Er wordt nu prioriteit gegeven aan de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen voor de uitwijktarieven voor de EURIBOR en het beperken van de gevolgen voor gebruikers in het eurogebied van de stopzetting van het vaststellen van de London Interbank Offered Rate (LIBOR) per 3 januari 2022.[87] De marktpartijen worden aangemoedigd de besprekingen van de werkgroep te volgen, kennis te nemen van haar aanbevelingen en analyses en te overwegen deze op te nemen in hun uitwijkplannen.

De geactualiseerde Gedragscode voor de Valutamarkt en de hernieuwing door het ESCB van de Verbintenisverklaring

Publicatie van de geactualiseerde Gedragscode voor de Valutamarkt en de hernieuwing van de Verbintenisverklaring door het ESCB

In 2017 werd de FX Global Code (de gedragscode), een reeks beginselen voor goede praktijken op de valutamarkt (FX), geïntroduceerd. Dit vormde een rechtstreekse en belangrijke reactie op het gebrek aan vertrouwen in de valutasector na een aantal misstanden op de markt en de bijbehorende boetes van miljarden Amerikaanse dollars. Om ervoor te zorgen dat de gedragscode relevant blijft en gelijke tred houdt met de ontwikkelingen op de valutamarkt, heeft het Global Foreign Exchange Committee de beginselen op verschillende belangrijke terreinen herzien en geactualiseerd. De belangrijkste stuwende kracht achter veel van de actualiseringen was de behoefte aan meer informatieverschaffing en transparantie over de gebruikte methoden voor valutatransacties in een steeds complexere markt. De geactualiseerde Gedragscode is gepubliceerd op 15 juli 2021. De ECB en haar Foreign Exchange Contact Group waren nauw betrokken bij het evaluatieproces. Verschillende leden van die Contactgroep namen deel aan de werkgroepen van het Global Foreign Exchange Committee en droegen bij aan de ontwikkeling van de geactualiseerde gedragscode. Voor de toekomst is het belangrijk dat alle valutamarktdeelnemers zich over de geactualiseerde gedragscode buigen, de implicaties van de geactualiseerde beginselen voor hun eigen activiteiten beoordelen en die activiteiten er vervolgens op afstemmen. De leden van het Europees Stelsel van Centrale Banken, bestaande uit de ECB en de nationale centrale banken van alle lidstaten van de EU, ondernamen een interne evaluatie van hun respectieve activiteiten. Na afronding van het evaluatieproces is de geactualiseerde Verbintenisverklaring op 15 februari 2022 gepubliceerd.[88]

Verslaglegging over valuta-interventies

Geen ECB interventies op de valutamarkt

In 2021 heeft de ECB niet op de valutamarkten geïntervenieerd. Sinds de invoering van de euro heeft de ECB tweemaal geïntervenieerd op de valutamarkt, in 2000 en 2011. Gegevens over valuta-interventies worden op kwartaalbasis met een vertraging van één kwartaal gepubliceerd op de website van de ECB en in het Statistical Data Warehouse. De informatie die in deze kwartaalstaten wordt gepubliceerd, wordt ook in samengevatte vorm op jaarbasis opgenomen in het Jaarverslag van de ECB (zie Tabel 5.2). Als zich in een bepaald kwartaal geen valuta-interventie heeft voorgedaan, wordt dit expliciet vermeld.

Tabel 5.2

Valuta-interventies door de ECB

Bron: ECB.

Het verslagleggingskader omvat de eenzijdig door de ECB uitgevoerde en in coördinatie met andere autoriteiten uitgevoerde valuta-interventies, en interventies tegen limietkoersen in het kader van het wisselkoersmechanisme (exchange rate mechanism – ERM II).

5.2 Beheer van krediettransacties van de EU

De ECB beheert de krediettransacties (zowel opgenomen als verstrekte kredieten) van de EU in het kader van de faciliteit voor financiële bijstand op de middellange termijn (medium-term financial assistance facility – MTFA),[89] het Europees Financieel Stabilisatiemechanisme (EFSM),[90], het Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE)[91], en het Next Generation EU (NGEU) programma.[92]

De ECB verwerkt betalingen voor verschillende leningenprogramma’s van de EU

In 2021 verwerkte de ECB rentebetalingen met betrekking tot de onder de MTFA verstrekte leningen. Per 31 december 2021 stond er uit hoofde van deze faciliteit een totaalbedrag van € 200 miljoen uit. De ECB verwerkte in 2021 tevens diverse aflossingen en rentebetalingen met betrekking tot de onder het EFSM verstrekte leningen. Per 31 december 2021 stond er uit hoofde van dit mechanisme een totaalbedrag uit van € 46,8 miljard. In 2021 verwerkte de ECB uitbetalingen van SURE-leningen aan verschillende lidstaten en daarmee verband houdende rentebetalingen. Per 31 december 2021 stond er uit hoofde van dit mechanisme een totaalbedrag uit van € 89,6 miljard. Tot slot verwerkte de ECB in 2021 de uitbetalingen van NGEU-leningen en -subsidies aan diverse lidstaten.

Daarnaast is de ECB verantwoordelijk voor het beheer van de betalingen die voortvloeien uit transacties in het kader van de Europese Faciliteit voor Financiële Stabiliteit (European Financial Stability Facility - EFSF)[93] en het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM)[94]. In 2021 verwerkte de ECB diverse rentebetalingen en vergoedingen met betrekking tot twee onder het EFSF verstrekte leningen.

Tot slot is de ECB ook verantwoordelijk voor het verwerken van alle betalingen in het kader van de kredietfaciliteitovereenkomst voor Griekenland.[95] Per 31 december 2021 stond er uit hoofde van deze faciliteit een totaalbedrag van € 50,1 miljard uit.

5.3 Diensten van het Eurosysteem inzake reservebeheer

Een aantal nationale centrale banken van het Eurosysteem verlenen diensten uit hoofde van het ERMS-kader

In 2021 is wederom een veelomvattende reeks financiële diensten aangeboden uit hoofde van het in 2005 ingevoerde kader voor het beheer van in euro luidende reserveactiva (Eurosystem Reserve Management Services – ERMS) toebehorend aan cliënten. Een aantal nationale centrale banken van het Eurosysteem stelt onder geharmoniseerde voorwaarden en volgens marktstandaarden investeringsdiensten beschikbaar aan centrale banken, monetaire autoriteiten en overheidsinstanties buiten het eurogebied, en aan internationale organisaties. De ECB vervult een algemene coördinerende rol, ziet toe op het soepel functioneren van de diensten, stimuleert verbeteringen aan het ERMS-kader en verzorgt de verslaglegging voor de Raad van Bestuur van de ECB.

Eind 2021 was het aantal gerapporteerde rekeningen van cliënten in het ERMS 265, tegen 260 eind 2020. De totale geaggregeerde aanhoudingen (met inbegrip van liquiditeiten en aangehouden effecten) die binnen het ERMS-kader werden beheerd, zijn in 2021 met ongeveer 18% gedaald ten opzichte van 2020.

Omwille van de duidelijkheid is het juridisch ERMS-kader in 2021 herschikt, met onder meer actualiseringen om impulsen die de transparantie van rapportages bevorderen te versterken en informatie in het kader van ERMS-dienstverlening binnen het Eurosysteem te delen.

6 Grote vraag naar contant geld met aanhoudend weinig valsemunterij

De ECB en de nationale centrale banken van het eurogebied (NCB's) zijn verantwoordelijk voor de uitgifte van eurobankbiljetten in de gewenste hoeveelheden en coupures, voor het garanderen van de beschikbaarheid van contant geld en voor het waarborgen van het vertrouwen in de gemeenschappelijke munteenheid. De COVID-19 pandemie heeft twee gevolgen gehad voor het betaalgedrag. Ten eerste heeft het de rol van contant geld als oppotmiddel onderstreept en ten tweede heeft het de vraag naar contant geld voor transactiedoeleinden deels verminderd. Desondanks is in 2021 het aantal eurobankbiljetten in omloop opnieuw gegroeid, terwijl het aantal uit omloop genomen valse bankbiljetten op een historisch dieptepunt is gebleven. Aangezien contant geld voor veel consumenten het voornaamste betaalmiddel blijft, streeft het Eurosysteem ernaar om in de komende jaren een goede toegang tot en acceptatie van contant geld als betaalmiddel te waarborgen, zoals omschreven in de contantgeldstrategie van het Eurosysteem.

Na de voltooiing van de invoering van de Europaserie bankbiljetten in 2019 is het Eurosysteem reeds begonnen met zijn voorbereidingen voor de ontwikkeling van toekomstige bankbiljetten.

6.1 Eurobankbiljetten in omloop

Het aantal en de waarde van de eurobankbiljetten in omloop is gestegen, waarbij het aandeel van de biljetten van €50 het grootst was.

In 2021 steeg zowel het aantal als de waarde van de eurobankbiljetten in omloop met respectievelijk 6,5% en 7,7%. Aan het eind van het jaar waren er 28,2 miljard eurobankbiljetten in omloop, met een totale waarde van € 1,54 biljoen (zie Grafiek 6.1). De biljetten van € 50 hadden met 44,3% in waarde gemeten het grootste aandeel in omloop, wat ruwweg overeenkomt met de gezamenlijke waarde van de bankbiljetten van € 100, € 200 en € 500 (zie Grafiek 6.2).

Grafiek 6.1

Aantal en waarde van eurobankbiljetten in omloop

(links: EUR miljard; rechts: miljarden)

Bron: ECB.

Grafiek 6.2

Waarde van de eurobankbiljetten naar coupure

(EUR miljard)

Bron: ECB.

De veranderingen in de omloop van eurobankbiljetten per coupure werden in 2021 nog steeds beïnvloed door de aanhoudende COVID-19-pandemie en de verschillende functies van contant geld. De vraag naar bankbiljetten van € 200 en € 100 bleef hoog, met een jaargroei van respectievelijk 33,6% en 9,0%, nu deze biljetten ook als oppotmiddel worden gebruikt. De jaarlijkse groei van de waarde van de 50-eurobiljetten in omloop bedroeg 7,5%, en de jaarlijkse groei van de waarde van de in omloop zijnde bankbiljetten van € 5 tot € 20 was 3,0%.

De ECB en de nationale centrale banken blijven de hoge kwaliteit van de eurobankbiljetten in omloop waarborgen

De nationale centrale banken van het Eurosysteem controleerden de echtheid en kwaliteit van 23,5 miljard bankbiljetten ter waarde van € 759,3 miljard, wat slechts iets minder is dan de uitstaande eurobankbiljettencirculatie in termen van aantallen. Van de gecontroleerde bankbiljetten waren er 2,9 miljard versleten gedurende de omloop. Deze moesten worden vervangen om zo alleen bankbiljetten van hoge kwaliteit in omloop te houden.

Toename van de omloop van euromunten

Eind 2021 waren er 141,2 miljard euromunten in omloop, met een waarde van € 31,2 miljard. Ten opzichte van eind 2020 steeg de waarde van de euromunten in omloop met 2,7%.

6.2 Gemak van de dagelijkse omgang met eurobankbiljetten

Gezien de rol van contant geld in de Europese maatschappij, streeft de ECB ernaar te waarborgen dat eurobankbiljetten geschikt blijven voor gebruik, gemakkelijk te gebruiken zijn en moeilijk te vervalsen.

In het kader van deze blijvende inspanning om de kwaliteit van de eurobankbiljetten op peil te houden, is het regelmatig verzamelen van feedback van belanghebbenden bij eurobankbiljetten een belangrijke activiteit ter ondersteuning van de ontwikkeling van toekomstige eurobankbiljetten en echtheidskenmerken. Aansluitend bij deze doelstelling is in 2021 een enquête onder geldverwerkers gestart om beter inzicht te krijgen in wat geldverwerkers vinden van het huidige ontwerp, het vaststellen van de echtheid en het gebruik van eurobankbiljetten.

De onderzochte groep geldverwerkers bestond uit personen ouder dan 16 jaar uit alle negentien landen van het eurogebied die wegens hun beroepsactiviteit regelmatig met contant geld omgaan. In totaal werden ruim 22.000 interviews gehouden.

Hoge mate van tevredenheid onder geldverwerkers over het huidige ontwerp en de huidige coupures van de eurobankbiljetten

Uit de enquête blijkt dat geldverwerkers zeer tevreden zijn over het huidige ontwerp en de coupures van de eurobiljetten. Geldverwerkers in het eurogebied ondervonden slechts zelden moeilijkheden om de bankbiljetten uit elkaar te houden.

Echtheidscontroles zijn zeer gebruikelijk (zes op de tien geldverwerkers controleren bankbiljetten), en respondenten die onlangs een training hebben gevolgd over hoe zij bankbiljetten moeten controleren, doen dat bijna allemaal. Het gebruik van machines/apparaten voor de echtheidscontrole van bankbiljetten is wijdverbreid (56%) onder degenen die bankbiljetten controleren. Geldverwerkers die bankbiljetten handmatig controleren, voeren meestal snelle controles uit op een (23%) of meer (39%) echtheidskenmerken.

Voor geldverwerkers zijn snelheid en gemak belangrijk bij een echtheidscontrole

De belangrijkste reden voor de keuze voor het te controleren echtheidskenmerk is snelheid. Ook is een gemakkelijke controle op het kenmerk belangrijk. Deze bevinding geldt voor alle echtheidskenmerken en coupures.

6.3 Aantal vervalste eurobankbiljetten op een historisch dieptepunt

De ECB adviseert het publiek om alert te blijven en de ‘voel-kijk-kantel’-test toe te passen.

De dalende trend in het aantal vervalsingen van eurobankbiljetten zette zich voort in 2021, toen opnieuw een historisch dieptepunt werd bereikt in de verhouding tussen het aantal vervalsingen en het aantal echte bankbiljetten in omloop (zie Grafiek 6.3). In totaal werden 347.000 valse bankbiljetten uit omloop genomen, wat betekent dat in één jaar slechts 12 vervalsingen op 1 miljoen echte bankbiljetten in omloop werden onderschept. De kwaliteit van de vervalsingen blijft laag. Hierdoor kunnen vervalsingen heel snel en eenvoudig worden herkend door de ‘voel-kijk-kantel’-test toe te passen.

Grafiek 6.3

Aantal per jaar onderschepte valse bankbiljetten per miljoen echte eurobiljetten in omloop

(aantal per miljoen)

Bron: ECB.

De ontwikkeling van toekomstige eurobankbiljetten is van start gegaan

Contant geld blijft ook in de toekomst belangrijk

De ECB verwacht dat eurocontanten in de jaren tot 2030 en in de jaren daarna nog steeds op grote schaal zullen worden gebruikt. Met het oog hierop, en om vervalsers voor te blijven, is het noodzakelijk voorbereidingen te treffen en klaar te staan om verbeterde en moderne eurobankbiljetten in omloop te brengen, teneinde het vertrouwen van het publiek in de biljetten te behouden en om ervoor te zorgen dat ze veilig en gebruiksvriendelijk zijn. Gezien de duur en de complexiteit van het ontwikkelingsproces voor toekomstige bankbiljetten is al een begin gemaakt met de voorbereidingen, waaronder onderzoeks- en ontwikkelingswerkzaamheden, regelmatige raadpleging van belanghebbenden en burgers, en de productie van proefbiljetten met nieuwe echtheidskenmerken.

De ECB is van plan het ontwerp van de toekomstige eurobankbiljetten te vernieuwen. Tijdens het ontwerpproces zal op verschillende momenten input van Europese burgers worden gevraagd. De ECB verwacht in 2024 de definitieve ontwerpen voor nieuwe eurobankbiljetten te selecteren.

7 Statistieken

Met hulp van de nationale centrale banken (NCB's) houdt de ECB zich bezig met het ontwikkelen, verzamelen, samenstellen en publiceren van allerlei statistieken en gegevens die nodig zijn voor het monetair beleid van de ECB en voor de taken van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en het Europees comité voor systeemrisico's (ESRB), al dan niet op het gebied van financiële stabiliteit. Ook overheden, internationale organisaties, financiële marktpartijen, de media en het grote publiek gebruiken deze statistieken, die de ECB helpen om transparanter te werken.

Dit hoofdstuk gaat over nieuwe statistieken voor het eurogebied, te weten de ontwikkeling van experimentele indicatoren ter ondersteuning van het beleid inzake klimaatverandering en indexcijfers van de prijzen van de eigen woning. De twee kaders gaan in op de recente publicatie van de samengestelde gemiddelde €STR-rentes en index, en de bevordering van internationale statistische standaarden.

7.1 Nieuwe en verbeterde statistieken voor het eurogebied

Macrostatistieken veranderen met het oog op blijvende geschiktheid

De Raad van Bestuur van de ECB heeft in april 2021 een nieuw richtsnoer vastgesteld op het gebied van financiële kwartaalrekeningen.[96] In dit richtsnoer worden nieuwe gegevensvereisten en het uitvoeringsschema vastgesteld voor de rapportages van financiële kwartaalrekeningen met nieuwe uitsplitsingen, waarin rekening wordt gehouden met de economische ontwikkelingen en de gebruikersbehoeften.

De ECB heeft een richtsnoer vastgesteld voor de verstrekking van nieuwe gegevens voor financiële kwartaalrekeningen

In het nieuwe richtsnoer zijn voorschriften opgenomen voor de rapportage van gedetailleerde gegevens door de subsectoren van de overige financiële instellingen, teneinde de statistieken te verbeteren die het toezicht op de niet-bancaire financiële sector in monetaire en financiële stabiliteitsanalyses onderbouwen. Ook wordt er een nieuwe uitsplitsing van financiële instrumenten naar functionele betalingsbalanscategorieën ingevoerd om grensoverschrijdende transacties ten opzichte van directe buitenlandse investeerders te kunnen identificeren, evenals nieuwe uitsplitsingen van instrumenten voor levensverzekerings- en pensioenrechten. Deze nieuwe statistieken zullen vanaf de tweede helft van 2022 geleidelijk beschikbaar komen voor de gebruikers.

Een nieuwe verordening verlangt gegevens om de analyse van monetaire en kredietontwikkelingen te versterken

De ECB heeft een nieuwe verordening gepubliceerd volgend op een herziening van de statistische rapportageverplichtingen met betrekking tot de balansposten van monetaire financiële instellingen, met inbegrip van een openbare raadpleging die begin 2020 werd gehouden.[97] Het doel van deze verordening is te voorzien in gegevensbehoeften met een hoge prioriteit voor de analyse van monetaire en kredietontwikkelingen. De verordening brengt ook wijzigingen aan in een aantal bestaande vereisten, definities en rapportageafwijkingen, voorzover dit een betere integratie met andere statistische gegevensbestanden ten goede komt.

De statistische verslaglegging van het Eurosysteem wordt verder ontwikkeld om de rapportagelast van de banken te verlichten

Na raadpleging van de sector keurde de Raad van Bestuur van de ECB in december 2021 de start van de ontwerpfase van het kader voor geïntegreerde rapportage (Integrated Reporting Framework - IReF) goed.[98] Het IReF heeft tot doel de statistische rapportages van banken binnen het eurogebied te consolideren en zo hun rapportagelast te verlichten door digitalisering en een geavanceerde productie-inrichting optimaal in te zetten. Het project wordt ontwikkeld in nauwe samenwerking met andere Europese autoriteiten met het oog op de langetermijndoelstelling om tot verdere standaardisatie en integratie op het gebied van rapportage van statistische, prudentiële en resolutiegegevens te komen. Het nieuwe rapportagekader zal naar verwachting in 2027 van kracht worden.

7.2 Ontwikkeling van experimentele indicatoren ter ondersteuning van het beleid inzake klimaatverandering

Gezien het feit dat de klimaatverandering in toenemende mate de economie en het financiële stelsel zal beïnvloeden, heeft de Raad van Bestuur in juli 2021 een besluit genomen over een uitgebreid actieplan[99] om klimaatverandering meer in overweging te nemen in haar beleidskader.

Gegevens en indicatoren zijn nodig om de impact van klimaatverandering op de economie en het financiële stelsel te analyseren

Om de analyse te verbeteren is er behoefte aan fijnmazige gegevens en internationaal vergelijkbare indicatoren. De routekaart stuurt aan op de ontwikkeling van een reeks nieuwe experimentele indicatoren voor klimaatgerelateerde risico's en duurzame financiering van financiële instellingen – bijvoorbeeld over de uitgifte van groene obligaties of over koolstofvoetafdrukken – gevolgd door stapsgewijze verbeteringen op basis van beschikbaarheid en harmonisatie van gegevens.

Het Comité statistieken van het ESCB[100] heeft zich ertoe verbonden methodologische beste praktijken uit te werken en experimentele indicatoren te ontwikkelen met betrekking tot de blootstelling van financiële instellingen aan fysieke klimaatrisico's, de koolstofvoetafdruk van portefeuilles en duurzame financiering. De gegevens voor deze indicatoren zullen worden aangeleverd door een combinatie van openbare en niet-openbare gegevensbronnen, naast de bestaande ESCB-gegevensverzamelingen. Een eerste serie indicatoren zal naar verwachting eind 2022 worden gepubliceerd.

Er bestaan talrijke uitdagingen op het gebied van data, en de markt bestaat momenteel uit een reeks producten die niet optimaal op elkaar afgestemd zijn. De ECB werkt stapsgewijs op basis van informatie van verschillende onderling niet afgestemde gegevensverstrekkers. De daaropvolgende stappen zullen gebruik kunnen maken van het bestaande EU-beleid en initiatieven op het gebied van duurzaamheidstaxonomieën, informatieverschaffing en verslaglegging, met inbegrip van de norm voor groene obligaties.

7.3 Prijsindices voor de eigen woning

Verwacht wordt dat de opname van de kosten van de eigen woning in de HICP de inflatiemeting zal verbeteren...

Na de herziening van haar monetairbeleidsstrategie heeft de Raad van Bestuur aangekondigd dat de totale HICP de geëigende index blijft om de prijsstabiliteitsdoelstelling voor het eurogebied te kwantificeren en dat deze zal worden gehandhaafd als prijsindex om de inflatie in het eurogebied te meten voor monetairbeleidsdoeleinden. De ECB stelt zich op het standpunt dat prijsstabiliteit het beste kan worden gehandhaafd door te streven naar 2% HICP-inflatie in het eurogebied op de middellange termijn, waarbij een symmetrisch streven naar deze doelstelling inhoudt dat een te lage inflatie even onwenselijk is als een te hoge inflatie. Bovendien zijn de huisvestingskosten van groot belang voor de behoefte aan een brede afspiegeling van de kosten van goederen en diensten die in een economie worden verbruikt.[101] Aangezien de ECB wil dat de HICP de consumptiepatronen van de huishoudens in het eurogebied correct weergeeft, heeft de Raad van Bestuur acties voorgesteld om de huisvestingskosten beter tot uitdrukking te laten komen in de HICP voor het eurogebied.

Bij huisvesting zijn de twee voornaamste mogelijkheden een woning huren en een woning in eigendom hebben. Terwijl de huurprijzen altijd in de HICP worden opgenomen, geldt dat niet voor de kosten van de door de eigenaar bewoonde woningen (owner-occupied housing – OOH). De Raad van Bestuur drong er daarom op aan de OOH-kosten op te nemen in de HICP. De opname daarvan brengt echter uiteenlopende technische en conceptuele uitdagingen met zich mee, en bij dit proces moet ook aandacht worden besteed aan de rol die de verschillende EU-instellingen zullen moeten vervullen.

...maar er zijn de nodige methodologische en technische uitdagingen

Eén uitdaging is dat woningen een tweeledig karakter hebben: op het eerste gezicht zou het kopen van een woning kunnen worden beschouwd als een investering in een bezitting. Echter, kopers kunnen verschillende bedoelingen hebben: zij kunnen het huis alleen voor beleggingsdoeleinden gebruiken (door het te verhuren) of zij kunnen het hoofdzakelijk voor consumptieve doeleinden gebruiken (door het als eigenaar te bewonen). Aangezien de eigenaar-bewoner na verloop van tijd ook zal profiteren van de waardestijging van de woning, zal de woning zowel als investering als voor consumptie worden gebruikt. Overeenkomstig zijn rechtsgrondslag dient het HICP zich te richten op de consumptieve bestedingen, waarbij investeringen buiten beschouwing worden gelaten. Het is echter technisch gezien moeilijk om het consumptiegedeelte los te koppelen, zoals blijkt uit de aanzienlijke variatie in de wijze waarop dit onderwerp in de verschillende landen wordt benaderd.

Een andere uitdaging heeft betrekking op de methode die wordt gebruikt om de OOH te meten. De ECB ondersteunt het gebruik van de zogenaamde werkwijze voor netto-verwervingen voor het meten van de OOH-kosten. Deze methode is de enige die past binnen het conceptuele kader van de HICP als maatstaf voor de koopkracht, omdat bij deze methode een door de eigenaar bewoonde woning wordt behandeld als ieder ander duurzaam goed. De prijzen voor nieuwe auto's worden bijvoorbeeld opgenomen op het moment van aankoop, ook al zal de auto gedurende de komende jaren worden gebruikt. De werkwijze voor netto-verwervingen wordt al toegepast voor de driemaandelijkse prijsindices voor de eigen woning (OOHPI's) die door Eurostat worden gepubliceerd. OOH prijsindices zijn alleen gebaseerd op transacties met de sector huishoudens, hetgeen dezelfde regel is als voor het HICP. De verkoop van woningen tussen huishoudens blijft buiten beschouwing, wat betekent dat de OOHPI's voornamelijk betrekking hebben op nieuwbouwwoningen en appartementen. Deze liggen vaak aan de rand van de steden, op locaties waar de prijzen zich anders kunnen ontwikkelen dan de algemene huizenprijsontwikkelingen. Ook transactiegerelateerde uitgaven (bijvoorbeeld notariskosten) en uitgaven in verband met de eigendom (bijvoorbeeld met de eigen woning verband houdende verzekeringen, onderhoud en grote reparaties) zijn in de OOHPI's opgenomen. De nadruk op de aankoop van nieuwe woningen leidt tot een relatief klein aantal toepasselijke transacties per maand. Dit kan de berekening van een maandelijkse prijsindex bemoeilijken, vooral voor kleinere landen. Aangezien OOHPI's bovendien op kwartaalbasis worden gepubliceerd en een vertraging van drie maanden hebben (terwijl de HICP aan het eind van de rapportagemaand wordt gepubliceerd), voldoen zij in hun huidige vorm niet aan de eisen voor opname in de HICP.

Bij de herziening van de strategie heeft de Raad van Bestuur gekeken naar al deze technische kwesties en hoe deze op te lossen, en besloten een routekaart aan te bevelen om de OOH in de HICP op te nemen met gebruikmaking van de werkwijze voor netto-verwerving.[102]

In de routekaart van de ECB worden de volgende stappen aangegeven voor de ontwikkeling van prijsindices voor de eigen woning en het gebruik ervan in combinatie met de HICP.

In de routekaart van de ECB wordt voorgesteld om eerst een interne analytische ECB-index in te voeren, waarin de HICP's worden gecombineerd met de OOHPI's. Ook werd Eurostat gevraagd om in 2023 op kwartaalbasis een experimentele HICP te publiceren, met inbegrip van de OOH-kosten. Tegelijkertijd zal een aanvang worden gemaakt met de nodige juridische werkzaamheden, zodat een officiële kwartaalindex beschikbaar kan worden gesteld, mogelijk in 2026. Het uiteindelijke doel is om de OOH-kosten maandelijks en tijdig in het HICP op te kunnen nemen, zodat het volledig inzetbaar wordt voor monetairbeleidsdoeleinden.

De Raad van Bestuur heeft tevens besloten dat de huidige HICP gedurende de overgangsperiode de belangrijkste referentie-index voor het monetaire beleid zal blijven.[103] Niettemin zullen de op kwartaalbasis opgestelde afzonderlijke OOH-prijsindex en, zodra deze beschikbaar zijn, de kwartaalindexcijfers waarin de HICP en OOH zijn gecombineerd, een belangrijke aanvullende rol spelen bij het nemen van monetairbeleidsbeslissingen.

Kader 8
Nieuwe publicatie van samengestelde gemiddelde rentes en index voor de €STR

Met ingang van 15 april 2021 publiceert de ECB elke dag de samengestelde gemiddelde rentes voor de €STR voor verschillende looptijden alsmede een samengestelde index voor de €STR. De samengestelde rentes zijn geschikt voor gebruik als referentierente in financiële contracten en als terugvalrente voor andere referentierentes. Zij vormen een solide alternatief voor andere beschikbare benchmarks in veel contracten waarin het gebruik van een samengestelde referentierente voor een looptijd opportuun wordt geacht.

De rentetarieven worden uitsluitend berekend aan de hand van historische waarden van de kortetermijnrente voor de euro (€STR), de eendaagse (overnight) referentierente die sinds oktober 2019 door de ECB wordt gepubliceerd en beheerd. De samengestelde gemiddelde rentes voor €STR worden achteraf berekend over gestandaardiseerde looptijden van 1 week, 1 maand, 3 maanden, 6 maanden en 12 maanden, waarbij gebruik wordt gemaakt van de reeksen van gerealiseerde rentes voor €STR over elke desbetreffende looptijd. De samengestelde €STR-index maakt het op zijn beurt mogelijk een samengesteld gemiddelde rente voor de €STR te berekenen voor elke andere periode dan de standaard looptijden. De precieze regels voor de berekening van de gemiddelde rentetarieven en de index werden vastgesteld met inachtneming van de feedback uit een openbare raadpleging en zijn grotendeels afgestemd op die welke worden gebruikt door andere centrale banken die gelijkwaardige tarieven publiceren.[104]

Aangezien de samengestelde rentes en de index uitsluitend gebaseerd zijn op de gerealiseerde waarden van de €STR ontlenen zij hun soliditeit aan de diepte en liquiditeit van de eendaagse eurogeldmarkt. Het feit dat zij worden berekend en gepubliceerd door de ECB onder dezelfde governance als de €STR betekent dat zij ook worden verstrekt via een vertrouwde en betrouwbare bron. Het richtsnoer van de ECB inzake de €STR werd expliciet gewijzigd ter bevestiging van deze nieuwe ECB-taak en om het kader met betrekking tot de €STR uit te breiden met de berekening en publicatie van de samengestelde gemiddelde rentes en index voor de €STR, voorzover van toepassing.[105]

De samengestelde gemiddelde rentes voor de €STR en de samengestelde index voor de €STR worden elke TARGET2-werkdag om 9:15 uur CET gepubliceerd via het platform voor de verspreiding van marktinformatie (Market Information Dissemination platform, MID) van de ECB en in het Statistical Data Warehouse (SDW) van de ECB. Naast de dagelijkse waarden van de vijf rentevoeten en de index publiceert de ECB de aanvangsdatum en de einddatum van elk van de reeks looptijden om de repliceerbaarheid van de berekeningen te vergemakkelijken.

Kader 9
Bevordering van mondiale datastandaardisatie

Standaardisering vormt een essentiële basis voor statistische rapportages en voor de verzameling van nauwkeurige en vergelijkbare officiële statistieken. Het is voor het vertrouwen in en de transparantie van officiële statistieken van groot belang dat kan worden gesteund op internationaal erkende gegevensstandaarden, waarbij standaard identificatiecodes fungeren als connectoren en bruggen tussen verschillende gegevensverzamelingen en zorgen voor een gemeenschappelijke taxonomie van de verschillende domeinen.

De ECB is dan ook nauw betrokken bij mondiale standaardisatie-inspanningen, van het opstellen van nieuwe standaarden tot het verder ontwikkelen van bestaande standaarden, met name door bij te dragen aan het werk van het ISO Technical Committee 68, dat verantwoordelijk is voor het opstellen van mondiale standaarden voor de financiëledienstensector. In de afgelopen jaren hebben medewerkers van de ECB deelgenomen aan talloze advies- en werkgroepen die betrokken zijn bij de totstandkoming of herziening van diverse internationale standaarden die van essentieel belang zijn voor statistische rapportages.

Samen met verschillende NCB's speelt de ECB ook een belangrijke rol bij het lopende beheer van bestaande standaarden, met name door actief deel te nemen aan het Regulatory Oversight Committee (ROC) en de substructuren ervan. Het ROC is het internationale orgaan dat belast is met het toezicht op:

    • de Legal Entity Identifier (LEI);
    • de Unique Transactions Identifier (UTI);
    • de Unique Product Identifier (UPI);
    • Kritische Data-elementen (KDE's).

De LEI is bij de ECB en andere internationale en nationale autoriteiten een standaard onderdeel geworden om rechtspersonen op een eenduidige manier te identificeren.[106] Het is een essentiële bron van informatie over rechtspersonen, die wordt gebruikt ter verrijking van andere gegevensverzamelingen en ter ondersteuning van diverse soorten analyses die binnen het ESCB worden uitgevoerd. De voordelen van de LEI beperken zich niet tot het gebruik ervan voor statistische doeleinden en door overheidsinstanties; de identificatiecode wordt namelijk ook voor verschillende use cases gebruikt door de financiële en niet-financiële sector.

Evenals bij andere standaarden is het van cruciaal belang dat de bovengenoemde identificatiecodes en gegevenselementen breed in vele rechtsgebieden worden aangenomen om de voordelen ervan ten volle te benutten, kosten te verminderen en een wereldwijde harmonisatie tot stand te brengen.

De ECB is ook nauw betrokken bij de instandhouding en ontwikkeling van standaarden voor het berichtenverkeer die in de financiële sector en tussen internationale instellingen onderling worden gebruikt. In het bijzonder is de ECB een pleitbezorger van de SDMX-standaard (Statistical Data and Metadata Exchange), een internationaal initiatief dat gericht is op het standaardiseren van de uitwisseling van statistische gegevens. De ECB is voorzitter van de SDMX Technical Working Group Task Force on the Information Model, en levert een actieve bijdrage aan de ontwikkeling van de nieuwe versie van het SDMX Information Model - SDMX 3.0, die in 2021 officieel werd geïntroduceerd tijdens de wereldwijde SDMX-conferentie.[107] Een van de belangrijkste verbeteringen van het informatiemodel in SDMX 3.0 is de ondersteuning van Microdata Exchange, waaronder meervoudige maatstaven en eigenschappen.

De ECB neemt ook deel aan de Registration Management Group en aan de Standards Evaluation Groups van de ISO 20022, de norm die wordt gebruikt voor het definiëren van berichten voor communicatie en datatransmissie tussen financiële instellingen ter ondersteuning van processen met betrekking tot onder meer betalingen, effectenhandel en afwikkeling.[108] ISO 20022 ondersteunt de financiële sector door te voorzien in een gemeenschappelijke methodologie voor de definitie van nieuwe financiële communicatieberichten. Het voorziet ook in een gemeenschappelijke opslagfaciliteit, de Data Dictionary, waarin de gemeenschappelijke componenten van berichten worden opgeslagen en beschikbaar worden gesteld voor verder hergebruik.

De ECB verbindt zich ertoe de vaststelling van internationale gegevensstandaarden te blijven bevorderen met het oog op het verder verbeteren van de transparantie van de financiële markten en het beperken van systeemrisico's.

8 Onderzoeksactiviteiten van de ECB

Ook in 2021 bleven de economische gevolgen van de coronapandemie (COVID-19) de onderzoeksactiviteiten bepalen. De nieuwe Consumer Expectations Survey is zeer bruikbaar gebleken voor de beoordeling van de situatie van particuliere huishoudens. Tegelijkertijd zetten de reguliere onderzoeksnetwerken hun geplande werkzaamheden voort. Er is een nieuw onderzoekscluster voor klimaatverandering opgezet en er is aanzienlijke vooruitgang geboekt door een netwerk dat zich bezighoudt met de analyse van prijsstelling op basis van microdata (PRISMA). De interactie met de academische wereld is in 2021 weer opgeleefd, maar de conferentieactiviteiten bleven enigszins beperkt als gevolg van de pandemie, hoewel persoonlijke bijeenkomsten deels werden vervangen door virtuele evenementen.

8.1 Nieuw onderzoekscluster over klimaatverandering

Onderzoek naar klimaatverandering is geïntensiveerd, met speciale nadruk op gevolgen voor uitvoering van monetair beleid en relatie tussen klimaatverandering en financiële markten

In 2021 is het onderzoek naar klimaatverandering geïntensiveerd in lijn met de door de ECB geuite wens om beter inzicht te krijgen in de gevolgen van klimaatverandering voor het monetair beleid, en haar sterkere inzet om een bijdrage te leveren aan beleid met betrekking tot het beperken van en aanpassen aan klimaatverandering, rekening houdend met de risico’s en effecten van klimaatverandering en klimaatbeleid, om zo het mandaat van de ECB te vervullen. Zo is in de tweede helft van 2021 het onderzoekscluster van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) voor klimaatverandering actief geworden. Dit nieuwe onderzoekscluster beoogt de coördinatie tussen onderzoekers van centrale banken van de EU en de ECB te faciliteren door middel van maandelijkse onderzoekswebinars, informatie- en kennisuitwisseling en een voorgenomen jaarlijkse workshop. In 2021 was het onderzoekscluster een van de medeorganisatoren van een sessie over klimaatverandering in het kader van een jaarlijkse workshop voor de onderzoeksclusters van het ESCB. Waar in het onderzoek aanvankelijk breed aandacht werd besteed aan de economische aspecten van klimaatverandering, zal de focus worden beperkt tot onderwerpen die sterker verband houden met monetair beleid.[109]

Eén onderzoeksgebied bij de ECB richt zich op de gevolgen van klimaatverandering voor de uitvoering van het monetaire beleid. Zo analyseert één studie de milieueffecten van het aankoopprogramma voor bedrijfsobligaties (corporate sector purchase programme – CSPP) van de ECB.[110] Hieruit blijkt dat de bedrijfsobligatieportefeuille van de ECB in vergelijking met een marktportefeuille met sectorspecifieke kapitaalinstrumenten een overweging kent van CO2-intensieve sectoren. Terwijl de portefeuille van de ECB grotendeels de sectorale structuur van de obligatiemarkten weerspiegelt, zijn CO2-intensieve sectoren zoals nutsbedrijven en koolstofintensieve verwerkende industrie meer afhankelijk van financiering met obligaties dan koolstofarme sectoren (zie Grafiek 8.1). Deze studie draagt bij aan de lopende discussie over de vraag of de ECB zou moeten overstappen van het beginsel van “marktneutraliteit” – als gevolg waarvan de samenstelling van de activa in haar zakelijke portefeuille een afspiegeling vormt van de obligatiemarkt – naar een benadering die gericht is op een afspiegeling van de reële economie, en op die manier haar aankopen zou moeten herstructureren ten gunste van bedrijven uit groenere sectoren.

Een ander onderzoeksgebied betreft de verbanden tussen financiële markten en klimaatverandering. Uit één studie bleek dat in de EU minder innovaties met betrekking tot koolstofarme technologieën worden geoctrooieerd dan in geselecteerde tegenhangers, met zeer sterke verschillen tussen de lidstaten.[111] Een groot deel van deze variatie wordt verklaard door investeringen in R&D en vroegtijdige investeringen in het algemeen. Deze bevindingen wijzen op de uitdagingen waarvoor de EU zich gesteld ziet bij de ondersteuning van de ontwikkeling van klimaattechnologieën, aangezien de totale R&D-uitgaven achterblijven bij de aanbevelingen uit de Lissabon-agenda. In de studie wordt gepleit voor fiscaal en monetair beleid ter ondersteuning van de markten voor risicokapitaal en R&D-investeringen in groene technologieën.

Grafiek 8.1

Aandelen van economische sectoren in het CSPP van de ECB

(aandelen van sectoren in totale volumes)

Bron: Papoutsi, M., Piazzesi, M. en Schneider, M., “How unconventional is green monetary policy?”, Working Paper Series, ECB, nog niet gepubliceerd.
Toelichting: De grafiek toont het aandeel van economische sectoren in de totale economie en de obligatiemarkt, samen met de sectorale aandelen van voor het CSPP in aanmerking komende obligaties en de aandelen per sector in de obligaties die de ECB via het CSPP heeft aangekocht. Marktaandelen worden gemeten als kapitaalinkomen per sector, d.w.z. de toegevoegde waarde onder aftrek van de arbeidskosten. Het aandeel in de obligatiemarkten is een weergave van het totale bedrag aan uitstaande obligaties. De voor het CSPP in aanmerking komende aandelen geven de obligaties aan die voldoen aan de criteria om in het CSPP te worden opgenomen. Door deze opzet komen de aandelen van alle sectoren samen neer op 1.

8.2 Andere onderzoeksnetwerken

De onderzoekswerkgroep voor monetair beleid, macroprudentieel beleid en financiële stabiliteit heeft haar taak afgerond

In 2021 heeft de onderzoekswerkgroep voor monetair beleid, macroprudentieel beleid en financiële stabiliteit haar taak afgerond. Het onderzoek heeft een aantal analytische bevindingen en beleidsimplicaties opgeleverd met betrekking tot de relatie tussen monetair en macroprudentieel beleid. Zo heeft de werkgroep de afruil geanalyseerd tussen het ondersteunen van kredietverlening aan de economie en risico’s voor de financiële stabiliteit. Macroprudentieel beleid dat systeemrisico’s beperkt vormt weliswaar een buffer tegen zware financiële recessies, maar kan een negatief effect hebben doordat het de beschikbaarheid van krediet voor productieve economische bedrijvigheid tijdens periodes van economische expansie beperkt. Hoewel monetairbeleidsinstrumenten essentieel zijn om de intermediairscapaciteit van banken te ondersteunen, kunnen ze ook als onbedoeld gevolg hebben dat banken meer prikkels krijgen om risico’s te nemen.

Voor een juiste afstelling van instrumenten om de veerkracht van de financiële sector te vergroten, moet rekening worden gehouden met deze soorten afruil, aangezien de financiële gezondheid van het bankwezen van invloed is op de doorwerking van het monetaire beleid.

PRISMA onderzocht de heterogeniteit van de inflatie tussen huishoudens met uiteenlopende inkomens

Het Price-setting Microdata Analysis Network (PRISMA) onderzoekt het prijsstellingsgedrag van afzonderlijke bedrijven en detailhandelaren op basis van microdata over prijzen. In 2021 analyseerde het netwerk de heterogeniteit van de inflatie tussen huishoudens die het gevolg is van regionale omstandigheden en verschillen tussen de consumptiemandjes van huishoudens.

In een van hun studies werd de rol van inflatieheterogeniteit tussen huishoudens met uiteenlopende inkomens onderzocht. Er werden duidelijke verschillen vastgesteld tussen de inflatiecijfers waarmee afzonderlijke huishoudens te maken krijgen, grotendeels als gevolg van idiosyncratische productkeuzes binnen productcategorieën. Huishoudens met een laag inkomen werden in het afgelopen decennium gemiddeld met iets hogere inflatie geconfronteerd. De verschillen zijn echter klein en verschillen per land en in de tijd. In een andere studie werd geconcludeerd dat de inflatiecijfers voor huishoudens met een hoog inkomen gevoeliger zijn voor monetair beleid.

Het Household Finance and Consumption Network begon met het verzamelen van gegevens voor zijn reguliere enquêteronde in 2021

Het Household Finance and Consumption Network begon met het verzamelen van gegevens voor zijn reguliere enquête in 2021. Uit onderzoek op basis van deze enquête bleek dat het aankoopprogramma voor activa van de ECB de werkloosheid in het onderste gedeelte van de inkomensverdeling aanzienlijk heeft verminderd. Ook is er gekeken naar de gevolgen van de heterogeniteit van huishoudens voor de doorwerking van monetair beleid, de opbouw van woning- en hypotheekschulden en het leengedrag van huiseigenaren.

De reguliere onderzoeksnetwerken bleven hun onderzoekswerkzaamheden binnen het ESCB op elkaar afstemmen

De reguliere onderzoeksnetwerken bleven hun onderzoekswerkzaamheden binnen het ESCB op elkaar afstemmen en contacten met academische onderzoekers onderhouden. Zo organiseerden de drie onderzoeksclusters van het ESCB over “Monetaire economie”, “Internationale macro-economie, begrotingsbeleid, arbeidseconomie, concurrentie en bestuur van de EMU” en “Financiële stabiliteit, macroprudentiële regelgeving en microprudentieel toezicht” workshops over de meest urgente kwesties op die gebieden, deels in verband met de pandemie. Uit onderzoek bleek bijvoorbeeld dat het vrijgeven van macroprudentiële buffers de kredietverstrekking aan huishoudens heeft ondersteund. Een andere clusterworkshop ging in op de gevolgen van de coronapandemie op de middellange termijn voor herverdelingseffecten bij de handel en op arbeidsmarkten.

8.3 Conferenties en publicaties

De interactie met de academische wereld werd nog steeds enigszins belemmerd door de pandemie…

De interactie met de academische wereld werd nog steeds enigszins belemmerd door de pandemie. Hoewel de meeste reguliere conferenties en raadplegingen online plaatsvonden, waren veel ervan kleinschaliger dan in voorgaande jaren, zoals het ECB Forum on Central Banking, de jaarlijkse onderzoeksconferentie (ARC) en de monetairbeleidsconferentie van de ECB. Tijdens die conferenties werden de gevolgen op langere termijn van de coronapandemie en mogelijke beleidsreacties besproken, maar ook onderzoek op het gebied van de doorwerking van monetair beleid en financiëlemarktstructuren. Zo werd bij de ECB het eerste symposium van het CEPR, de EBWO en de ECB georganiseerd, genaamd “Climate change, finance and green growth”, waarop beleidsmakers en academici uit de vakgebieden economie en de klimaatwetenschappen bijeenkwamen, terwijl tijdens de elfde conferentie van de ECB over voorspeltechnieken methoden aan bod kwamen voor het doen van voorspellingen in ongewone tijden.

… maar de productie van publicaties bleef fors

In 2021 hebben medewerkers van de ECB 126 papers gepubliceerd in de Working Paper-reeks van de ECB. Daarnaast zijn er een aantal meer op beleid gerichte of methodologische studies verschenen in de Occasional Paper-reeks, de Statistics Paper-reeks en de Discussion Paper-reeks van de ECB. Zo bevatten de in 2021 gepubliceerde Occasional Papers een reeks studies die zijn geproduceerd door de werkstromen in het kader van de strategieherziening van de ECB. Daarnaast hebben veel van de onderzoekswerkzaamheden van de ECB geleid tot publicaties in gerenommeerde academische tijdschriften en zijn er veertien artikelen gepubliceerd in het Research Bulletin van de ECB, dat zich op een breder publiek richt.

Kader 10
Budgettaire ondersteuning tijdens de pandemie – inzichten uit de nieuwe Consumer Expectations Survey van de ECB

De coronapandemie heeft zeer uiteenlopende economische en financiële gevolgen gehad voor particuliere huishoudens en consumenten, afhankelijk van hun persoonlijke en economische situatie.[112] Algemeen wordt erkend dat de behoefte van huishoudens aan financiële steun verschilt van land tot land en per economische sector, soort arbeidsrelatie en demografische kenmerken zoals burgerlijke staat en het hebben van kinderen.

Door de uiteenlopende aard van de gevolgen van de pandemie was het een enorme uitdaging om budgettaire steun doelgericht en efficiënt te verlenen. De nationale overheden in het eurogebied boden op grote schaal financiële steun aan huishoudens, in uiteenlopende vormen. De maatregelen varieerden van traditionele socialezekerheidsvoorzieningen, zoals automatische stabilisatoren en bestaande sociale ondersteuningsprogramma’s, tot tijdgebonden inkomenssteun tijdens de pandemie, inclusief steun in natura, zoals extra kinderopvang. Daarnaast steunde de overheid huishoudens indirect via subsidies aan bedrijven, zoals directe werkgelegenheidssubsidies, kredietgaranties en moratoria.

In de loop van 2021 bleek de nieuwe Consumer Expectations Survey (CES) van de ECB een waardevolle bron van informatie voor het monitoren van de economische effecten van deze beleidsmaatregelen. De CES-interviews werden online gehouden op basis van representatieve steekproeven onder particuliere huishoudens in de zes grootste economieën van het eurogebied (België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië en Nederland) en maandelijks via internet uitgevoerd, zodat internationaal vergelijkbare gegevens tijdig beschikbaar waren. De enquête is in de pilotfase gestart in januari 2020 en is in de tweede helft van 2021 een verdere ontwikkelingsfase ingegaan. De werkzaamheden zullen in 2022 worden voortgezet. Tijdens deze fase zal worden overgegaan op een grotere steekproef en een bredere landendekking, die vijf meer landen van het eurogebied bestrijkt.

Grafiek A

Soorten overheidssteun in verband met de pandemie in 2020

(percentages van de respondenten die aangaven dat zij steun ontvingen, naar soort)

Bron: In december 2020 verzamelde CES-gegevens.
Toelichting: Gewogen aggregaten. De respondenten werd gevraagd de volgende vraag te beantwoorden “In reactie op de uitbraak van het coronavirus (COVID-19) komen overheden met beleid om huishoudens, werknemers en bedrijven te ondersteunen. Geef aan of uw huishouden sinds januari 2020 een of meer van onderstaande soorten steun heeft ontvangen.” Zij konden daartoe meerdere antwoorden selecteren uit een lijst van directe en indirecte steunmaatregelen, aangegeven op de horizontale as van de grafiek.

Dankzij de CES was het mogelijk om te beoordelen hoe de overheidssteun onder individuele huishoudens was verspreid, welke soorten steun er beschikbaar waren en wat de perceptie van huishoudens van die budgettaire maatregelen was. Daaruit bleek bijvoorbeeld nog eens dat de maatregelen zeer gericht waren en dat ze de huishoudens ondersteunden die dat het hardst nodig hadden. Zoals is te zien in Grafiek A gaf iets minder dan 30% van de huishoudens in het eurogebied aan dat zij enige vorm van overheidssteun ontvingen, terwijl de overige huishoudens aangaven geen steun te ontvangen. Daarnaast bevatten de huishoudens uit de twee laagste inkomenskwintielen een aanzienlijk hoger percentage respondenten dat steun ontving.[113] De belangrijkste soort steun was compensatie van verlies van inkomen uit arbeid, die door ongeveer 6% van de CES-respondenten werd ontvangen.

Ook werd in de CES aan huishoudens gevraagd om aan de hand van hun eigen financiële situatie hun perceptie te geven van de toereikendheid van budgettaire steunmaatregelen, ongeacht of zij in welke vorm dan ook zulke steun hadden ontvangen. De resultaten wijzen op een positief verband tussen dergelijke percepties en de consumptie van huishoudens, zoals bijvoorbeeld in Grafiek B is te zien voor uitgaven aan vakantieboekingen en niet-duurzame goederen. Onderzoek op basis van deze CES-gegevens wijst er zelfs op dat die percepties een belangrijke rol kunnen spelen bij het stabiliseren van de consumptie. Huishoudens die overheidsmaatregelen als toereikend beschouwen, besteden doorgaans meer, vooral aan grote uitgaven zoals pakketreizen en auto’s, wat een weerslag is van hun meer optimistische visie met betrekking tot inkomensvooruitzichten, toegang tot krediet in de toekomst en financieel welzijn.[114] Dit patroon werd echter ook waargenomen bij huishoudens die zelf geen overheidssteun ontvingen, wat erop wijst dat budgettaire maatregelen bredere gevolgen kunnen hebben, aangezien ze het gedrag van alle huishoudens beïnvloeden en niet alleen dat van de beoogde of daadwerkelijke ontvangers.

Grafiek B

Perceptie van de toereikendheid van overheidssteun in verband met de pandemie en consumptie

(x-as: gemiddelde perceptie van de toereikendheid, variërend van 0 – “zeer slecht” tot 10 – “zeer goed”; y-as: paneel a: percentage respondenten dat in de afgelopen maand een vakantie heeft geboekt; paneel b: log niet-duurzame consumptie in de afgelopen maand)

Bron: CES.
Toelichting: De respondenten werd gevraagd de volgende vraag te beantwoorden “In reactie op de uitbraak van het coronavirus (COVID-19) nemen overheden financiële steunmaatregelen. Hoe schat u de toereikendheid van deze maatregelen voor de financiële situatie van uw huishouden in?” Er werd hun gevraagd een antwoord te geven variërend van 0 (zeer slecht) tot 10 (zeer goed). De totale niet-duurzame consumptie wordt verkregen uit de volgende vraag over de consumptie van het huishouden gedurende de voorgaande maand, die elk kwartaal wordt herhaald: “Hoeveel heeft uw huishouden in <voorgaande maand> uitgegeven aan goederen en diensten in elke hieronder genoemde categorie?” De respondenten wordt ook elke maand een soortgelijke vraag gesteld over bestedingen aan grote uitgaven (zoals vakanties) in de 30 dagen daarvoor: “Welke van onderstaande hebt u de afgelopen 30 dagen aangeschaft? Selecteer alles dat van toepassing is.” De meest recente waarneming betreft oktober 2021.

9 Juridische werkzaamheden en taken

Dit hoofdstuk gaat in op de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) ten aanzien van de ECB, informatie over adviezen van de ECB en gevallen van niet-naleving van de verplichting de ECB te raadplegen over voorgenomen wetsvoorstellen op gebieden waarop zij bevoegd is, en het monitoren van naleving van het verbod op monetaire financiering en bevoorrechte toegang door de ECB.

9.1 Bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie ten aanzien van de ECB

Het Hof van Justitie heeft de positie van de gouverneurs van de centrale banken op grond van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie versterkt

Op 30 november 2021 heeft de Grote Kamer van het Hof van Justitie voor het eerst een uitlegging gegeven van het Protocol (nr. 7) betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie met betrekking tot de gouverneurs van de centrale banken van de lidstaten. Het verzoek om een prejudiciële beslissing was ingediend in het kader van een strafrechtelijke procedure ingesteld tegen de voormalige gouverneur van Latvijas Banka wegens de strafbare feiten corruptie en het witwassen van geld (zaak C-3/20). Dit arrest is vanuit verschillende oogpunten belangrijk. Ten eerste heeft het Hof van Justitie verduidelijkt dat de gouverneurs van de centrale banken vrijstelling van rechtsvervolging genieten voor handelingen die zij in hun officiële hoedanigheid van lid van een orgaan van de ECB hebben verricht, vergelijkbaar met ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie. Het Hof onderstreepte dat de functie van gouverneur van een centrale bank wordt gekenmerkt door een tweeledige professionele rol, die resulteert in een hybride status – zowel als nationale autoriteit als in de hoedanigheid van lid van een orgaan van de ECB (zie ook de gevoegde zaken C 202/18 en C 238/18, Rimšēvičs en ECB/Republiek Letland). Ten tweede is de vrijstelling van rechtsvervolging niet beperkt tot gerechtelijke procedures, maar kan zij ook strafrechtelijke onderzoeken omvatten. In de derde plaats moet de nationale autoriteit, wanneer zij in enig stadium van het strafrechtelijk onderzoek vaststelt dat de betreffende gedraging door een gouverneur van een NCB zou kunnen zijn begaan in diens officiële hoedanigheid van lid van een orgaan van de ECB, de ECB hierover raadplegen. Indien de ECB van oordeel is dat de handelingen inderdaad in die hoedanigheid zijn verricht, dient de nationale autoriteit de ECB om opheffing van de immuniteit van de gouverneur van de NCB te verzoeken. Het is dan uitsluitend aan de ECB om te beoordelen of een dergelijke ontheffing in strijd is met de belangen van de Europese Unie. Ten vierde vallen fraude, corruptie en het witwassen van geld buiten het kader van de taken van een lid van een orgaan van de ECB. Ten vijfde kan bewijsmateriaal dat is verkregen uit strafrechtelijke onderzoeken tegen een gouverneur die immuniteit geniet, worden gebruikt in een strafprocedure tegen dezelfde gouverneur in verband met feiten die niet onder de immuniteit vallen of tegen andere personen. Ten slotte is misbruik van strafrechtelijk onderzoek of vervolging wegens feiten die niet onder de immuniteit vallen in strijd met het beginsel van loyale samenwerking.

Het Hof van Justitie is het met de ECB eens dat de beoordeling van de ECB omtrent de vraag of een instelling failliet gaat of waarschijnlijk failliet gaat, een voorbereidende handeling in de resolutieprocedure is en als zodanig niet aan een afzonderlijke rechterlijke toetsing is onderworpen

Op 6 mei 2021 heeft het Hof van Justitie in hoger beroep een arrest gewezen met betrekking tot de ontvankelijkheid van een beroep tot nietigverklaring tegen een vaststelling dat een kredietinstelling failliet gaat of waarschijnlijk failliet gaat (failing or likely to fail – FOLTF) op grond van artikel 18, lid 1, sub a, van Verordening nr. 806/2014 (gevoegde zaken C-551/19 P en C-552/19 P, ABLV Bank AS e.a./ECB). Een FOLTF-beoordeling is een stap in de resolutieprocedure waarin artikel 18 van deze Verordening voorziet en op grond waarvan de vaststelling van een resolutieregeling afhankelijk is van drie cumulatieve voorwaarden, namelijk dat i) een kredietinstelling FOLTF is, ii) er geen redelijk vooruitzicht is dat alternatieve maatregelen het faillissement van de instelling binnen een redelijk tijdsbestek kunnen voorkomen, en iii) een resolutiemaatregel noodzakelijk is in het algemeen belang. De beoordeling van de eerste voorwaarde kan worden verricht door de ECB of door de gemeenschappelijke afwikkelingsraad (Single Resolution Board - SRB); de beoordeling van de tweede en de derde voorwaarde wordt verricht door de SRB.

Het Hof van Justitie heeft de conclusie van het Gerecht in zijn beschikkingen in de zaken T-281/18 en T-283/18 bevestigd, namelijk dat beroepen tot nietigverklaring van de beoordeling door de ECB dat een kredietinstelling FOLTF is, niet-ontvankelijk zijn. Het Hof van Justitie heeft de argumenten van de ECB aanvaard en daarbij vastgesteld dat FOLTF-beoordelingen voorbereidende maatregelen in de resolutieprocedure zijn. Zij hebben geen bindend rechtsgevolg dat een duidelijke wijziging in de rechtspositie van een kredietinstelling teweeg kan brengen. Volgens het Hof moet de resolutieprocedure worden aangemerkt als "een complexe administratieve procedure waarbij verschillende instanties zijn betrokken en waarvan alleen het resultaat, dat voortvloeit uit de uitoefening door de SRB van diens bevoegdheid, vatbaar is voor rechterlijke toetsing" voor de rechterlijke instanties van de Europese Unie. De FOLTF-beoordeling van de ECB is derhalve niet onderworpen aan een afzonderlijke rechterlijke toetsing, maar kan worden onderworpen aan een incidentele toetsing in het kader van een rechterlijke procedure tegen het besluit van de SRB ter afsluiting van de procedure op grond van artikel 18 van Verordening nr. 806/2014.

9.2 Adviezen van de ECB en gevallen van niet-naleving

Krachtens artikel 127, lid 4 en 282, lid 5 van het Verdrag betreffende het functioneren van de Europese Unie moet de ECB worden geraadpleegd over communautaire of nationale wetsvoorstellen op gebieden die onder haar bevoegdheid vallen. Alle adviezen van de ECB worden gepubliceerd op EUR-Lex. Adviezen van de ECB over communautaire wetsvoorstellen worden ook gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. In 2021 heeft de ECB acht adviezen uitgebracht over EU-wetsvoorstellen en 32 adviezen over nationale wetsvoorstellen op gebieden die onder haar bevoegdheid vallen.

Duidelijke en belangrijke gevallen van niet-raadpleging

Er zijn drie gevallen opgetekend waarin de verplichting tot raadpleging van de ECB met betrekking tot wetsvoorstellen niet werd nageleefd.[115] Het ging hierbij om nationale wetsvoorstellen. Het eerste geval ging over een wijziging van de Litouwse arbeidswet die voorschreef dat bezoldigingen en andere arbeidsgerelateerde betalingen op een door een werknemer opgegeven bankrekening moeten worden gestort. In overeenstemming met eerdere adviezen van de ECB, waarin werd gevraagd of aan het evenredigheidsvereiste was voldaan, werd deze zaak als duidelijk en belangrijk aangemerkt vanwege de mogelijk beperkende gevolgen voor onder meer de betaalmiddelen in Litouwen. Het tweede geval ging over een wijziging van de Poolse wet op de inkomstenbelasting, waarbij onder meer bepaalde beperkingen op contante betalingen voor consumenten en bedrijven werden ingevoerd. Conform eerdere adviezen van de ECB werd dit geval als duidelijk en belangrijk aangemerkt vanwege de mogelijk beperkende gevolgen voor onder meer de betaalmiddelen in Polen. Het derde geval betrof een Spaanse wet tot vaststelling van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van belastingfraude, waarbij een maximumbedrag van € 1.000 werd ingevoerd voor contante betalingen door natuurlijke personen die niet handelen in de uitoefening van beroep of bedrijf en die ingezetenen zijn van Spanje, aan personen die handelen in de uitoefening van beroep of bedrijf. Conform eerdere adviezen van de ECB werd dit geval als duidelijk en belangrijk aangemerkt vanwege de mogelijk negatieve gevolgen voor het systeem van contante betalingen in Spanje.

De ECB heeft adviezen uitgebracht over voorgenomen communautaire wetgeving

De ECB heeft zeven adviezen uitgebracht over voorstellen van de EU betreffende innovaties op het gebied van digitale financiering, groene financiering en kunstmatige intelligentie. Deze adviezen hadden betrekking op: de regulering van crypto’s; cybersecurity en digitale operationele weerbaarheid voor de financiële sector; een proefproject voor marktinfrastructuren gebaseerd op distributed ledger-technologie; duurzaamheidsrapportage door bedrijven en groene obligaties; en de levering en het gebruik van kunstmatige intelligentie door kredietinstellingen. In deze adviezen werden uiteenlopende opmerkingen gemaakt over de implicaties van deze innovaties voor het monetair beleid, marktinfrastructuren en betalingsverkeer, het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en de financiële stabiliteit. De ECB heeft ook een advies uitgebracht waarin zij waarschuwt tegen een EU-voorstel dat het gebruik van de door de ECB vastgestelde wisselkoersen verplicht stelt bij valutawisseldiensten.

De ECB heeft adviezen uitgebracht over nationale wetsvoorstellen

De ECB heeft diverse adviezen uitgebracht over valuta-aangelegenheden en betaalmiddelen, waaronder de uitgifte en omloop van eurobankbiljetten en euromunten in Letland; de verplichting om contante betalingen te accepteren in Denemarken en Polen; de bescherming van eurobankbiljetten en euromunten tegen valsemunterij in Ierland; en afrondingsregels voor betalingen in eurocenten in Slowakije.

De ECB heeft diverse adviezen uitgebracht over nationale wetsvoorstellen betreffende de regulering van en het toezicht op betalings- en/of effectenafwikkelingssystemen in Italië, Letland, Litouwen en Hongarije.

De ECB heeft een groot aantal adviezen uitgebracht over nationale wetsvoorstellen inzake nationale centrale banken (NCB’s), bijvoorbeeld over de nieuwe taken van de Banco de España met betrekking tot het toezicht op de uitgifte van gedekte obligaties door kredietinstellingen en de naleving door betaaldienstgebuikers van de vereisten van het gemeenschappelijk eurobetalingsgebied (SEPA); de naleving van de statuten van Българска народна банка (Bulgaarse Nationale Bank) van de eisen inzake de onafhankelijkheid van de centrale bank; een ingrijpende hervorming van Latvijas Banka, waarbij de bestuursstructuur wordt geactualiseerd en toezicht- en resolutietaken bij de centrale bank worden ondergebracht; de aansprakelijkheid van Eesti Pank ten aanzien van de Estse financiële toezichthouder (Finantsinspektsioon); de behoefte aan een vergoeding voor de NCB's die strookt met het verbod op monetaire financiering voor het uitvoeren van overheidstaken, zoals de nieuwe taak van de Central Bank of Cyprus in verband met de paraatheid voor de nationale defensie, de taken van de Central Bank of Ireland met betrekking tot munten en de taken van de Oesterreichische Nationalbank in verband met de Oostenrijkse fiscale adviesraad (Fiskalrat); de beschrijving van het duurzaamheidsmandaat voor Magyar Nemzeti Bank; het aansporen van de Hongaarse autoriteiten om de Magyar Nemzeti Bank niet te belasten met het rechtstreeks verstrekken van energiebesparingsleningen aan consumenten; naleving van het verbod op monetaire financiering van leningen van Narodowy Bank Polski ten behoeve van het Poolse bankgarantiefonds; verhoging van de rechtszekerheid van de krediettransacties van Narodowy Bank Polski; de naleving van de verdragsvereisten van de nieuwe taken van de Centrale Bank van Cyprus op het gebied van de civiele noodplanning; de naleving van het verbod op monetaire financiering van bijdragen van de Banca d'Italia en de Oesterreichische Nationalbank aan de deelname van Italië en Oostenrijk aan programma's in verband met het IMF; de voorgestelde taak voor Banka Slovenije om toezicht te houden op de naleving door kredietinstellingen van de herstructurering van leningen in Zwitserse frank; deelname van de Central Bank of Cyprus aan het toezicht op de garantieregeling van de Cypriotische regering voor kredietinstellingen tijdens de COVID-19-pandemie; de impact van de voorschriften inzake vrijheid van informatie op de Oesterreichische Nationalbank; en de minimumreserveverplichtingen van Narodowy Bank Polski.

De ECB heeft diverse adviezen uitgebracht over nationale wetsvoorstellen inzake statistische aangelegenheden, waaronder gegevens van multinationale ondernemingsgroepen in Duitsland; de invoering van een nationaal bedrijfsidentificatienummer voor ondernemingen en een register met basisgegevens van ondernemingen in Duitsland; het verzamelen van statistische gegevens met betrekking tot grensoverschrijdende diensten in Oostenrijk; het verzamelen van statistieken in Letland; en de rapportage van kredietgerelateerde gegevens in België.

De ECB heeft diverse adviezen uitgebracht over nationale wetsvoorstellen inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, waaronder: de impact van de voorschriften inzake vrijheid van informatie in Oostenrijk; de impact van een transparantiekader voor contracten waarbij gebruik wordt gemaakt van overheidsmiddelen in Portugal voor de bescherming van vertrouwelijke toezichtinformatie; de uitgestelde belastingvorderingen van Griekse kredietinstellingen; de oprichting van Estse kredietinstellingen met een aanvangskapitaal van € 1 miljoen tot € 5 miljoen; de naleving door een overheidscontrole van de Estse financiële toezichthouder van de onafhankelijkheid die eigen is aan het bankentoezicht; de verlening van toestemming voor de uitgifte van gedekte obligaties door Finse en Spaanse kredietinstellingen; de termijnen waarbinnen de Estse financiële toezichthouder of de ECB de geschiktheid van de leden van het bestuursorgaan en de bekleders van sleutelfuncties van Estse kredietinstellingen moeten beoordelen; het toezicht op door Duitse kredietinstellingen aangegane uitbestedingsovereenkomsten; de invoering van nieuwe gronden voor het instellen van de procedure tot intrekking van de bankvergunning van Sloveense kredietinstellingen; en de erkenning van voortijdige verrekening (close-out netting) als risicoverminderend voor kredietinstellingen op basis van de Letse wetgeving.

De ECB heeft diverse adviezen uitgebracht over nationale wetsvoorstellen inzake financiële stabiliteit, waaronder de deelname van het Hellenic Financial Stability Fund in kapitaalsverhogingen van Griekse kredietinstellingen anders dan herkapitalisatie uit voorzorg of resolutie; het macroprudentieel mandaat en instrumentarium van Latvijas Banka; de herstructurering van leningen in Zwitserse frank in Slovenië; de regulering van looptijdmismatches van Hongaarse kredieten; en de afdwingbaarheid van voortijdige verrekeningsovereenkomsten (close-out netting agreements) in Letland.

9.3 Naleving van het verbod op monetaire financiering en bevoorrechte toegang

Overeenkomstig Artikel 271(d) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft de ECB de taak toe te zien op de naleving, door de nationale centrale banken van de EU (NCB’s), van de verbodsbepalingen voortvloeiend uit de Artikelen 123 en 124 van het Verdrag en uit Verordeningen (EG) Nr. 3603/93 en Nr. 3604/93 van de Raad. Artikel 123 verbiedt de ECB en de NCB’s voorschotten in rekening-courant of andere kredietfaciliteiten aan overheden en instellingen of organen van de EU te verlenen, net als van hen rechtstreeks schuldbewijzen te kopen. Artikel 124 verbiedt alle niet op overwegingen van bedrijfseconomisch toezicht gebaseerde maatregelen waardoor overheden en instellingen of organen van de EU bevoorrechte toegang tot financiële instellingen zouden krijgen. Naast de Raad van Bestuur van de ECB ziet de Europese Commissie erop toe of de lidstaten de bovengenoemde bepalingen naleven.

De ECB controleert ook de aankopen die de centrale banken van de EU op de secundaire markt verrichten van schuldbewijzen die zijn uitgegeven door de binnenlandse publieke sector, de publieke sector van andere lidstaten en door instellingen en organen van de EU. Krachtens de overwegingen van Verordening (EG) Nr. 3603/93 van de Raad mag de aankoop van door de publieke sector uitgegeven schuldbewijzen op de secundaire markt niet worden gebruikt om het doel van Artikel 123 van het Verdrag te ontwijken. Dergelijke aankopen mogen geen vorm van indirecte monetaire financiering van de publieke sector worden.

De verbodsbepalingen van de Artikelen 123 en 124 van het Verdrag werden in het algemeen nageleefd

De controle van de ECB voor 2021 bevestigde dat de Artikelen 123 en 124 van het Verdrag in het algemeen werden nageleefd.

De ECB zal de betrokkenheid van Magyar Nemzeti Bank bij de Budapest Stock Exchange op de voet blijven volgen, aangezien de aankoop van een meerderheidsbelang in de Budapest Stock Exchange door Magyar Nemzeti Bank in 2015 nog altijd kan worden beschouwd als reden tot bezorgdheid over monetaire financiering.

De vermindering van de activa die verband houden met de Irish Bank Resolution Corporation door de Central Bank of Ireland in 2021, door middel van verkopen van langlopende obligaties met variabele rente, is een stap in de richting van de noodzakelijke volledige afstoting van deze activa. Een voortgezette verkoop in een gepast tempo zou de aanhoudende ernstige bezorgdheid over monetaire financiering verder wegnemen.

De financiering door de NCB’s van verplichtingen van de publieke sector ten aanzien van het IMF wordt niet beschouwd als monetaire financiering, mits ze leidt tot buitenlandse vorderingen die alle kenmerken van reserveactiva vertonen. De financiële giften die verscheidene NCB’s via het IMF verstrekken om de schuld van arme landen met een hoge schuldenlast te verlichten, resulteren echter niet in enige buitenlandse vorderingen. Deze vorm van financiële bijdragen die de NCB’s aan initiatieven van het IMF leveren, is derhalve onverenigbaar met het verbod op monetaire financiering en rechtvaardigt corrigerende maatregelen.

10 De ECB binnen de EU en in een internationale context

De ECB bleef in 2021 een intensieve dialoog voeren met Europese en internationale partners. De relatie tussen de ECB en het Europees Parlement is het fundament van het verantwoordingskader van de ECB. De ECB werkte gedurende het hele jaar nauw samen met de Commissie Economische en Monetaire Zaken (ECON) via regelmatige hoorzittingen, briefwisselingen en extra vergaderingen in het kader van de herziening van de strategie en de digitale euro. Buiten Europa nam de ECB onder meer constructief deel aan de besprekingen met de ministeries van Financiën en de centrale banken van de G20 en droeg het bij aan voor centrale banken relevante besprekingen met het Internationaal Monetair Fonds (IMF), die met name waren gericht op beleidsreacties ter bevordering van een wereldwijd herstel na de COVID-19-pandemie. De ECB heeft ook haar deskundigheid en zienswijze bijgedragen aan gemeenschappelijke standpunten die door landen van de Europese Unie of het eurogebied in internationale fora werden ingenomen. Een nieuwe algemene toewijzing van bijzondere trekkingsrechten door het IMF was een mijlpaal ter ondersteuning van de wereldeconomie, en het Eurosysteem heeft er mede voor gezorgd dat de vrijwillige markt voor de inwisseling van bijzondere trekkingsrechten goed functioneerde.

10.1 De verantwoordingsplicht van de ECB

Onafhankelijkheid en verantwoording zijn elkaars noodzakelijke tegenhanger

De onafhankelijkheid die de ECB krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) geniet, stelt haar in staat haar taakopdracht van prijsstabiliteit zonder politieke inmenging uit te voeren. Onafhankelijkheid vergt op haar beurt een evenredig niveau van verantwoordingsplicht, en in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt bepaald dat de ECB hoofdzakelijk verantwoording dient af te leggen aan het Europees Parlement, aangezien dat is samengesteld uit de gekozen vertegenwoordigers van de EU-burgers. Een doeltreffende vervulling van de verantwoordingsverplichtingen van de ECB jegens het Europees Parlement is en blijft van cruciaal belang voor de ECB. De wederzijdse dialoog met het Europees Parlement stelt de ECB in staat haar optreden aan de vertegenwoordigers van de EU-burgers uit te leggen en naar hun zorgen te luisteren. De verantwoordingspraktijken van de ECB verantwoording hebben zich op flexibele wijze verder ontwikkeld dan de vereisten van artikel 284, lid 3, van het VWEU. Deze praktijken worden aangevuld met rechterlijke toetsing door het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Interacties met het Europees Parlement

In 2021 woonde de President van de ECB vier reguliere hoorzittingen van de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement (Committee on Economic and Monetary Affairs - ECON) bij en nam in februari deel aan het plenaire debat over het Jaarverslag 2019 van de ECB. De Vice-President presenteerde het Jaarverslag 2020 van de ECB in april 2021 aan ECON. In dat verband heeft de ECB haar feedback op de input van het Europees Parlement gepubliceerd als onderdeel van de resolutie van het Europees Parlement over het Jaarverslag 2019. De ECB beantwoordde in 2021 ook 46 schriftelijke vragen van leden van het Europees Parlement.

Naast deze reguliere interacties werkte de ECB ook nauw samen met ECON in het kader van de herziening van de strategie en over de digitale euro (zie Kader 11). Een delegatie van leden van ECON nam in februari deel aan het jaarlijkse bezoek aan de ECB, dat in 2021 in virtuele vorm plaatsvond. In het kader van haar luisterproces organiseerde de ECB in mei daarnaast nog een virtueel bezoek met de president van de ECB en de Directieleden de heren Lane en Panetta over de herziening van de strategie en over een digitale euro. Na de bekendmaking van de resultaten van de strategieherziening op 8 juli organiseerde de ECB ook een bijeenkomst met ECON om de nieuwe monetairbeleidsstrategie toe te lichten en vragen van ECON-leden te beantwoorden.

Uit de laatste Eurobarometer-peilingen blijkt dat 79% van de respondenten in het eurogebied voorstander is van de euro en 40% de ECB vertrouwt.[116] Dit betekent een stijging voor beide indicatoren ten opzichte van het niveau van vóór de pandemie (najaar 2019) en steekt gunstig af bij eerdere crisisperioden. Deze verbeteringen wijzen erop dat de burgers het werk onderkennen dat de ECB heeft verricht in reactie op de COVID-19-pandemie en in het verbeteren van de communicatie met de burgers. De ECB zal haar inspanningen voortzetten om een constructieve dialoog te blijven aangaan met het Europees Parlement en de burgers om haar besluiten uit te leggen en naar hun zorgen te luisteren.

10.2 Internationale betrekkingen

G20

De ECB nam constructief deel aan de G20-initiatieven die erop gericht waren adequaat te reageren op de COVID-19-crisis, de klimaatverandering en aangelegenheden in de financiële sector

De ministers van Financiën en gouverneurs van centrale banken van de G20 hebben herhaaldelijk verklaard dat zij alle beschikbare instrumenten zullen blijven inzetten zolang dat nodig is om op de COVID-19-pandemie te reageren. Met het oog op de toekomst benadrukte de G20 de noodzaak van steeds gerichtere steun voor een inclusief, digitaal, groen en duurzaam herstel, en onderschreef zij een meerjarige vrijwillige routekaart voor duurzame financiering. Met betrekking tot andere aangelegenheden in de financiële sector is de G20 begonnen met de uitvoering van de routekaart ter verbetering van grensoverschrijdende betalingen en heeft zij besprekingen gevoerd over digitale valuta's van centrale banken en wereldwijde stablecoins. De G20 constateerde tevens dat de veerkracht van de sector van de niet-bancaire financiële intermediairs, met inbegrip van de geldmarktfondsen, moet worden versterkt, en bekrachtigde de desbetreffende werkprogramma's van de Raad voor Financiële Stabiliteit. Voorts bekrachtigde de G20 het baanbrekende akkoord dat in de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling is bereikt over internationale belastinghervorming. Wat betreft de steun aan kwetsbare landen, werkte de G20 aan een gemeenschappelijk kader voor schuldregeling (Common Framework for Debt Treatment) dat verder gaat dan het initiatief tot een betalingsmortuarium (Debt Service Suspension Initiative).

Beleidskwesties in verband met het IMF en de internationale financiële architectuur

Nieuwe initiatieven van het IMF om haar leden te ondersteunen bij het aanpakken van de gevolgen van de pandemie

Het IMF bleef een centrale rol spelen in de reactie van de internationale gemeenschap op de pandemie: sinds maart 2020 is in totaal bijstand verleend in de vorm van leningen aan bijna de helft van de leden, met name aan de lage-inkomenslanden. Ondanks de omvang van de kredietverlening bleven de IMF-middelen toereikend, maar werden nauwlettend bewaakt. Een unieke gebeurtenis voor de wereldeconomie in de zomer van 2021 was de algemene toewijzing van bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) van een ongekende omvang door het IMF (zie Kader 12). Tijdens de jaarvergaderingen in 2021 werd ook brede consensus bereikt over het verder vrijwillig overbrengen van bijzondere trekkingsrechten van leden met een sterke externe positie ten gunste van lage-inkomenslanden en kwetsbare middeninkomenslanden, onder meer via een nieuwe, door het IMF beheerde Resilience and Sustainability Trust (RST) die in de nabije toekomst moet worden ontwikkeld en opgericht. Willen de centrale banken van het ESCB bijzondere trekkingsrechten aan het RST kunnen uitlenen, dan moeten deze bijzondere trekkingsrechten de status van reserveactiva hebben, hetgeen voldoende liquiditeit en een laag kredietrisico van de vorderingen van de centrale banken impliceert.

Gezien het effect van de pandemie op de schuldsituatie in veel landen heeft het IMF zijn agenda voor schuldgerelateerde werkzaamheden voortgezet. Een reeks aanbevelingen in het rapport over de rol van het IMF bij de herstructurering van de overheidsschuld, dat is opgesteld door een werkgroep van het Comité internationale betrekkingen van het ESCB, leverde een waardevolle bijdrage aan de herziening van het schuldgerelateerde beleid van het IMF, met name het beleid ten aanzien van het verstrekken van leningen in betalingsachterstanden.

Naarmate landen zich herstellen van de crisis, zal het belang van de IMF-surveillance toenemen, omdat landen advies willen inwinnen over de weg naar een groen, inclusief en digitaal herstel. Daartoe rondde het IMF in mei 2021 de Comprehensive Surveillance Review en de Financial Sector Assessment Program Review af. Daarnaast heeft het IMF een strategie ontwikkeld om te werken aan beleidsuitdagingen in verband met klimaatverandering. In 2022 zal het IMF de herziening afronden van haar institutionele visie van 2012 op de liberalisering en het beheer van kapitaalstromen, die het gebruik van maatregelen voor het beheer van kapitaalstromen in bepaalde omstandigheden toelaat.

Kader 11
Interacties met Europese beleidsmakers over een digitaal europroject

De onderlinge afstemming tussen de Europese autoriteiten en instellingen, met inachtneming van hun verschillende mandaat en onafhankelijkheid, zal een sleutelfactor zijn voor het succes van een digitale euro. Het Europees Parlement en andere EU-instellingen hebben de werkzaamheden van het Eurosysteem met betrekking tot een digitale euro positief ontvangen,[117] waarbij de ECB heeft gestreefd naar een nauwe betrokkenheid met EU-beleidsmakers, die sinds de start van de onderzoeksfase van een digitaal europroject is geïntensiveerd.[118] Regelmatige gedachtewisselingen over belangrijke ontwerpkwesties en beleidsrelevante aspecten van een digitale euro zullen ervoor blijven zorgen dat de standpunten van het Europees Parlement en andere Europese beleidsmakers de besprekingen van het Eurosysteem van informatie kunnen voorzien.[119] Over eventuele noodzakelijke wijzigingen aan het juridisch kader van de EU zal door de medewetgevers van de Europese Unie worden beslist op voorstel van de Europese Commissie.

De technische werkzaamheden samen met de Europese Commissie zijn gaande. Sinds januari 2021 buigen de diensten van de ECB en de Europese Commissie zich op technisch niveau gezamenlijk over een breed scala van beleids-, juridische en technische vraagstukken die voortvloeien uit een mogelijke invoering van een digitale euro, met inachtneming van hun verschillende mandaat en onafhankelijkheid zoals vastgelegd in de Verdragen.[120] Deze gezamenlijke groep is een waardevol forum gebleken voor het uitwisselen afstemmen van standpunten over de aspecten rond een digitale euro.

Gedurende geheel 2021 wisselde de ECB met het Europees Parlement van gedachten over een digitale euro. In april en november besprak Directielid Fabio Panetta de werkzaamheden van de ECB met betrekking tot een digitale euro met de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement (ECON).[121] De reguliere hoorzittingen met de President van de ECB, het plenaire debat over de resolutie van het Europees Parlement over het jaarverslag 2020 van de ECB en het virtuele bezoek van de leden van ECON aan de ECB boden de leden van het Europees Parlement extra mogelijkheden om informatie in te winnen over het digitale europroject. Bovendien deelde de President van de ECB de visie van de ECB over een digitale euro mee in antwoord op verschillende schriftelijke vragen van leden van het Europees Parlement.[122]

De ministers van Financiën van het eurogebied spraken bij verschillende gelegenheden over de euro als digitale munt. De Eurogroep maakte in april en juli 2021 de balans op voor wat betreft de digitale euro, toen overeengekomen werd om regelmatig besprekingen in de Eurogroep te houden over de implicaties van een digitale euro.[123] De eerste van deze ministeriële besprekingen vond plaats in november 2021 en was toegespitst op de beleidsdoelstellingen en het gebruik van de digitale euro in de mondiale context, voorbereid door een technisch seminar met de lidstaten.[124]

Kader 12
De toewijzing van de nieuwe bijzondere trekkingsrechten vanuit het perspectief van het Eurosysteem

Om tegemoet te komen aan de mondiale behoefte aan reserves op lange termijn, de mondiale liquiditeit te vergroten en landen te helpen de COVID-19-crisis beter het hoofd te bieden, is op 23 augustus 2021 een nieuwe algemene toewijzing van bijzondere trekkingsrechten (SDR’s)[125] door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) van kracht geworden, wat overeenkomt met ongeveer $ 650 miljard. Daarmee is het bedrag van de bestaande SDR’s nagenoeg verdrievoudigd. Alle IMF-lidstaten, met inbegrip van alle EU-landen, ontvingen SDR’s naar rato van hun betaalde IMF-quota. De ECB heeft geen SDR’s ontvangen omdat zij geen lid is van het IMF. Aangezien zij evenwel een voorgeschreven houder van bijzondere trekkingsrechten is, kan zij transacties in SDR’s verrichten.

Landen kunnen bijzondere trekkingsrechten aanhouden als deel van hun reserves of ze omzetten in vrij beschikbare valuta’s. Een dergelijke omzetting vindt voornamelijk plaats op de markt voor bijzondere trekkingsrechten, die wordt verstrekt door de IMF-leden die zijn overeengekomen bijzondere trekkingsrechten te kopen en te verkopen en die vrijwillige handelsovereenkomsten hebben ondertekend. Het IMF fungeert als intermediair bij het koppelen van verkopers en kopers van SDR’s. Een goed functionerende markt voor bijzondere trekkingsrechten ondersteunt het doel van de nieuwe toewijzing. Vooruitlopend op de feitelijke toewijzing zijn de centrale banken van het Eurosysteem derhalve overeengekomen hun vrijwillige handelsovereenkomsten (VTA’s) te herzien, teneinde de totale absorptiecapaciteit evenredig te verhogen en een aantal operationele kenmerken aan te passen met het oog op een grotere harmonisatie binnen het Eurosysteem. Goed functionerende VTA’s zouden ook van essentieel belang zijn voor de doeltreffendheid van de door het IMF beheerde Resilience and Sustainability Trust, dat in de nabije toekomst moet worden ontwikkeld en opgericht.

Eind 2021 beschikten 35 IMF-lidstaten over VTA’s (waaronder 17 landen van het eurogebied, met recentelijk nieuwe VTA’s ondertekend door Litouwen en Estland) en één voorgeschreven houder (de ECB), met een totale aankoopcapaciteit van SDR 240 miljard en een verkoopcapaciteit[126] van SDR 123 miljard. Het Eurosysteem speelt daarbij een samenbrengende rol in de wereldwijde inspanning om de liquiditeit te versterken en het herstel in de periode na de pandemie te ondersteunen.

11 Goed bestuur en meer sociale en ecologische duurzaamheid bij de ECB

In 2021 verbond de ECB zich ertoe op een meer holistische manier te gaan rapporteren over ecologische, sociale en bestuurlijke (Environmental, Social, Governance - ESG) duurzaamheidsthema's die van belang zijn voor interne en externe belanghebbenden. Daarom zijn werkzaamheden gestart om het bestaande kader voor milieuverslaglegging van de ECB uit te breiden met governance, sociale thema’s en personeelsaangelegenheden, rekening houdend met de vereisten van de Richtlijn met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie.[127] In dit hoofdstuk wordt samengevat hoe de ECB deze thema's aanpakt, die werden geïdentificeerd door middel van een materialiteitsbeoordeling. Deze oefening was essentieel om de inhoud van de verslaglegging te kunnen vaststellen en om de komende herziening van de bedrijfsstrategie van de ECB te onderbouwen, met als doel duurzaamheid verder te integreren in de governance van de organisatie.

11.1 Duurzaamheid en daarmee samenhangende effecten en risico's beheren

In 2021 stelde de ECB haar belangrijkste duurzaamheidsthema's vast op basis van een materialiteitsbeoordeling die werd gecoördineerd door een interne werkgroep waarin relevante gebieden uit de hele organisatie werden samengebracht. Het eerste deel van de beoordeling bestond in het selecteren van duurzaamheidsthema’s op basis van bestaande duurzaamheidsrichtsnoeren, -normen en -benchmarks, en van een analyse van de ECB-context en de verwachtingen van relevante belanghebbenden. Het tweede deel omvatte actieve contacten met interne en externe tegenhangers, onder wie vertegenwoordigers van de nationale centrale banken (NCB’s), Europese instellingen en enkele van de belangrijkste externe dienstverleners van de ECB.

In 2021 voerde de ECB haar eerste materialiteitsbeoordeling uit om de belangrijkste ecologische, sociale en bestuurlijke thema’s voor de organisatie in kaart te brengen.

De relevantie (d.w.z. de materialiteit) van de thema’s werd beoordeeld, rekening houdend met zowel interne als externe perspectieven op de manier waarop duurzaamheidskwesties de organisatie beïnvloeden, en met de impact van de organisatie op de samenleving en het milieu. De vastgestelde relevante thema’s werden vervolgens voorgelegd aan de Directie en gebruikt om de belangrijkste verslagleggingsonderwerpen voor het Jaarverslag vast te stellen (zie Figuur 11.1).

Figuur 11.1

Belangrijke duurzaamheidsthema’s van de ECB

Bron: ECB.

De ECB pakt duurzaamheidsrisico's ook aan als onderdeel van de governance van haar beheer van operationele risico's. Zoals verder beschreven in het hoofdstuk Risicobeheer in de Jaarstukken vormt het beheer van operationele risico’s een integrerend onderdeel van de governancestructuur van de ECB.[128] De ECB heeft beheerprocessen opgezet om alle operationele risico’s, waaronder alle ESG-risico’s, doeltreffend te kunnen aanpakken.

In de praktijk worden, onder meer, ESG-risico’s en -kansen meegenomen in de jaarlijkse bijwerkingen van de risico’s en de weerbaarheid. Ze komen tot uiting in de ecologische scanning van opkomende trends, die als input dient voor besprekingen met het senior management. Zij worden ook in aanmerking genomen bij het identificeren, beoordelen, reageren op, verslagleggen en monitoren van operationele risico's, incidenten en controles door organisatie-eenheden, hetzij als onderdeel van de jaarlijkse oefeningen, hetzij ad hoc gedurende het jaar als onderdeel van het dagelijks beheer.

11.2 Ethiek en integriteit versterken

De ECB bevorderde actief het ethisch bewustzijn van haar medewerkers

De ECB zette nieuwe initiatieven op, zoals de Ethics Awareness Week, Open Ethics Days voor nieuwkomers en gespecialiseerde opleidingssessies om haar medewerkers doeltreffender en duurzamer vertrouwd te maken met de ethische regels en alle nieuw aangeworven personeelsleden volgen een verplichte e-learningcursus "Being ethical". Deze initiatieven vormen een verdere versterking van het bestaande Ethisch Kader voor alle medewerkers, dat de basis vormt voor het engagement van de ECB om in te zetten op integriteit, goede corporate governance en de hoogste ethische normen. De personeelsleden van de ECB kennen en gebruiken het bestaande Kader: in 2021 heeft het Bureau Naleving en Governance, het orgaan dat erop toeziet dat de ECB de regels op het gebied van ethiek en governance naleeft, meer dan 2.000 keer gereageerd op adviesaanvragen over een breed scala aan onderwerpen. Deze aanvragen waren vrijwel gelijk verdeeld over medewerkers van centrale banken en medewerkers van bankentoezichthouders. Bijna 60% van de adviesaanvragen betrof persoonlijke financiële transacties van personeelsleden, gevolgd door aanvragen over externe activiteiten en beperkingen na uitdiensttreding (zie Grafiek 11.1). De nalevingscontroles die werden uitgevoerd met ondersteuning van een externe dienstverlener bevestigden dat de ECB-medewerkers en de leden van de hoge organen van de ECB de regels voor persoonlijke financiële transacties over het algemeen naleven.

Grafiek 11.1

Overzicht van de in 2021 ontvangen adviesaanvragen van medewerkers van de ECB

(aantal aanvragen)

Bron: ECB.

2021 was het eerste volledige jaar waarin het klokkenluidersplatform operationeel was. Dat is een online meldingstool die sinds oktober 2020 in gebruik is en die medewerkers in staat stelt vermeende schendingen van professionele verplichtingen te melden. In de loop van het jaar werden zowel anonieme als ondertekende meldingen ingediend (via het klokkenluidersplatform en via andere kanalen), over een grote verscheidenheid van onderwerpen, gaande van inbreuken op de waardigheid op het werk tot fraude of malversaties. Van alle meldingen wordt een voorlopige beoordeling opgemaakt, op basis waarvan verdere actie kan worden genomen. Voor ECB-functionarissen van hoog niveau bleef het Ethisch Comité van de ECB advies geven over de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke Gedragscode en controleerde het de belangenverklaringen van de leden van de Directie, de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht voordat ze op de ECB-websites werden gepubliceerd. Daarnaast bracht het Ethisch Comité in 2021 een toegenomen aantal adviezen uit, waarvan de meeste betrekking hadden op activiteiten op persoonlijke titel en op activiteiten na uitdiensttreding.[129]

De herziene Ethische Richtsnoeren zullen de ethische regelingen van de NCB’s van het Eurosysteem en van de NCA’s verder verbeteren en harmoniseren.

Op het niveau van het Eurosysteem en het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (Single Supervisory Mechanism — SSM) heeft de Raad van Bestuur ten gevolge van de regelmatige herziening nieuwe Ethische Richtsnoeren[130] aangenomen met strengere integriteitsnormen voor alle centrale banken en nationale bevoegde autoriteiten van het eurogebied. Met als doel belangenconflicten doeltreffender aan te pakken, werden in de Richtsnoeren de bepalingen voor en na uitdiensttreding en de regels voor persoonlijke financiële transacties verscherpt. De centrale banken van het Eurosysteem en de nationale bevoegde autoriteiten (national competent authorities — NCA’s) moeten de nieuwe vereisten binnen 18 maanden implementeren.

Deze herziening werd uitgevoerd door de Ethics and Compliance Officers Task Force, een forum dat in 2021 werd omgevormd tot een Ethics and Compliance Conference. De Raad van Bestuur was van oordeel dat dit beter zou weerspiegelen dat de Groep een permanent karakter heeft, het gehele Eurosysteem en het SSM omvat, en dat het belang van ethische en compliance-aangelegenheden in het algemeen toeneemt.

Op internationaal niveau had de ECB de eer de 13e jaarvergadering van het Ethics Network of Multilateral Organizations (ENMO) te organiseren, die werd geopend door de President van de ECB en waarin hooggeplaatste ethiekfunctionarissen van meer dan 40 multilaterale intergouvernementele instellingen samenkwamen om best practices, actuele ethische kwesties en uitdagingen te bespreken.

11.3 Transparantie vergroten en in dialoog gaan met het publiek

“We werken er voortdurend aan om ons beter verstaanbaar te maken bij de mensen in het eurogebied van wie het dagelijkse leven wordt beïnvloed door onze maatregelen”, ECB-president Christine Lagarde, 2021

In 2021 heeft de ECB belangrijke stappen genomen om zich beter verstaanbaar te maken bij het grote publiek, in het bijzonder door een aantal vernieuwingen in de communicatie van het monetair beleid (zie Kader 3). Tegelijkertijd heeft ze de uitdagingen die de pandemie met zich meebracht verder omgezet in kansen door nieuwe manieren te bedenken om verschillende doelgroepen te bereiken. Ze bleef zich inzetten om haar documenten toegankelijk te maken, wat een essentieel onderdeel is van haar transparantie en verantwoordingsplicht, en ging in dialoog met de burgers om hen meer inzicht te geven in de rol van de ECB en de beweegredenen achter haar besluiten.

Verbinden tijdens de pandemie: meer online communicatie met het grote publiek

Om haar online aanwezigheid te vergroten en zich beter verstaanbaar te maken bij bredere doelgroepen, heeft de ECB haar websites in 2021 grondig vernieuwd. Zowel de ECB-website als de website over het bankentoezicht kreeg een nieuw design met een modernere lay-out en verbeterde navigatie, ook voor mobiele apparaten. In het nieuwe ontwerp worden hedendaagse inzichten in digitaal design toegepast, waarbij de focus ligt op sprekend beeldmateriaal, leesbare teksten en een aantrekkelijke voorstelling van het werk van de ECB en het ECB-Bankentoezicht. Grote delen van de websites, in het bijzonder de hubpagina’s voor diverse thema’s, zijn beschikbaar in de 24 officiële EU-talen. Met name deze hubpagina’s werden ruim dubbel zo vaak bezocht sinds de lancering van de nieuwe look-and-feel van de websites van de ECB.

Moderne communicatievormen zoals de ECB Blog en de ECB Podcast bleven aantrekkelijke en succesvolle kanalen om inzicht te bieden in de standpunten van beleidsmakers over belangrijke thema’s zoals de meest recente besluiten van de ECB, een digitale euro of de rol van centrale banken in de aanpak van de klimaatverandering. Het aantal luisteraars van de ECB Podcast nam toe, vooral bij het jongere publiek. In de uitzendingen kwam een breed scala van thema’s aan bod, waaronder inflatie, dierenmetaforen in het taalgebruik van centrale banken, vrouwelijk leiderschap en gendergelijkheid. Zo werd de uitzending waarin ECB-president Christine Lagarde in gesprek ging met de voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen en de voorzitter van de Federal Reserve Janet Yellen over empowerment van vrouwen, inclusief economisch herstel na de COVID-19-pandemie en trans-Atlantische samenwerking 22.909 keer beluisterd.

In volle pandemie boden de socialemediakanalen van de ECB een extra medium om het publiek te bereiken en in directe dialoog te gaan. In 2021 nam het aantal volgers op de socialemediakanalen van de ECB in totaal met 15 % toe. De vraag- en antwoordronde op Twitter in april 2021 met directielid Isabel Schnabel brak het record voor dat soort evenementen. De tweetantwoorden van mevrouw Schnabel werden maar liefst tot twee miljoen keer bekeken. Tijdens dit socialemedia-evenement antwoordde ze op de vragen van burgers over allerlei onderwerpen waaronder negatieve rentevoeten en advies voor vrouwen die geïnteresseerd zijn in een loopbaan bij de ECB.

Om ondanks de fysieke beperkingen als gevolg van de pandemie zoveel mogelijk burgers te bereiken en het ECB-beleid uit te leggen, ontsloot het bezoekerscentrum van de ECB de toegang tot zijn virtuele lezingen voor het grote publiek en voegde het daar nieuwe activiteiten aan toe, zoals virtuele presentaties door het centrum en vooraf opgenomen lezingen.

Virtuele lezing bezoekerscentrum

Transparantie handhaven en in dialoog gaan met de burgers

De ECB kwam haar engagement van transparantie na en zette in op nieuwe manieren om in contact te komen met de EU-burgers.

De ECB-regeling van publieke toegang is een belangrijk middel ter ondersteuning van haar transparantiebeleid. Ze heeft als doel de transparantie en democratische legitimiteit van de ECB te vergroten door het grote publiek ruime toegang te geven tot ECB-documenten en tegelijkertijd de onafhankelijkheid en het functioneren van de ECB afdoende te beschermen. De ECB heeft het op eigen initiatief publiceren van documenten, variërend van historische documenten van vóór de oprichting van de ECB tot documenten die van belang zijn voor het grote publiek, actief aangemoedigd en uitgevoerd. Ten slotte werd de publicatie van documenten die in het kader van verzoeken om toegang van het publiek openbaar werden gemaakt, in toenemende mate gebruikt om de inzet voor en het in de praktijk brengen van transparantie van de ECB in de verf te zetten. De Europese Ombudsman heeft geen gevallen van wanbeheer vastgesteld bij de behandeling door de ECB van verzoeken om toegang van het publiek.

In september 2021 heeft de ECB Stel uw vraag gelanceerd, een nieuwe webpagina voor vragen van het publiek. Deze nieuwe tool draagt bij tot de interactie van de ECB met de burgers door het voor de burgers gemakkelijker te maken om in contact te komen met de ECB en door rechtstreeks en proactief te antwoorden op vaak gestelde vragen. In 2021 heeft het daartoe bevoegde team van de ECB 25.189 verzoeken behandeld, en zo de burgers een stem gegeven, naar hun bezorgdheden geluisterd en in duidelijke taal uitgelegd wat het mandaat, de taken en besluiten van de ECB inhouden.

Webpagina Stel uw vraag

Binnen de ECB civil society seminar series werden in 2021 ook regelmatig evenementen georganiseerd. Drie daarvan werden bijgewoond door vertegenwoordigers van organisaties uit het maatschappelijk middenveld op Europees niveau. Deze vertegenwoordigers kregen de gelegenheid om met ECB-experten van gedachten te wisselen over verschillende onderwerpen, zoals de macro-economische ontwikkelingen in het eurogebied, de strategie van de ECB op het gebied van retailbetalingen, en de uitkomsten van de strategische evaluatie van de ECB.

11.4 Veerkracht, empowerment en diversiteit onder de collega’s aanmoedigen

Mensen staan centraal in de manier waarop de ECB presteert, en daarom streeft zij ernaar divers talent aan te trekken en te ontwikkelen om voor Europa te werken. Om dit te bereiken heeft de ECB beleidsmaatregelen genomen en kaders opgezet om werknemers te betrekken en te empoweren, en tegelijkertijd te zorgen voor arbeidsvoldoening, veerkracht en welzijn gedurende hun gehele professionele loopbaan. Deze beleidsmaatregelen ontwikkelen ook mee met de veranderende externe omgeving. Ze gaan hand in hand met de inspanningen van de ECB voor een inclusieve werkplek, die medewerkers in staat stelt te excelleren en de ECB ondersteunt bij het vervullen van haar mandaat.

Welzijn en ontwikkeling

Focus op mentale gezondheid, verbondenheid en de balans tussen werk en privéleven

De medewerkers van de ECB hebben in 2021 voornamelijk op afstand gewerkt als gevolg van de pandemie. De fysieke en mentale gezondheid, de verbondenheid met het team en de arbeidsomstandigheden van de ECB-medewerkers stonden centraal in veel organisatorische werkzaamheden.

Drie peilingen met een gemiddelde participatiegraad van 60% waren toegespitst op de mentale gezondheid van de collega’s en de verbondenheid met het team, en boden de mogelijkheid feedback te geven over de steunmaatregelen van de ECB. De enquête van februari 2021 gaf een dieptepunt te zien in de stemming van de werknemers over hun welzijn en de balans tussen werk en privéleven. Uit de daaropvolgende twee enquêtes (in juni en november) bleken verbeteringen dankzij de maatregelen die de ECB als reactie daarop heeft genomen en de algemene verandering in de dynamiek van de pandemie.

De ECB nam verschillende initiatieven om tegemoet te komen aan de bezorgdheden die de werknemers in de enquêtes hadden geuit. Het Virtual Centre for Well-being bood meer sociale begeleiding, opleiding en tweewekelijkse webinars over gezondheid en welzijn waaraan alle medewerkers konden deelnemen, en vijf podcasts over actuele thema’s die intern werden gemaakt. De tevredenheid van de medewerkers over de besluiten van de ECB met betrekking tot hun gezondheid en veiligheid bedroeg in alle drie enquêtes ongeveer 80%.

COVID-19-vaccinatie

De ECB organiseerde ter plaatse en kostenloos een COVID-19-vaccinatiecampagne via het Duitse Rode Kruis voor haar medewerkers, hun familieleden en kritieke consultants. In totaal werden in de zomer zo’n 2.000 mensen volledig gevaccineerd, en er volgden nog eens 400 vaccinaties (waaronder boosterprikken) in december 2021. Volgens een interne enquête met een responspercentage van 65% was 91% van de respondenten volledig gevaccineerd.

Nieuwe maatregelen om nieuwkomers te integreren

In 2021 integreerde de ECB met succes zo’n 850 nieuwkomers. De pandemie trof jongere werknemers en nieuwkomers wereldwijd onevenredig zwaar. Uit de enquêtes onder de medewerkers bleek ook de bijzondere kwetsbaarheid van deze groep in de telewerkomgeving. Om die te milderen, werkte de ECB haar integratieprogramma bij en creëerde ze specifieke welzijnspakketten voor deze groep.

Leidinggevenden werden opgeleid om collega’s op afstand te helpen inwerken en er werden speciale follow-upvergaderingen met de nieuwkomers georganiseerd. Daarnaast lanceerde de ECB samen met andere instellingen van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (Single Supervisory Mechanism — SSM) een op samenwerking gebaseerd online spel voor nieuwe medewerkers. Het spel was bedoeld om nieuwe medewerkers in heel Europa te introduceren en bracht zo’n 2.000 mensen van 30 verschillende instellingen met elkaar in verbinding.

Opleidings- en ontwikkelingsinitiatieven werden omgevormd

Sinds het begin van de pandemie heeft de ECB haar opleidings- en ontwikkelingsinitiatieven omgezet van voornamelijk klassikaal tot volledig op afstand. In 2021 stelde deze aanpak de ECB-medewerkers in staat hun professionele ontwikkeling voort te zetten door 1.421 sessies op afstand bij te wonen over allerlei onderwerpen, van technische vaardigheden tot gedragsvaardigheden. Er werd een speciaal programma uitgerold voor het leidinggeven op afstand en in een hybride omgeving, en leidinggevenden konden individuele coaching en coaching in groep volgen.

2021 was het tweede jaar van de tenuitvoerlegging van het nieuwe loopbaankader van de ECB en bood de eerste gelegenheid om het functioneren ervan te beoordelen. Er werd een uitgebreide check-in gehouden, die de positieve impact van het kader bevestigde. Onze aanpak die erin bestaan prioriteit te verlenen aan intern talent, leidde tot een hogere bevorderingsratio en nooit eerder was de horizontale mobiliteit zo groot. Bovendien hielp de check-in in te kaart brengen hoe we ons kader efficiënter kunnen maken.

Diversiteit en inclusie

In haar genderstrategie legde de ECB voor 2020-26 ambitieuze genderdoelstellingen vast, naast steunmaatregelen voor werving en bevordering, cultuur en verantwoordingsplicht, leiderschapsontwikkeling en flexibel werken. In 2021 ontwikkelde de ECB een nieuw mentoringprogramma en introduceerde zij algemene richtsnoeren voor leidinggevenden over de toewijzing van loopbaankritische taken. De ECB stemde er daarnaast mee in het aantal dagen van het recht op bijzonder verlof voor geboorte en adoptie te verdubbelen voor tweede zorgaanbieders om alle gezinnen te ondersteunen en bij te dragen aan een evenwichtiger verdeling van de gezinsverantwoordelijkheden.

Bijdragen aan een inclusieve werkomgeving

Naast genderdiversiteit werkte de ECB – in samenwerking met zes diversiteitsnetwerken – ook aan een inclusieve werkomgeving door meer bewustwording te creëren en zich in te zetten voor de inclusie van verschillende groepen, zoals collega’s met een beperking, collega’s uit cultureel diverse gemeenschappen en de LGBT+-gemeenschap. In 2021 ging de ECB van start met een programma voor inclusief leiderschap voor haar leidinggevenden en met verschillende e-learningmodules voor alle medewerkers om individueel gedrag te sturen in de richting van een inclusievere cultuur bij de ECB. Die initiatieven waren gericht op diversiteit en inclusie vanuit verschillende invalshoeken en hadden als thema’s onder meer diversiteitsfacetten, onbewuste vooringenomenheid en waardigheid op het werk.

Publicatie nationaliteitscijfers

De ECB is een grote Europese instelling en haar werknemers komen uit alle 27 EU-landen.[131] Om de transparantie over een van haar belangrijkste diversiteitsterreinen te vergroten, besloot de ECB nationaliteitscijfers[132] voor alle medewerkers te publiceren en afzonderlijk voor het management (zie Tabel 11.1). In dit verslag zal jaarlijks een update van deze cijfers worden gegeven.

Tabel 11.1

Aandelen van het ECB-personeel en -management naar nationaliteit

Bron: ECB.
Toelichting: Tabel 11.1 toont de aandelen van het ECB-personeel en -management naar nationaliteit, waarbij personeelsleden met meerdere nationaliteiten worden meegeteld voor elke nationaliteit die zij opgeven. „Alle medewerkers” verwijst naar medewerkers, inclusief het management, met een vast contract, een omzetbaar contract voor bepaalde tijd en een niet-omzetbaar contract voor bepaalde tijd per 31 december 2021. „Management” verwijst naar de salarisschalen I tot en met M. De totalen kunnen door afronding meer dan 100% bedragen.

Nieuw kanaal voor conflictoplossing

Interne bemiddelingsfunctie opgericht

In 2021 besloot de ECB ook een interne bemiddelingsfunctie (met activiteiten van het ombudstype) op te richten. Deze nieuwe functie zal onafhankelijk zijn. De middelaar zal partijen helpen bij het oplossen van werkgerelateerde conflicten in het grootste vertrouwen en alle onpartijdigheid. De middelingsdiensten zullen beschikbaar worden gesteld aan alle medewerkers en kunnen te allen tijde en zonder formele procedure worden gecontacteerd. De inzet van middelingsdiensten zal vrijwillig zijn. Dit nieuwe informele kanaal vult de bestaande formele en informele kanalen voor conflictoplossing aan.

11.5 Klimaatverandering en milieueffecten aanpakken

Werkzaamheden rond klimaatverandering zijn een hoofdprioriteit voor de ECB en zullen dat ook de komende jaren blijven. Bijgevolg ondernam de ECB concrete stappen om haar initiatieven op dit gebied op te schalen binnen de grenzen van haar mandaat en de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen. In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste verwezenlijkingen en activiteiten van de ECB op dit gebied, en worden de toekomstige werkzaamheden toegelicht: ten eerste wordt uiteengezet welk werk er is verricht binnen de belangrijkste strategische themagebieden van het Centrum Klimaatverandering (Climate Change Centre - CCC) (zie Kader 13); ten tweede wordt de bijdrage van de ECB aan het Europese en internationale beleidsdebat beschreven; ten slotte wordt een overzicht gegeven van de lopende werkzaamheden op andere werkterreinen van de ECB.

Updates over werkzaamheden rond klimaatverandering bij de ECB

Aanpak van klimaatgerelateerde risico’s voor de financiële stabiliteit, het bankentoezicht en het prudentieel kader

Op het gebied van financiële stabiliteit en prudentieel beleid concentreerde de ECB zich vooral op de manier waarop ze klimaatrisico’s kan aanpakken en mogelijk integreren in het prudentiële kader, een risicomonitoringraamwerk kan ontwikkelen met maatstaven voor klimaatrisico’s en blootstellingen van het financieel systeem, en de toekomstgerichte effectbeoordelingen van klimaatrisico’s voor financiële intermediairs (bijvoorbeeld met specifieke klimaatstresstesten) kan versterken. Dit themagebied onderzoekt ook de impact van beperkings- en aanpassingsbeleid op financiële instellingen en markten om te begrijpen hoe zij een groene transitie het best kunnen ondersteunen en de macro-economische kosten van klimaatverandering kunnen milderen. De ECB monitort en beoordeelt regelmatig klimaatgerelateerde risico's voor financiële instellingen en bedrijven in haar Financial Stability Review[133] en ECB/ESRB-rapporten.[134] In september 2021 publiceerde ze de methodologie en resultaten van de klimaatstresstest voor de hele economie.[135] De oefening zal ook worden gebruikt als input voor de klimaatstresstest voor toezichthouders die in 2022 door het ECB-Bankentoezicht zal worden uitgevoerd om na te gaan in hoeverre de banken voorbereid zijn om klimaatrisico's in te schatten.[136] Op het gebied van bankentoezicht publiceerde de ECB in november 2020 een Gids inzake klimaat- en milieurisico’s. In 2021 verzocht ze de banken zelfbeoordelingen uit te voeren op basis van de Gids en actieplannen op te stellen. In 2022 zal ECB-Bankentoezicht een volledige toetsing uitvoeren van het risicobeheer en de informatieverschaffing van banken.

Integratie van klimaatgerelateerde risico’s in macro-economische modellen en monetairbeleidsoverwegingen

Op het gebied van macro-economische analyse en monetair beleid beoordeelt de ECB de macro-economische risico’s die voortvloeien uit klimaatverandering en klimaatbeleid, en de implicaties daarvan voor de door medewerkers samengestelde macro-economische projecties en de risicobeoordeling, en voor de transmissie van het monetair beleid.[137] Hierbij volgen medewerkers van de ECB nauwgezet de macro-economische ontwikkelingen met betrekking tot het emissiehandelssysteem van de EU (EU Emissions Trading System - EU ETS)[138] en analyseren zij de macro-economische en structurele gevolgen van het op nationaal en Europees niveau vastgestelde transitiebeleid. In overeenstemming met het actieplan (zie Kader 2) heeft dit themagebied tot doel klimaatrisico’s te integreren in de belangrijkste macro-economische modellen van de ECB en voorziet het in de ontwikkeling van nieuwe modellen voor het bestuderen van specifieke klimaatgerelateerde vraagstukken die relevant zijn voor macro-economische ontwikkelingen en het monetair beleid. Er worden ook analyses uitgevoerd om beter te begrijpen hoe klimaatverandering de transmissie van het monetair beleid beïnvloedt. De conceptuele werkzaamheden om in de monetairbeleidstransacties van de ECB rekening te houden met de klimaatverandering vallen eveneens onder deze werkstroom, met inbegrip van de beoordeling van potentiële vertekeningen in de marktallocatie tegen de achtergrond van marktinefficiënties en van de voor- en nadelen van alternatieve toewijzingen.

Klimaatverandering in overweging nemen in het monetairbeleidskader

Binnen het kader voor financiëlemarkttransacties en risicobeheer van het Eurosysteem werkt de ECB aan de tenuitvoerlegging van het overeengekomen klimaatactieplan om klimaatverandering in overweging te nemen in het monetairbeleidskader (zie Kader 2). Ze analyseert de financiële risico’s voor het Eurosysteem als gevolg van haar monetairbeleidsblootstellingen, onder meer door middel van een klimaatstresstest voor de balans van het Eurosysteem. In 2021 richtte dit terrein zich op het ontwikkelen van het actieplan dat later door de Raad van Bestuur werd goedgekeurd. Sindsdien zijn de voorbereidende werkzaamheden gestart voor de concrete tenuitvoerlegging van de overeengekomen routekaart voor het actieplan. Daarnaast is de ECB begonnen bepaalde obligaties met aan duurzaamheidsdoelstellingen gekoppelde couponbetalingen te aanvaarden als onderpand en bij haar activa-aankopen.[139] Het Eurosysteem kondigde daarnaast een gemeenschappelijk standpunt aan over de beginselen van duurzaam en maatschappelijk verantwoord investeren (DMVI) voor in euro luidende niet-monetairbeleidsportefeuilles en ging van start met een aanbesteding voor het hele Eurosysteem om geschikte datadienstverleners te kiezen. Het zal klimaatgerelateerde informatie over deze portefeuilles en over het ECB-aankoopprogramma voor door de bedrijvensector uitgegeven schuldbewijzen beginnen te publiceren in het eerste kwartaal van 2023.

Bijdragen van de ECB aan EU-initiatieven in verband met klimaatverandering

Op het gebied van EU-beleid en internationaal beleid en financiële regelgeving draagt de ECB bij aan EU-initiatieven zoals de Europese Green Deal, EU-wetgeving inzake duurzame financiering en initiatieven binnen internationale fora. Zo leverde de ECB in 2021 een bijdrage aan de EU-beleidsagenda door twee juridische adviezen te publiceren over wetsvoorstellen die verband houden met een Richtlijn betreffende duurzaamheidsrapportage[140] en een Verordening betreffende Europese groene obligaties.[141] Als lid van het Platform on sustainable finance hielp de ECB het Taxonomiekader van de EU te ontwikkelen en de bruikbaarheid ervan voor de banksector te verbeteren. Daarnaast droeg de ECB bij aan de ontwikkeling van de EU-normen voor duurzaamheidsrapportage in het kader van de projecttaskforce van de Europese adviesgroep inzake financiële verslaglegging (European Financial Reporting Advisory Group - EFRAG). De ECB sprak haar volledige steun uit voor de herlancering van de agenda voor duurzame financiering in internationale fora (met name in de G7, de G20 en de G20 Sustainable Finance Working Group die nieuw leven werd ingeblazen). Ze benadrukte ook de noodzaak van geloofwaardige en internationaal consistente regelgevingskaders voor duurzame financiering en steunde de oprichting van een International Sustainability Standards Board door de International Financial Reporting Standards (IFRS) Foundation.

Ontwikkeling van klimaatgerelateerde indicatoren

De werkzaamheden rond klimaatveranderingsdata zijn erop gericht klimaatgerelateerde indicatoren vast te stellen voor fysieke risico’s, CO2-voetafdruk en instrumenten voor duurzame financiering, zoals opgenomen in het klimaatactieplan. Er zijn verkennende werkzaamheden aan de gang om dergelijke indicatoren te ontwikkelen en daarbij wordt nauw samengewerkt binnen het ESCB en met andere Europese en internationale organisaties. Bij de werkzaamheden rond klimaatgegevens worden ook verschillende manieren onderzocht om die gegevens (die momenteel hoofdzakelijk worden geleverd door externe verkopers van marktgegevens) die binnen de ECB worden gebruikt, te beoordelen en te delen om volledige afstemming en samenwerking met de eindgebruikers te bereiken. Deze werkstroom volgt ook de externe ontwikkelingen op het gebied van klimaatgegevens in Europese en internationale fora.

Publicatie van de toezegging van de ECB inzake klimaatmaatregelen

Naast de hogervermelde strategische themagebieden ontwikkelt de ECB, met de coördinatie van het CCC, overkoepelende onderwerpen die voor de ECB zelf en in bredere zin in Eurosysteem-, Europese en internationale fora van belang zijn. Ter gelegenheid van de Klimaatconferentie van de Verenigde Naties (COP26) in 2021 publiceerde de ECB haar pledge on climate change action om, binnen de grenzen van haar bevoegdheid, bij te dragen aan krachtdadig optreden van beleidsmakers om het klimaatakkoord van Parijs na te leven en de gevolgen van klimaatverandering af te zwakken.

Actieve deelname van de ECB aan internationale fora over klimaataangelegenheden

In 2021 was de ECB actief betrokken bij de werkzaamheden van het Netwerk van centrale banken en toezichthouders voor de vergroening van het financiële systeem (Network for Greening the Financial System - NGFS).[142] Ze leverde een belangrijke bijdrage aan alle vijf specifieke werkstromen (microprudentieel en toezicht; macrofinancieel; opschalen van groene financiering; vullen van gegevenslacunes; onderzoek) en de Legal Task Force. De ECB droeg ook bij aan de taskforce van hoog niveau van het Bazels Comité voor Bankentoezicht over klimaatgerelateerde financiële risico’s.[143] Deze taskforce werkt aan een beter begrip en een mogelijke aanpassing van de drie pijlers van het Bazelraamwerk.[144] Op internationaal niveau nam de ECB actief deel aan de drie werkstromen van de Financial Stability Board over klimaataangelegenheden (namelijk de Standing Committee on Supervisory and Regulatory Cooperation, de Working Group on Climate Risk en de Standing Committee on Assessment of Vulnerabilities), het Irving Fisher Committee on Central Bank Statistics (dat onder auspiciën van de Bank voor Internationale Betalingen opereert) en het Data Gaps Initiative van de G20, dat de wereldwijde harmonisatie en beschikbaarheid van klimaatgegevens ondersteunt. Op Europees niveau droeg de ECB bij aan het Sustainable Finance Network van de Europese Bankautoriteit (EBA) en de EBA-subgroepen voor transparantie en rapportage.

ECB-onderzoek naar klimaatverandering en andere lopende initiatieven

ECB-medewerkers werken steeds meer aan onderzoeksprojecten rond klimaatverandering. In 2021 werd een reeks onderzoeksverslagen gepubliceerd in de Working Paper Series van de ECB.[145]

Met betrekking tot financiële marktinfrastructuren (FMI's) en betalingen is de ECB, in samenwerking met andere nationale centrale banken van het eurogebied en de Europese Autoriteit voor effecten en markten, blijven werken aan de potentiële impact van milieurisico's op FMI's, met een aanvankelijke focus op centrale tegenpartijen (central counterparties - CCP's). Voorts werden tijdens de Third Annual Joint Conference on CCP risk management, georganiseerd door de Deutsche Bundesbank, de Federal Reserve Bank of Chicago en de ECB, klimaatveranderingsrisico's in financiële markten beschouwd als een belangrijk transversaal thema met betrekking tot financiële markten.

De ECB voert een levenscyclusbeoordeling van contante betalingen in het eurogebied uit om de potentiële effecten van de tweede serie eurobankbiljetten op het milieu in te schatten. Daarnaast nam zij beleidsmaatregelen en zette zij onderzoeksactiviteiten op om de milieueffecten van de productie van eurobankbiljetten tot een minimum te beperken. Deze beleidsmaatregelen omvatten onder meer het programma voor duurzaam katoen, waarmee de ECB zich ertoe verbindt de hoeveelheid duurzaam katoen in eurobankbiljettenpapier te verhogen tot 100%. De ECB voerde haar jaarlijkse milieumonitoring van de bankbiljettenproductie uit en stelde verbeteringen vast op het gebied van afval.

Verdere verduurzaming van de ECB als onderneming

Wat betreft haar eigen duurzaamheid als onderneming, ten slotte, streeft de ECB ernaar haar werkzaamheden op het gebied van duurzaamheid en daarmee verband houdende rapportageprocessen verder uit te breiden. Dit werkterrein omvat ook de ontwikkeling van het milieubeheersysteem van de ECB en het toezicht op de organisatorische koolstofvoetafdruk van de ECB, zoals beschreven in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk.

Box 13
Het Centrum Klimaatverandering van de ECB – organisatie en governance

De schaalvergroting van haar klimaatinitiatieven bracht de ECB ertoe in 2021 het Centrum Klimaatverandering op te richten om de coördinatie en strategische planning van de ECB-activiteiten rond klimaatverandering gestructureerd te kunnen aanpakken. Gezien de prominente plaats van klimaataangelegenheden in het bredere beleidsdebat, werden een versterkte governance en specifiek toegewezen middelen noodzakelijk geacht opdat de ECB aanzienlijk zou kunnen bijdragen op dit terrein - zowel binnen Europa als internationaal. Het Centrum Klimaatverandering wil daarnaast de coördinatie en samenwerking van de ECB met de nationale centrale banken van het Eurosysteem intensiveren.

De overkoepelende doelstelling van het Centrum Klimaatverandering bestaat erin de klimaatstrategie van de ECB vorm te geven en aan te sturen, prioriteiten vast te stellen en een visie te ontwikkelen voor de klimaatagenda van de ECB. Daartoe zal het Centrum Klimaatverandering een beroep doen op de schat aan kennis en expertise binnen de afzonderlijke organisatie-eenheden van de ECB, en tegelijk zorgen voor samenhang en coördinatie binnen de ECB als geheel. Om deze doelstellingen te bereiken kreeg het Centrum Klimaatverandering vier belangrijke verantwoordelijkheden toebedeeld:

  • de werkzaamheden van de organisatie-eenheden van de ECB en de voornaamste belanghebbenden ondersteunen bij de uitvoering van de strategie inzake klimaatverandering;
  • externe en interne werkzaamheden in verband met klimaataangelegenheden coördineren, zorgen voor een algemene afstemming van de boodschap en synergieën vaststellen;
  • de informatie-uitwisseling en de communicatie verbeteren zodat het bewustzijn van de werkzaamheden van de ECB op het gebied van klimaatverandering binnen en buiten de instelling toeneemt;
  • de organisatie-eenheden en externe stakeholders met elkaar in verbinding brengen voor meer samenwerking op het gebied van klimaatverandering.

Het Centrum Klimaatverandering werd opgericht als een nieuwe, afzonderlijke organisatie-eenheid bij de Directieadviseurs en rapporteert rechtstreeks aan de president van de ECB. Het werk van het Centrum Klimaatverandering is georganiseerd rond zes strategische thematische gebieden die de lopende activiteiten rond klimaatverandering binnen de ECB omvatten: financiële stabiliteit en prudentieel beleid, macro-economische analyse en monetair beleid, financiëlemarkttransacties en risicobeheer; EU-beleid en internationaal beleid en financiële regelgeving; data; en duurzame bedrijfsvoering. Bovendien koppelt en deelt het Centrum Klimaatverandering informatie over andere transversale werkzaamheden inzake klimaatverandering op het gebied van onderzoek, marktinfrastructuur en betalingen, juridische zaken en bankbiljetten.

Figuur A geeft een overzicht van de governance en de organisatie van de zes thematische gebieden van het Centrum Klimaatverandering.

Figuur A

Organisatie en governance van het Centrum Klimaatverandering van de ECB

1) Sommige initiatieven inzake prudentieel beleid zullen voor input en besluitvorming aan de Raad van Toezicht worden voorgelegd.

Aanpak van de organisatorische koolstofvoetafdruk van de ECB

De ECB wil ertoe bijdragen haar impact als organisatie terug te dringen en verbond zich ertoe haar doelstellingen inzake koolstofreductie af te stemmen op de doelstelling van het Parijs-akkoord om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5°C boven de pre-industriële niveaus. Uitgaande van trajecten om wetenschappelijk onderbouwde emissiereductiedoelstellingen te bereiken, vereist deze verbintenis een vermindering van de organisatorische koolstofemissies van de ECB met 46% tegen 2030 ten opzichte van het basisscenario van 2019.[146] Een nieuwe reeks ambitieuze doelstellingen en maatregelen voor 2022-24 zal worden gepubliceerd in de milieuverklaring van de ECB voor 2022.

Reductie van de koolstofvoetafdruk van de ECB

Om haar impact op het milieu te beheren, voerde de ECB in 2007 een milieubeleid in en zette ze in 2010 een milieubeheersysteem op overeenkomstig het Europees milieubeheer- en milieuauditsysteem (Eco-Management and Audit Scheme - EMAS) en ISO 14001. Deze systematische aanpak hielp de gerapporteerde koolstofvoetafdruk van de ECB tussen 2008 en 2019 met 37% terug te dringen, hoewel het aantal werkplekken aanzienlijk toenam. Deze reductie was nog sterker in 2020, voornamelijk dankzij de opschorting van reisgerelateerde activiteiten als gevolg van de COVID-19-pandemie.

Het milieubeheersysteem wordt geïmplementeerd door het Green ECB-team, onder leiding van de milieucoördinator en milieuambtenaar, die rechtstreeks aan de Directie rapporteren via de Chief Services Officer. De coördinatie met andere organisatie-eenheden wordt ondersteund door een groep van zo’n 60 milieuvertegenwoordigers en door de deelname van het Green ECB-team aan de duurzaamheidswerkstroom van het Centrum Klimaatverandering.

De ECB brengt elk jaar verslag uit over haar milieuprestaties en -doelstellingen in haar milieuverklaring.[147] De publicatie bevat informatie over de impact op het milieu, in overeenstemming met het EMAS en het Greenhouse Gas Protocol. Naar aanleiding van de meest recente analyse van haar koolstofvoetafdruk zal de ECB vanaf 2022 verslag uitbrengen over verdere indirecte effecten in haar waardeketen, zoals van aangekochte goederen en diensten, IT-middelen, bouwwerkzaamheden, emissies van telewerken, upstream energie en reizen van conferentiebezoekers. Voor de verslaglegging over deze aanvullende elementen zal nog nauwer worden samengewerkt met dienstverleners door toepassing van het Richtsnoer voor Duurzame Aanschaffingen van de ECB.

Ondanks de COVID-19-pandemie werden in 2021 diverse milieuverbeteringsmaatregelen genomen. Zo voerde de ECB een richtsnoer voor duurzame evenementen in, en werd voor de vergadergroepen het aantal fysieke vergaderingen beperkt tot 50% van de geplande bijeenkomsten in één jaar, om de emissies van reizen ook na de pandemie te beperken. Net als in de twee voorgaande jaren compenseerde de ECB haar resterende emissies van het voorgaande jaar die niet door middel van vermijdingsmaatregelen konden worden teruggedrongen, door steun te verlenen aan met de Gold Standard gecertificeerde koolstofcompensatieprojecten.

Voorts breidde de ECB haar DMVI-strategieën in haar niet-monetaire beleidsportefeuilles verder uit in overeenstemming met de gemeenschappelijke koers van het Eurosysteem.[148]

In haar pensioenfonds voor haar personeel, dat passief wordt beheerd door twee externe vermogensbeheerders, past de ECB een DMVI-beleid toe dat is gebaseerd op beperkte uitsluitingen en richtlijnen voor het stemmen bij volmacht waarin ecologische, sociale en bestuurlijke normen zijn opgenomen. Het stemmen bij volmacht wordt gedelegeerd aan de twee externe vermogensbeheerders, die hun eigen beleid onafhankelijk toepassen wanneer zij opdracht geven tot het stemmen over verrichtingen op effecten voor de aandelen in het pensioenfonds van de ECB. In 2020 werden alle conventionele benchmarkindices voor aandelen die door het pensioenfonds van het personeel werden gevolgd, vervangen door koolstofarme equivalenten, waardoor de koolstofvoetafdruk van de aandelenportefeuilles met meer dan 60% afnam. Begin 2022 verving de ECB ook de conventionele benchmarkindex die door haar bedrijfsobligatiefondsen wordt gevolgd door een benchmark die op het Parijs-akkoord is afgestemd, waarmee zij tot de early adopters behoort van wat wordt beschouwd als de aanbevolen marktpraktijk voor EU-klimaatbenchmarks. Deze op het Parijs-akkoord afgestemde benchmark leidde tot een initiële vermindering met 50% van de koolstofemissies van bedrijfsobligatiefondsen en zal de komende jaren worden gevolgd door een verdere gestage vermindering met ten minste 7% per jaar. De ECB zal blijven zoeken naar een mogelijke uitbreiding van koolstofarme indices naar andere vastrentende activaklassen binnen haar pensioenfonds om haar koolstofvoetafdruk verder terug te dringen. De governance en het beheer van pensioenaangelegenheden bij de ECB worden goedgekeurd door de Directie, die bij de samenstelling van haar pensioenfonds wordt geadviseerd door het Beleggingscomité.

In haar eigenvermogensportefeuille past de ECB een thematische DMVI-strategie toe waarmee ze het aandeel van groene effecten wil verhogen. In 2021 steeg dit aandeel tot 7,6% door middel van bilaterale aankopen van groene effecten en via de investering in de beleggingspool van in euro luidende groene obligaties voor centrale banken die in januari 2021 door de Bank voor Internationale Betalingen (BISIP G2) werd gelanceerd.[149] Eind september 2021 belegde de BISIP G2 in groene obligaties, waarvan de opbrengst gebruikt wordt om projecten in de volgende hoofdcategorieën te financieren: 30% in schoon vervoer, 21% in water- en afvalwaterbeheer en 20% in hernieuwbare energie.

Het milieueffect dat kan worden toegeschreven aan het aandeel van de ECB in het fonds wordt geraamd op een vermeden koolstofuitstoot van 49.401 personenauto's waarmee een jaar lang wordt gereden, en de bespaarde energie en opgewekte hernieuwbare energie is goed voor 23.392 huizen.

12 Ontmoet onze mensen

De voorafgaande hoofdstukken van het Jaarverslag van de ECB geven een gedetailleerd en feitelijk overzicht van de belangrijkste activiteiten van de ECB en de resultaten die zij in 2021 heeft geboekt op de gebieden waarop zij bevoegd is. In veel gevallen werden deze resultaten mogelijk gemaakt door samenwerking tussen collega's uit verschillende werkterreinen, binnen het Eurosysteem en het ESCB of zelfs daarbuiten. De volgende verhalen van onze collega's geven inzicht in die samenwerking en een indruk van hoe zij een reële bijdrage leveren aan de prestaties van de ECB.

Ursel Baumann, plaatsvervangend afdelingshoofd, Directoraat-Generaal Monetair beleid

In de periode 2020-2021 was ik voor de duur van de herziening van de monetairbeleidsstrategie van de ECB gedetacheerd bij het Project Office Strategy Review, een klein, maar bijzonder effectief team van collega's met zeer uiteenlopende vaardigheden (op gebieden als economie, redactie, coördinatie, projectbeheer, IT en communicatie), dat was opgezet om de activiteiten in verband met de herziening te coördineren en vorm te geven.

De herziening was een enorme samenwerkingsklus tussen meer dan 650 medewerkers van het Eurosysteem, afkomstig van zowel de ECB als de centrale banken van het eurogebied. Veel van het ondersteunende analytische werk over economische en monetaire beleidskwesties werd gedaan via gezamenlijke werkstromen, waarvan de resultaten later werden gepubliceerd in de reeks Strategy Review Occasional Paper Series van de ECB. Als een van de co-leads van de werkstroom over inflatieverwachtingen vond ik het een hele uitdaging om deze werkzaamheden op afstand te leiden. Toch is het ons gelukt dankzij de enorme motivatie van de medewerkers en hun sterk gevoel van doelgerichtheid om binnen een beperkte tijd de best mogelijke analyse te leveren.

Alles bij elkaar genomen hebben we met de samenwerking en de inclusieve aard van de herziening ten minste twee doelstellingen bereikt: ten eerste zijn de analytische resultaten, waarop de nieuwe monetairbeleidsstrategie van de ECB is gebaseerd, robuuster geworden doordat verschillende standpunten zijn gehoord; en ten tweede is het vertrouwen tussen de medewerkers en de beleidsmakers in de Raad van Bestuur vergroot. Het was heel mooi om te zien hoe de besluiten langzaam vorm kregen en hoe de nieuwe strategie uiteindelijk unaniem werd goedgekeurd.

Alexandra Calmuc, senior beleidsmedewerker operational resilience, Chief Services Office, risicobeheersing en bedrijfscontinuïteit

Voor veel organisaties was het een uitdaging om zich aan te passen aan de pandemie, die zich steeds weer ontwikkelde. Bij de ECB kwamen we tot een gecoördineerde aanpak dankzij de succesvolle functie-overschrijdende samenwerking binnen het bedrijfshulpverleningsteam (BHV).[150]

Sinds het uitbreken van de pandemie heeft de BHV de situatie in Frankfurt, Duitsland en Europa op de voet gevolgd en aanbevelingen gedaan voor werkregelingen en beschermingsmaatregelen die in overeenstemming zijn met de ontwikkelingen en de richtsnoeren van de autoriteiten. Alle betrokkenen hebben hun deskundigheid ingebracht in het belang van alle medewerkers en de ECB als geheel.

In mijn rol coördineerde ik de BHV-subgroepen en stelde ik gezamenlijke aanbevelingen op voor de Directie. Al in een heel vroeg stadium in de pandemie beseften we dat we eerder een marathon dan een sprint zouden lopen. Ik ben erg dankbaar dat iedereen in de BHV die uitdaging is aangegaan. Ondanks de virtuele opzet hebben we contact kunnen houden en goed samen kunnen werken. Wij kunnen met trots stellen dat wij tot dusver meer dan 111 BHV-bijeenkomsten hebben gehouden en 270 aanbevelingen hebben gedaan, en dat wij nog steeds blijk geven van grote inzet en enthousiasme.

Guy-Charles Marhic, vertegenwoordiger van de ECB in Londen, Directoraat-Generaal Internationale en Europese Betrekkingen

Met ingang van 1 februari 2021 heb ik mijn nieuwe verantwoordelijkheden als vertegenwoordiger van de ECB in Londen op me genomen. Ook na de Brexit blijft het Verenigd Koninkrijk een belangrijke economische en financiële partner voor de EU, en de ECB moet de ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk volgen om haar mandaat te kunnen uitoefenen. De belangrijkste doelstellingen van het vertegenwoordigingsbureau van de ECB zijn het volgen van ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en beleid met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk, het volgen van trends in de Britse financiële sector en de economie, het verzamelen van inlichtingen over de beleidsstandpunten van de Britse autoriteiten, en het uitleggen van het beleid van de ECB en institutionele hervormingen van de EU aan onze Britse tegenhangers.

Sinds mijn aankomst in Londen heb ik een breed scala van contacten gelegd, zowel in de overheidssector (bijvoorbeeld met de Bank of England, HM Treasury en vertegenwoordigers van de nationale centrale banken van de EU en daarbuiten) als in de particuliere sector (bijvoorbeeld met banken, handelsverenigingen en denktanks). Ik breng verslag uit aan de ECB en heb veel contact met managers en medewerkers van verschillende organisatie-eenheden die verantwoordelijk zijn voor internationale betrekkingen, betalingsverkeer, financiële stabiliteit en bankentoezicht.

Het bureau van de ECB is gevestigd binnen de Delegatie van de Europese Unie in het Verenigd Koninkrijk. Dat geeft me de gelegenheid om nieuwe collega's te ontmoeten, vergaderingen te houden en, waar mogelijk, samen te werken. Deze complementariteit is belangrijk omdat ook diverse medewerkers van de EU-delegatie vergelijkbare belangen hebben bij de regelgevings-, macro-economische en politieke ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk.

María Soledad Estimateos Possenti, compliance en governance analist, Compliance and Governance Office, Directoraat-Generaal Secretariaat

Als lid van het team Ethiek en Integriteit van de Compliance and Governance Office en secretaris van de Ethics and Compliance Conference (ECC), werk ik nauw samen met mijn collega's binnen het Eurosysteem en het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (SSM). De (nu virtuele) bijeenkomsten van de ECC zijn een hele goede gelegenheid om contact te houden met collega's van andere instellingen, praktijkervaringen uit te wisselen en van elkaar te leren, en gezamenlijk te werken aan de verdere ontwikkeling van ethische regels en nalevingsnormen.

Ik heb onlangs gewerkt aan een veeleisend project om de integriteitsnormen binnen het Eurosysteem en de SSM-instellingen te verbeteren en op elkaar af te stemmen. In november 2021 had ik er veel voldoening van toen de Raad van Bestuur de herziene Ethische Richtsnoeren vaststelde, waarmee een einde kwam aan een lang proces met soms ook lastige discussies. Uiteindelijk zijn wij tot de gemeenschappelijke opvatting gekomen dat onze publieke taak het van ons vraagt dat we beschikken over de meest actuele ethische kaders om het vertrouwen van de burgers in het Eurosysteem en het SSM in stand te helpen houden. Dankzij de constructieve instelling en de bereidheid tot samenwerking binnen het ECC (en de steun van collega's binnen de ECB) hebben we kunnen samenwerken en een prima resultaat neer kunnen zetten. Ik zie er naar uit om met het ECC te blijven samenwerken aan de toepassing van de herziene Ethische Richtsnoeren, wat voor ons bij de ECB betekent dat we ons eigen Ethisch Kader gaan herzien.

Fabio Tamburrini, econoom, Centrum voor Klimaatverandering

Begin 2021 heeft de ECB het Centrum voor Klimaatverandering (CCC) opgericht om verschillende delen van de bank samen te brengen op het gebied van klimaatkwesties. Na meer dan vier jaar in mijn vorige functie bij het Directoraat-Generaal Internationale en Europese Betrekkingen aan duurzame financiering te hebben gewerkt, stond ik te popelen om deel te nemen aan deze nieuwe uitdaging en het nieuwe team te helpen de klimaatagenda van de ECB vorm te geven en te sturen. Vanwege het multidisciplinaire karakter van het onderwerp is het centrum georganiseerd rond zes werkstromen voor de verschillende klimaatgerelateerde activiteiten van de bank. Ik ben verantwoordelijk voor de werkstroom over EU- en internationaal beleid en financiële regelgeving. Dit houdt in het coördineren van de bijdragen van de ECB aan het klimaatbeleid van de EU, wetgeving over duurzame financiering en initiatieven in internationale fora zoals de G7 en de G20. Een groot deel van mijn werk bestaat uit het onderhouden van contacten met EU-instellingen en internationale organisaties. Om er een te noemen: ik ben lid van het EU-platform voor duurzame financiering, dat de Europese Commissie adviseert over de uitvoering van de taxonomie van de EU en de EU-agenda voor duurzame financiering. Actief zijn voor het Centrum Klimaatverandering is heel erg dankbaar werk: het combineert de wendbaarheid en teamgeest van een start-up met het besef dat we werken aan de grootste maatschappelijke uitdaging van onze tijd.

Gijsbert ter Kuile, teamleider, juridisch adviseur, Secretariaat van de Raad van Toezicht en voorzitter van het bestuur van het Rainbow Network van de ECB

Als juridisch adviseur bij het ECB-Bankentoezicht draag ik bij aan de veiligheid en soliditeit van kredietinstellingen. Dat is dankbaar werk omdat we bouwen aan een betere toekomst voor Europa en de komende generaties. Datzelfde gevoel heb ik over mijn werk voor het Rainbow Network van de ECB, waarvan ik voorzitter ben. Mijn collega-bestuursleden en ik streven naar een werkomgeving waar LGBT+-collega's zich welkom en geaccepteerd voelen, en waar het beleid en de regels LGBT+-inclusief zijn.

We streven er ook naar dat onze werkomgeving alle aspecten van diversiteit eer aandoet. Daarvoor werken we samen met de andere diversiteitsnetwerken van de ECB (gericht op handicap, etniciteit en cultuur, ouders, en geslacht), en met het Personeelscomité en het Directoraat-Generaal Human Resources. Wij komen regelmatig bijeen en maken samen onze collega's bewust van diversiteitsaspecten - omdat we allemaal anders zijn. Zo ben ik een cisman, een Nederlander met Indonesische roots, een EU-burger, een homo, een jurist en een ouder.

Het Rainbow Network reikt actief de hand aan collega's van de nationale centrale banken en toezichthoudende autoriteiten. Ons lidmaatschap staat open voor iedereen die werkzaam is bij de ECB, het ESCB en het SSM, ongeacht of je jezelf beschouwt als hetero of LGBT+. Samen bouwen we aan een trotse, kleurrijke en Europese toekomst!

Jaarstukken

https://www.ecb.europa.eu/pub/annual/annual-accounts/html/ecb.annualaccounts2021~5130ce3be2.nl.html

De geconsolideerde balans van het Eurosysteem per 31 december 2021

https://www.ecb.europa.eu/pub/annual/balance/html/ecb.eurosystembalancesheet2021~f9edd2ff57.nl.html

© Europese Centrale Bank

Adres 60640 Frankfurt am Main, Duitsland
Telefoonnummer +49 69 1344 0
Website https://www.ecb.europa.eu/home/html/index.en.html

Alle rechten voorbehouden. Reproductie voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan op voorwaarde dat de bron wordt vermeld.

De afsluitingsdatum voor de gegevens in dit verslag was 24 februari 2022 (uitzonderingen worden uitdrukkelijk vermeld).

Voor specifieke terminologie en afkortingen wordt verwezen naar het ECB glossary (alleen beschikbaar in het Engels).

HTML ISBN 978-92-899-5053-4, ISSN 1725-2911, doi: 10.2866/107611, QB-AA-22-001-NL-Q


  1. In Paragraaf 1.2 worden de gegevens van de raming van de nationale rekeningen van Eurostat gebruikt, die op 8 maart 2022 is gepubliceerd.
  2. Deze gegevens moeten met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, aangezien zij onderhevig kunnen zijn aan grotere herzieningen dan gewoonlijk, als gevolg van de in uitvoering zijnde implementatie van wijzigingen in de Enquête Beroepsbevolking van de EU.
  3. Het aantal mensen met een baanbehoudregeling is gedaald tot ongeveer 1,4% van de beroepsbevolking in december 2021, vergeleken met 6,6% in januari 2021 en een piek van 19,8% in april 2020.
  4. Omdat de officiële gegevens op opleidingsniveau alleen niet-seizoensgecorrigeerd beschikbaar zijn, wordt hier ter vergelijking het derde kwartaal van 2019 als periode vóór de pandemie genomen.
  5. De begrotingskoers weerspiegelt de richting en omvang van de stimulans die uitgaat van het begrotingsbeleid op de economie, naast de automatische reactie van de overheidsfinanciën op de conjunctuur. Deze koers wordt hier gemeten als de mutatie van het voor de conjunctuur gecorrigeerde primaire saldo verminderd met de overheidssteun aan de financiële sector. Aangezien de hogere overheidsinkomsten in verband met NGEU-subsidies vanuit de EU-begroting geen verkleinend effect op de vraag hebben, is het conjunctuurgezuiverde primaire saldo in deze context gecorrigeerd zodat die inkomsten niet worden meegeteld. Zie voor meer informatie over het begrip ‘begrotingskoers binnen het eurogebied’ het artikel “The euro area fiscal stance”, Economisch Bulletin, Nummer 4, ECB, 2016.
  6. Zie ook het Kader “HICP-gewichten voor 2021 en de implicaties ervan voor de inflatiemeting”, Economisch Bulletin, Nummer 2, ECB, 2021.
  7. Zie het Kader “Consumption patterns and inflation measurement issues during the COVID-19 pandemic”, Economic Bulletin, Issue 7, ECB, 2020.
  8. Voor een beschrijving van de indicatoren van de onderliggende inflatie zie het artikel “Measures of underlying inflation for the euro area”, Economisch Bulletin, Nummer 4, ECB, 2018.
  9. Zie ook het Kader “Beoordeling van de loondynamiek tijdens de COVID-19-pandemie: bieden cijfers over contractlonen uitkomst?Economisch Bulletin, Nummer 8, ECB, 2020
  10. Zie ook het Kader “Results of a special survey of professional forecasters on the ECB’s new monetary policy strategy”, Economic Bulletin, Issue 7, ECB, 2021.
  11. Zie ook het Kader “Uitsplitsing van marktgebaseerde maatstaven voor inflatiecompensatie in inflatieverwachtingen en risicopremies”, Economisch Bulletin, Nummer 8, ECB, 2021.
  12. Zie ook het artikel “Owner-occupied housing and inflation measurement”, Economic Bulletin, Issue 1, ECB, 2022.
  13. Zie ook het Kader “Recent dynamics in energy inflation: the role of base effects and taxes”, Economic Bulletin, Issue 3, ECB, 2021.
  14. Het effect van het terugdraaien van de btw-verlaging wordt voor januari 2021 op circa 0,3 procentpunt geraamd, voor juli 2021 op circa 0,3 procentpunt en voor januari 2022 op circa -0,3 procentpunt (voor alle maanden verwijst het effect naar de cijfers op jaarbasis ten opzichte van de voorgaande maand). De raming is gebaseerd op de beoordeling door de Deutsche Bundesbank van de daadwerkelijke doorwerking zoals gepubliceerd in “Monthly Report”, Vol. 72, No 11, Deutsche Bundesbank, november 2020.
  15. Door groen beleid veroorzaakte hoge CO2-prijzen (d.w.z. prijzen voor emissierechten) heeft gas de voorkeur gekregen als vervanger van windenergie in geval van ontoereikende opwekking als gevolg van weersomstandigheden, aangezien het minder uitstoot genereert dan andere brandstoffen, met name steenkool.
  16. Zie de Kaders “What is driving the recent surge in shipping costs?”, Economic Bulletin, Issue 3, ECB, 2021, “Het tekort aan halfgeleiders en de gevolgen daarvan voor de handel, de productie en de prijzen in het eurogebied”, Economisch Bulletin, Nummer 4, ECB, 2021 en “Oorzaken van verstoringen in de toeleveringsketen en de invloed hiervan op de verwerkende industrie in het eurogebied”, Economisch Bulletin, Nummer 8, ECB, 2021.
  17. Zie voor een meer gedetailleerde bespreking van het verloop van de producentenprijzen in het eurogebied en de gevolgen daarvan voor de consumptieprijzen het Kader “Recent developments in pipeline pressures for non-energy industrial goods inflation in the euro area”, Economic Bulletin, Issue 5, ECB, 2021.
  18. Tijdens de lockdowns waren de prijzen hiervan onderhevig aan een hogere meetonzekerheid, aangezien ze niet altijd konden worden verzameld en daarom zijn geschat (d.w.z. geïmputeerd); zie ook de hoofdtekst van Paragraaf 1.4. Zie voor gedetailleerdere analyse van de consumentenprijzen voor reisgerelateerde artikelen het Kader “Prices for travel during the COVID-19 pandemic: is there commonality across countries and items?”, Economic Bulletin, Issue 1, ECB, 2021.
  19. In december 2020 paste de Raad van Bestuur zijn monetairbeleidsinstrumenten als volgt aan: ten eerste bleven de rentetarieven op de basisherfinancieringstransacties (0,00%), de marginale beleningsfaciliteit (0,25%) en de depositofaciliteit (-0,50%) ongewijzigd. De Raad van Bestuur verwachtte dat de basisrentetarieven van de ECB op hun huidige niveau of lager zouden blijven totdat de Raad van Bestuur zou hebben vastgesteld dat de inflatievooruitzichten binnen de projectieperiode krachtig convergeerden naar een niveau dat voldoende dicht bij maar onder 2% ligt, en dat een dergelijke convergentie consequent in de onderliggende inflatiedynamiek tot uitdrukking kwam. Ten tweede werd het bedrag voor aankopen in het kader van het pandemie-noodaankoopprogramma (PEPP) met € 500 miljard verhoogd tot een totaalbedrag van € 1.850 miljard en werd de termijn voor nettoaankopen verlengd tot ten minste maart 2022. De Raad van Bestuur zou de nettoaankopen van activa in ieder geval uitvoeren totdat de crisisfase van het coronavirus voorbij wordt geacht. De herinvestering van de hoofdsommen van de op vervaldag gekomen effecten die in het kader van het PEPP waren aangekocht, werd tot ten minste eind 2023 verlengd. Ten derde werden de voorwaarden van de derde reeks gerichte langerlopende herfinancieringstransacties (TLTRO III) herijkt. Ten vierde werd de looptijd van de op 7 en 22 april 2020 genomen maatregelen ter versoepeling van de onderpandsvereisten verlengd tot juni 2022. Ten vijfde kondigde de Raad van Bestuur aan dat er in 2021 vier aanvullende langerlopende herfinancieringstransacties in verband met de pandemie (PELTRO’s) zouden worden aangeboden. Ten zesde deelde de Raad mee dat de nettoaankopen in het kader van het programma voor de aankoop van activa (APP) zouden worden voortgezet voor € 20 miljard per maand, en dat zo lang als noodzakelijk is om de accommoderende invloed van de beleidstarieven te versterken. Die aankopen zouden worden beëindigd kort voordat de Raad de basisrentetarieven van de ECB begint te verhogen. De Raad van Bestuur wilde ook de hoofdsommen van de op vervaldag gekomen effecten die waren aangekocht in het kader van het APP, volledig blijven herinvesteren, tot lang na de verhoging van de basisrentetarieven van de ECB, en in ieder geval zo lang als nodig om gunstige liquiditeitsvoorwaarden en een ruime mate van monetaire accommodatie te handhaven. Ten zevende kondigde de Raad van Bestuur aan dat de repofaciliteit van het Eurosysteem voor centrale banken (EUREP) en alle tijdelijke swap- en repolijnen met centrale banken buiten het eurogebied tot maart 2022 zouden worden verlengd. Ten slotte besloot de Raad tevens de reguliere krediettransacties zo lang als noodzakelijk te blijven uitvoeren als vasterentetenders met volledige toewijzing tegen de dan geldende voorwaarden.
  20. Zie de eerste voetnoot in Paragraaf 2.1.
  21. Zie “The financial risk management of the Eurosystem’s monetary policy operations”, ECB, juli 2015.
  22. Zie ook de pagina “Asset purchase programmes” op de website van de ECB.
  23. Effecten op onderpand van activa moeten over ten minste twee kredietratings beschikken.
  24. In het kader van de maatregelen ter versoepeling van de onderpandsvereisten voor krediettransacties van het Eurosysteem die in april 2020 werden ingevoerd als reactie op de COVID-19-pandemie, zag de Raad van Bestuur ook tijdelijk van dit vereiste af voor de door Griekenland uitgegeven verhandelbare schuldbewijzen die als onderpand worden gebruikt. Bovendien besloot de Raad dat verhandelbare activa en emittenten van deze activa die op 7 april 2020 voldeden aan de minimale kredietkwaliteitsvereisten voor de beleenbaarheid van onderpand (BBB- voor alle activa behalve effecten met activa als onderpand), in aanmerking zouden blijven komen bij een ratingverlaging, zolang hun rating gelijk bleef aan of hoger was dan de kredietkwaliteitscategorie 5 (CQS 5, wat overeenstemt met een rating BB) op de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem.
  25. Zie artikel 138, lid 3 b) van het Richtsnoer (EU) 2015/510 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem (ECB/2014/60) (PB L 91, 2.4.2015, p. 3).
  26. De volledige verklaring over de strategie en een overzicht van de monetairbeleidsstrategie van de ECB zijn beschikbaar op de website van de ECB.
  27. Voor een nadere analyse, zie Work stream on the price stability objective, “The ECB’s price stability framework: past experience, and current and future challenges”, Occasional Paper Series, No 269, ECB, september 2021.
  28. Zie Work stream on monetary policy instruments, “Assessing the efficacy, efficiency and potential side effects of the ECB’s monetary policy instruments since 2014”, Occasional Paper Series, No 278, ECB, september 2021, bijgewerkt in december 2021.
  29. Zie Work stream on inflation measurement, “Inflation measurement and its assessment in the ECB’s monetary policy strategy review”, Occasional Paper Series, No 265, ECB, september 2021.
  30. De strategische herziening toonde aan dat het monetair beleid de verschillende groepen in de samenleving op een uiteenlopende wijze beïnvloedt. Ongunstige gebeurtenissen verlagen de consumptie van armere huishoudens sterker dan die van rijkere, en het duurt langer alvorens de werkgelegenheidsvooruitzichten van armere huishoudens zich na dergelijke tegenslagen herstellen. Het langer handhaven van de rente op een laag niveau kan in dergelijke omstandigheden de langdurige werkloosheid bij minder welvarende huishoudens helpen tegengaan. Zie Work stream on employment, “Employment and the conduct of monetary policy in the euro area”, Occasional Paper Series, No 275, ECB, september 2021.
  31. Work stream on macroprudential policy, monetary policy and financial stability, “The role of financial stability considerations in monetary policy and the interaction with macroprudential policy in the euro area”, Occasional Paper Series, No 272, ECB, september 2021.
  32. Work stream on climate change, “Climate change and monetary policy in the euro area”, Occasional Paper Series, No 271, ECB, september 2021.
  33. Zie het overzicht van de luistersessies die de ECB en de nationale centrale banken in het hele eurogebied hielden.
  34. Work stream on monetary policy communications, “Clear, consistent and engaging: ECB monetary policy communication in a changing world”, Occasional Paper Series, No 274, ECB, september 2021, bijgewerkt in december 2021.
  35. Ehrmann, M., Georgarakos, D. en Kenny, G., “Credibility gains from communicating with the public: evidence from the ECB’s new monetary policy strategy”, Working Paper Series, ECB, nog niet gepubliceerd.
  36. Zie “ECB besluit de aanbeveling inzake dividenduitkeringen na september 2021 niet te verlengen”, persbericht, ECB-Bankentoezicht, 23 juli 2021.
  37. Zie Special Feature B met als titel “Climate change and financial stability”, Financial Stability Review, ECB, mei 2021.
  38. Artikel 5 van de SSM-verordening kent de ECB op dit gebied een belangrijke rol en specifieke bevoegdheden toe.
  39. Zie de Verklaring over de monetairbeleidsstrategie van de ECB en het overzicht, en de ‘Work stream on macroprudential policy, monetary policy and financial stability’ met als titel “The role of financial stability considerations in monetary policy and the interaction with macroprudential policy in the euro area”, Occasional Paper Series, No 272, ECB, September 2021. Zie ook het Kader “The role of financial stability in the ECB’s new monetary policy strategy”, Financial Stability Review, ECB, November 2021.
  40. Tijdens recessies kan het monetaire beleid zowel de economie stabiliseren (en daarbij de verliezen voor de financiële sector verminderen) als de inflatie stabiel maken, wat het risico op een schulddeflatiespiraal matigt. Van cruciaal belang is dat het ook episodes van bankruns en paniekverkopen kan bedwingen in periodes van regelrechte financiële stress.
  41. Zie de Financial Stability Review van de ECB van november 2021.
  42. In Cyprus, Litouwen en Portugal werd tegelijk met deze maatregelen ook de geleidelijke invoering van buffers voor andere systeemrelevante instellingen (O-SII) uitgesteld. Macroprudentiële autoriteiten scherpten ook de beleidsmaatregelen voor residentieel vastgoed aan om een onbedoelde versterking van de conjunctuurcyclus te vermijden en de veerkracht van banken en kredietnemers te beschermen. Zie Kader 3 van het artikel “The euro area housing market during the COVID-19 pandemic”, Economic Bulletin, Issue 7, ECB, November 2021.
  43. In maart 2020 beval de ECB de banken aan om af te zien van dividenduitkeringen en de inkoop van eigen aandelen tot ten minste 1 oktober 2020 (in juli 2020 verlengde ze deze aanbeveling tot 1 januari 2021 en in december 2020 verzocht ze de banken te overwegen om tot eind september 2021 de dividenden in contanten te beperken of er geheel van af te zien) en stelde ze de banken in staat om ten minste tot eind 2022 tijdelijk minder kapitaal aan te houden dan vereist door de Pijler 2-aanbeveling en de kapitaalconserveringsbuffer, waarbij het tijdschema voor de banken om terug te keren naar de richtsnoeren van Pijler 2 afhankelijk werd gemaakt van de economische omstandigheden. Dit tijdschema werd bevestigd door de bevindingen van de stresstest 2021 van de Europese Bankautoriteit. Zie “ECB Banking Supervision provides temporary capital and operational relief in reaction to coronavirus”, persbericht, 12 maart 2020; “ECB asks banks not to pay dividends until at least October 2020”, persbericht, 27 maart 2020; “ECB vraagt banken om dividenden te staken of te beperken tot en met september 2021”, persbericht, 15 december 2020; en de FAQs on ECB supervisory measures in reaction to the coronavirus. De ECB hief de beperkingen op dividenduitkeringen en de inkoop van eigen aandelen op vanaf 30 september 2021.
  44. In Bulgarije zullen de twee opeenvolgende stijgingen van het huidige positieve percentage van kracht worden in respectievelijk oktober 2022 en januari 2023, terwijl in Estland de stijging in december 2022 in werking treedt.
  45. De sectorale systeemrisicobuffer zal alle vorderingen op particulieren dekken die gewaarborgd zijn door residentieel vastgoed en zal in juli 2022 in werking treden.
  46. Deze maatregel werd in 2020 genomen, maar de uitvoering ervan werd uitgesteld aan het begin van de COVID-19-crisis.
  47. Naast de bovengenoemde maatregelen pasten sommige autoriteiten de buffers voor O-SII’s aan en stelden ze systeemrisicobuffers opnieuw in of schaften ze die af om de buffers af te stemmen op de wijzigingen in de Richtlijn Kapitaalvereisten. De ECB publiceert op haar website een overzicht van de macroprudentiële maatregelen waarover zij werd geïnformeerd en die werden ingevoerd of openbaar aangekondigd in de landen die onder ECB-Bankentoezicht vallen.
  48. Zie Paragraaf 5 van het Financial Stability Review van de ECB van november 2021.
  49. In juli 2021 richtte de Europese Commissie een vraag om advies aan het Europees Comité voor Systeemrisico’s, de Europese Bankautoriteit en de ECB met het oog op de wetgevingsherziening van het macroprudentieel kader van de EU. Het verstrekte advies dekt de volgende domeinen: (i) de structuur en de werking van het bufferkader, (ii) ontbrekende of verouderde instrumenten, (iii) overwegingen over de interne markt, en (iv) algehele risico’s.
  50. De ESRB is verantwoordelijk voor het macroprudentiële toezicht op het financieel stelsel van de EU en voor de preventie en beperking van systeemrisico’s.
  51. De ESRB-werkgroep publiceerde een verslag over Financial stability implications of support measures to protect the real economy from the COVID-19 pandemic in februari 2021, en een monitoring update in september 2021.
  52. Het verslag Lower for longer – macroprudential policy issues arising from the low interest rate environment werd gepubliceerd in juni 2021.
  53. Dit omvatte de zesde editie van de EU Non-bank Financial Intermediation Risk Monitor en, in juli 2021, een Issues note on systemic vulnerabilities of and preliminary policy considerations to reform money market funds, die focuste op de context van het EU-regelgevingskader.
  54. Het verslag over Climate-related risk and financial stability werd gepubliceerd in juli 2021.
  55. Dit leidde tot de voorbereiding van de ongunstige scenario’s voor de EU-brede stresstest 2021 voor de verzekeringssector van de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA), de EU-brede stresstest 2021 voor de centrale tegenpartijen van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) en de EU-brede stresstest 2021 voor de bankensector gecoördineerd door de Europese Bankautoriteit.
  56. Het verslag over macroprudential stance (macroprudentieel beleid) werd gepubliceerd in december 2021.
  57. Het verslag over overlapping capital requirements (overlappende kapitaalvereisten) werd gepubliceerd in december 2021.
  58. Het totale tier 1-kernkapitaal (CET1) dat nodig is om te voldoen aan het vereiste voor de kapitaalconserveringsbuffer uitgebreid met een instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer, een G-SII-buffer (een buffer voor mondiaal systeemrelevante instellingen), een O-SII-buffer (een buffer voor andere systeemrelevante instellingen) en een systeemrisicobuffer, voor zover van toepassing. Dit wordt gedefinieerd in artikel 128 van de Richtlijn Kapitaalvereisten.
  59. Wanneer de CET1-ratio van een bank lager is dan de som van de kapitaalvereisten van Pijler 1 en Pijler 2 en het gecombineerde buffervereiste — een niveau waarnaar wordt verwezen als de “MDA-trigger” — moet de bank haar minimaal uitkeerbare bedrag berekenen, dat haar mogelijke kapitaaluitkeringen in de vorm van dividenden, inkoop van eigen aandelen en bonussen beperkt. Hoe groter het verschil tussen de CET1-ratio en de MDA-trigger, hoe kleiner het bedrag dat de bank mag uitkeren.
  60. Een kapitaalbuffer die ervoor moet zorgen dat kredietinstellingen in periodes van excessieve kredietgroei voldoende kapitaal opbouwen om verliezen tijdens stressperiodes te kunnen opvangen. Deze buffer moet worden gedekt met CET1-kapitaal. De buffer is instellingsspecifiek en wordt berekend als een gewogen gemiddelde van de contracyclische bufferpercentages die van toepassing zijn in de landen waar de kredietblootstellingen van een instelling gelokaliseerd zijn.
  61. Een kapitaalbuffer die wordt toegepast op de financiële sector, of op één of meer segmenten van de sector, om macroprudentiële risico’s of systeemrisico’s te voorkomen en te beperken. Deze buffer moet worden gedekt met CET1-kapitaal en kan worden toegepast op alle of op een deel van de risicoblootstellingen.
  62. Zie Special Feature A “Bank capital capital buffers and lending in the euro area during the pandemic”, Financial Stability Review, ECB, November 2021.
  63. De primaire statistieken van de ECB over monetaire financiële instellingen, verzekeringsondernemingen en pensioenfondsen, en beleggingsfondsen.
  64. Op basis van de rekeningen voor het eurogebied en de primaire statistieken van de ECB; zie ook het Financial Stability Review van de ECB van november 2020, Grafiek 4.1.
  65. Zie “Holistic Review of the March Market Turmoil”, Raad voor Financiële Stabiliteit, 17 november 2020.
  66. Zie “Policy Proposals to Enhance Money Market Fund Resilience – Final report”, Raad voor Financiële Stabiliteit, 11 oktober 2021.
  67. Zie “Mind the liquidity gap: a discussion of money market fund reform proposals” en “Assessing the impact of a mandatory public debt quota for private debt money market funds”, Macroprudential Bulletin, Issue 16, ECB, 21 January 2022.
  68. Zie BCBS, CPMI en IOSCO, “Consultative report: Review of marginindg practices”, Bank voor Internationale Betalingen en Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders (International Organization of Securities Commissions - IOSCO), oktober 2021.
  69. Zie de brief van de ECB en de Europese Bankautoriteit (in het Engels) en de gezamenlijke brief aan de Europese Commissie van verschillende nationale autoriteiten in de EU (in het Engels) met de oproep de Bazel III-hervormingen volledig uit te voeren, beide gedateerd op 7 september 2021, en “Basel III implementation: the last mile is always the hardest”, speech van Andrea Enria, voorzitter van de Raad van Toezicht van de ECB, op de Marco Fanno Alumni online conferentie, 3 mei 2021.
  70. Zie “Basel III reforms: impact study and key recommendations”, Europese Bankautoriteit, december 2019, “Macroeconomic impact of Basel III finalisation on the euro area”, Macroprudential Bulletin, No 14, ECB, July 2021; en “Basel III Reforms: Updated Impact Study”, Europese Bankautoriteit, 2020.
  71. Zie “Strengthening banks’ resilience in the banking union”, toespraak van Kerstin af Jochnick, lid van de Raad van Toezicht van de ECB, op de Financial Stability Conference 2021, Berlijn, 19 november 2021.
  72. Macroprudential Bulletin, Issue 12, ECB, April 2021.
  73. ECB/ESRB Project Team on climate risk monitoring, “Climate-related risk and financial stability”, ECB, July 2021.
  74. Macroprudential Bulletin, Issue 15, ECB, October 2021.
  75. Het TARGET2-verkeer van 2020 vertoonde een zeer lichte groei ten opzichte van 2019 (+1,0%), aangezien de sterke daling na de uitbraak van de coronapandemie (-5,9% in het tweede kwartaal van 2020 ten opzichte van hetzelfde kwartaal in 2019) werd gecompenseerd door groei in het eerste en laatste kwartaal van het jaar.
  76. Zie “ESMA concludes Tier 2 CCP assessment under Article 25(2c) of EMIR”, openbare verklaring, ESMA, 17 december 2021.
  77. Zie “Eurosysteem start met een project voor een digitale euro”, persbericht, ECB, 14 juli 2021.
  78. Zie “ECB announces members of Digital Euro Market Advisory Group”, persbericht, ECB, 25 oktober 2021.
  79. Zie “Experts invited to join technical talks on digital euro”, ECB, MIP NEWS, 15 oktober 2021.
  80. Zie “ECB intensifies technical work on digital euro with the European Commission”, ECB, MIP NEWS, 19 januari 2021.
  81. Zie Kader 11 over de interactie van de ECB met de Europese wetgevers inzake het digitale europroject.
  82. Zie G7 Public Policy Principles for Retail Central Bank Digital Currencies, 14 oktober 2021.
  83. Bank of Canada, Bank of England, Bank of Japan, ECB, Federal Reserve System, Sveriges Riksbank en Swiss National Bank.
  84. Zie Bank voor Internationale Betalingen, Central bank digital currencies: financial stability implications, september 2021, in het bijzonder de samenvatting en de verslagen over systeemontwerp en interoperabiliteit; gebruikersbehoeften en toepassing; en gevolgen voor de financiële stabiliteit.
  85. Zie ook Panetta, F. en Schnabel, I., “The provision of euro liquidity through the ECB’s swap and repo operations”, The ECB Blog, ECB, 19 augustus 2020.
  86. Uitvoeringsverordening van de Europese Commissie (EU) 2021/1848 van 21 oktober 2021 betreffende de aanwijzing van een vervanging voor de euro overnight index average benchmark (C/2021/7487) (OJ L 374, 22.10.2021, p. 6).
  87. De CHF en EUR vaststellingen zijn stopgezet op 3 januari 2022, samen met de stopzetting van bepaalde looptijden van de USD LIBOR. Bovendien verloren de JPY- en GBP-vaststellingen op dezelfde dag hun representativiteit, waardoor het gebruik ervan werd beperkt.
  88. Aan de hand van een gestandaardiseerde “Verbintenisverklaring” kunnen marktpartijen blijk geven van hun erkenning van en inzet voor het overnemen van de in de FX Global Code uiteengezette goede praktijken.
  89. Overeenkomstig Artikel 141, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Artikelen 17, 21.2, 43.1 en 46.1 van de Statuten van het ESCB, en Artikel 9 van Verordening van de Raad (EG) Nr. 332/2002 van 18 februari 2002.
  90. Overeenkomstig Artikel 122, lid 2, en Artikel 132, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Artikel 17 en 21 van de Statuten van het ESCB, en Artikel 8 van Verordening van de Raad (EU) Nr. 407/2010 van 11 mei 2010.
  91. Overeenkomstig Artikelen 17 en 21 van de Statuten van het ESCB (in samenhang met Artikel 10 van Verordening van de Raad (EU) Nr. 2020/672 van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak.)
  92. Overeenkomstig Artikelen 17 en 21 van de Statuten van het ESCB (in samenhang met Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 houdende instelling van de faciliteit voor herstel en veerkracht).
  93. Overeenkomstig Artikel 17 en 21 van de Statuten van het ESCB (in samenhang met Artikel 3, lid 5, van de EFSF-Kaderovereenkomst).
  94. Overeenkomstig Artikelen 17 en 21 van de Statuten van het ESCB (in samenhang met Artikel 5.12.1 van de algemene voorwaarden voor overeenkomsten inzake financiële bijstand in het kader van het ESM).
  95. In het kader van de overeenkomst inzake de kredietfaciliteit tussen de lidstaten die de euro als munt hebben (behalve Griekenland en Duitsland) en de Kreditanstalt für Wiederaufbau (handelend in het algemeen belang, onderworpen aan de instructies en met de waarborg van de Bondsrepubliek Duitsland) als uitleners en de Helleense Republiek als lener en de Bank of Greece als agent voor de lener en krachtens artikel 17 en 21.2 van de Statuten van het ESCB en Artikel 2 van het Besluit van de Europese Centrale Bank van 10 mei 2010 betreffende het beheer van gepoolde bilaterale leningen ten behoeve van de Helleense Republiek en tot wijziging van Besluit ECB/2007/7 (ECB/2010/4) (OJ L 119, 13.5.2010, p. 24).
  96. Richtsnoer (EU) 2021/827 van de Europese Centrale Bank van 29 april 2021 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2013/24 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot financiële kwartaalrekeningen (ECB/2021/20) (PB L 184, 25.5.2021, p. 4).
  97. Verordening (EU) 2021/379 van de Europese Centrale Bank van 22 januari 2021 betreffende de balansposten van kredietinstellingen en van de sector monetaire financiële instellingen (herschikking) (ECB/2021/2) ((PB L 73 van 3.3.2021, blz. 16).
  98. Zie “ECB geeft de aanzet tot een harmonisatie van de statistische rapportages om de lasten voor de banken te verlichten en de analyse te verbeteren”, persbericht, 17 december 2021.
  99. Zie “ECB presenteert actieplan om klimaatverandering in aanmerking te nemen bij haar monetairbeleidsstrategie”, persbericht, ECB, 8 juli 2021.
  100. Voortbouwend op het werk van de expertgroep inzake klimaatverandering en statistieken van het Comité statistieken van het ESCB, dat eind 2020 werd afgerond.
  101. Dit kwam naar voren in het portaal ‘De ECB luistert’ en in de resolutie van het Europees Parlement van 10 februari 2021 over de Europese Centrale Bank – Jaarverslag 2020.
  102. Het feit dat wordt uitgegaan van transactieprijzen in plaats van huurwaardeberekeningen zal naar verwachting de informatie-inhoud van het HICP ten goede komen en daarmee wellicht beter tegemoet komen aan de wensen van de burgers van het eurogebied, van wie de meerderheid een nadrukkelijker en realistischer weergave van de huisvestingskosten wenst.
  103. Het huidige indexcijfer van de prijzen van de eigen woning voldoet niet aan de eisen ten aanzien van actualiteit, frequentie en het probleem van het scheiden van de consumptie- en de investeringscomponent. Om deze reden ondersteunt de ECB verdere onderzoeksprojecten inzake optimale meetmethoden. Deze moeten er ook op gericht zijn de consumptiecomponent beter af te scheiden van de investeringscomponent, waarbij de eerstgenoemde de relevante component is voor het monetaire beleid.
  104. Compounded €STR average rates and index, Calculation and publication rules, ECB, 2021.
  105. Richtsnoer (EU) 2021/565 van de Europese Centrale Bank van 17 maart 2021 tot wijziging van Richtsnoer (EU) 2019/1265 betreffende de kortetermijnrente voor de euro (€STR) (ECB/2021/10) (OJ L 119, 7.4.2021, p. 128).
  106. Voor een volledige lijst, zie Regulatory uses of the LEI; zie ook ESRB, “The benefits of the Legal Entity Identifier for monitoring systemic risk”, Occasional Paper Series, Nr. 18, september 2021.
  107. De achtste wereldwijde SDMX-conferentie vond plaats op 27-30 september 2021. De ECB was actief betrokken bij de voorbereiding en organisatie van het evenement. De conferentie bood een gelegenheid om de succesvolle implementatie van de SDMX-standaard door nationale en internationale organisaties in verschillende levensfasen van gegevens te laten zien. De ECB zat een speciale sessie voor over het gebruik van SDMX om statistische processen en IT-infrastructuur te moderniseren.
  108. De norm werd oorspronkelijk vooral gebruikt voor betalingsberichten, maar bestrijkt nu meerdere domeinen die verband houden met diverse bedrijfsprocessen in de financiële sector, waaronder de rapportage aan overheidsinstanties.
  109. Tijdens deze webinars zijn al verschillende artikelen van onderzoekers van nationale centrale banken gepresenteerd, waaronder Faiella, I., Lavecchia, L. Michelangeli, V. en Mistretta, A., “A micro-founded climate stress test on the financial vulnerability of Italian households and firms”, Occasional Papers, nr. 639, Banca d’Italia, oktober 2021; Bernard, R., Tzamourani, P. en Weber, M., “Climate Change and Individual Behavior”, Discussion Papers, nr. 01, Deutsche Bundesbank, 2022; en Von Kalckreuth, U. “Carbon costs: Towards a system of indicators for the carbon impact of products, enterprises and industries”, Deutsche Bundesbank, 2021.
  110. Papoutsi, M., Piazzesi, M. en Schneider, M., “How unconventional is green monetary policy?”, Working Paper Series, ECB, nog niet gepubliceerd.
  111. Aghion, P., Boneva, L., Breckenfelder, J., Laeven, L., Olovsson, C., Popov, A. en Rancoita E., “Financial markets and “green” innovation”, Discussion Paper Series, ECB, nog niet gepubliceerd.
  112. Zie Christelis, D., Georgarakos, D., Jappelli, T. en Kenny, G., “How has the COVID-19 crisis affected different households’ consumption in the euro area?”, Research Bulletin, nr. 84, ECB, 31 mei 2021.
  113. Zie ook Lane, P., “Expectations surveys: a tool for research and monetary policy”, inleidende opmerkingen tijdens de tweede gezamenlijke conferentie van de Europese Centrale Bank en de Federal Reserve Bank van New York, 11 november 2021.
  114. Zie Georgarakos, D. en Kenny, G., “Household spending and fiscal support during the COVID-19 pandemic: Insights from a new consumer survey”, paper gepresenteerd tijdens de tweede gezamenlijke conferentie van de Europese Centrale Bank en de Federal Reserve Bank van New York, “Expectations surveys: a tool for research and monetary policy”, 11 november 2021.
  115. Niet-naleving omvat onder meer: (i) gevallen waarin een nationale autoriteit heeft nagelaten de ECB te raadplegen met betrekking tot voorgenomen wettelijke bepalingen op gebieden die onder haar bevoegdheid vallen; en (ii) gevallen waarin een nationale autoriteit de ECB formeel heeft geraadpleegd, maar niet voldoende tijd heeft gegund de voorgenomen bepalingen te toetsen en tot een oordeel te komen voordat deze bepalingen in werking traden.
  116. Zie Europese Commissie, Standard Eurobarometer 95 – Spring 2021, september 2021.
  117. Zie de verklaring van de leden van de Eurotop van 25 maart 2021, de samenvattende brief van de Eurogroep-vergadering van 21 mei 2021, de conclusies van de Raad van de EU over de communicatie van de Commissie over een 'strategie voor retailbetalingen voor de Europese Unie' van 8 maart 2021, de resolutie van het Europees Parlement van 10 februari 2021 over het jaarverslag 2020 van de ECB en de mededeling van de Europese Commissie van 19 januari 2021 inzake 'Het Europese economisch-financieel bestel: openheid, kracht en veerkracht stimuleren'.
  118. Zie “Eurosysteem start met een project voor een digitale euro”, persbericht, ECB, 14 juli 2021.
  119. Zie de brief van Fabio Panetta aan Irene Tinagli, lid van het Europees Parlement, over het besluit van de Raad van Bestuur van de ECB om te starten met de onderzoeksfase van een project voor een digitale euro.
  120. Zie “ECB intensifies technical work on digital euro with the European Commission”, ECB, MIP NEWS, 19 januari 2021.
  121. Zie Panetta, F., "Een digitale euro die voldoet aan de verwachtingen van de Europeaan", Inleidende opmerkingen voor de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement, Frankfurt am Main, 14 april 2021; en "Een digitale euro voor de retailbetalingen van morgen", inleidende opmerkingen voor de Commissie Economische en Monetaire Zaken van het Europees Parlement, Brussel, 18 november 2021.
  122. Zie de Brief van de President van de ECB aan de heer Marco Zanni, mevrouw Francesca Donato, de heer Valentino Grant en de heer Antonio Maria Rinaldi, leden van het Europees Parlement, van 22 december 2020; de Brief van de President van de ECB aan de heer Chris MacManus, lid van het Europees Parlement, van 21 januari 2021; de Brief van de President van de ECB aan mevrouw Julie Lechanteux, lid van het Europees Parlement, van 5 februari 2021; en de Brief van de President van de ECB aan de heer Gunnar Beck, lid van het Europees Parlement, van 29 oktober 2021.
  123. Zie de opmerkingen en samenvattende brieven van de Voorzitter van de Eurogroep na de vergadering van de Eurogroep op vrijdag 16 april 2021 (opmerkingen, samenvattende brief)) en 12 juli 2021 (opmerkingen, samenvattende brief).
  124. Zie opmerkingen en samenvattende brief van de Voorzitter van de Eurogroep na de vergadering van de Eurogroep op 8 november 2021.
  125. Het bijzondere trekkingsrecht (SDR) is een internationaal reservemiddel dat in 1969 door het IMF is gecreëerd. Het is een potentiële vordering op de vrij beschikbare valuta's van IMF-leden, en de waarde ervan is gebaseerd op een valutamand van vijf valuta's (Amerikaanse dollar, euro, Chinese yuan, Japanse yen, Britse pond).
  126. De capaciteit om SDR’s te kopen en te verkopen, respectievelijk, vanuit het gezichtspunt van de initiërende partijen.
  127. Richtlijn 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen (PB L 330, 15.11.2014, p 1).
  128. Nadere informatie over de governancestructuur van de ECB is te vinden op de website van de ECB.
  129. De adviezen van het Ethisch Comité over winstgevende activiteiten na uitdiensttreding en belangenconflicten worden gepubliceerd op de website van de ECB.
  130. Richtsnoer (EU) 2021/2253 van de Europese Centrale Bank van 2 november 2021 tot vaststelling van beginselen van een ethisch kader voor het Eurosysteem (ECB/2021/49) (PB L 454, 17.12.2021, p. 7) en Richtsnoer (EU) 2021/2256 van de Europese Centrale Bank van 2 november 2021 tot vaststelling van de beginselen van een Ethisch Kader voor het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme (ECB/2021/50) (PB L 454 van 17.12.2021, blz. 21).
  131. Hoewel het Verenigd Koninkrijk niet langer een EU-lidstaat is, werd voor de continuïteit ook de Britse nationaliteit opgenomen.
  132. De cijfers zijn gebaseerd op de nationaliteit die de werknemer verklaart te hebben. De ECB vraagt haar medewerkers ten minste één EU-nationaliteit te melden, waarbij ze verplicht zijn de Duitse nationaliteit te vermelden voor het vaststellen van toelagen.
  133. Zie de Financial Stability Review van mei 2019 en de Financial Stability Review van mei 2021.
  134. Zie ECB/ESRB Project Team on climate risk monitoring, “Climate-related risk and financial stability”, ECB, juli 2021.
  135. Zie „ECB economy-wide climate stress test – methodology and results”, Occasional Paper Series, Nr. 281, ECB, september 2021.
  136. Zie „Climate risk stress test — SSM stress test 2022”, ECB Banking Supervision Report, oktober 2021.
  137. Zie Work stream on climate change, “Climate change and monetary policy in the euro area”, Occasional Paper Series, Nr. 271, ECB, september 2021.
  138. Zie het Kader “EU emissions allowance prices in the context of the ECB’s climate change action planEconomic Bulletin, Issue 6, ECB, 2021.
  139. Zie “ECB to accept sustainability-linked bonds as collateral”, persbericht, ECB, 22 september 2020.
  140. Zie Advies van de Europese Centrale Bank van 7 september 2021 inzake een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU, Richtlijn 2004/109/EG, Richtlijn 2006/43/EG en Richtlijn (EU) nr. 537/2014 betreffende duurzaamheidsrapportage door ondernemingen (CON/2021/27) (PB C 446, 3.11.2021, p. 2).
  141. Zie Advies van de Europese Centrale Bank van 5 november 2021 inzake een voorstel voor een verordening betreffende Europese groene obligaties (CON/2021/30) (PB C 27, 19.1.2022, p. 4).
  142. Voorgezeten door Frank Elderson, lid van de Directie van de ECB. De ECB is ook lid van het NGFS Steering Committee.
  143. Mede voorgezeten door Frank Elderson, lid van de Directie van de ECB.
  144. Het Bazelraamwerk bestaat uit drie pijlers, waarbij Pijler 1 het onderdeel is van het raamwerk dat de regels bevat voor de berekening van de reglementaire kapitaalvereisten voor krediet-, markt- en operationeel risico, naast een macroprudentiële overlay die kapitaalbuffers omvat. Pijler 2 is het onderdeel van het raamwerk waarin regels voor risicobeheer en toezicht zijn vastgelegd, terwijl Pijler 3 voorziet in openbaarmakingsvereisten voor banken om de marktdiscipline te versterken. Zie Basel Committee on Banking Supervision reforms – Basel III Summary Table voor een overzicht van de drie pijlers.
  145. Bijnens, G., Hut themson, J., Konings, J. en Saint-Guil Michel, A., "The interplay between green policy, electricity prices, financial constraints and jobs:Firm-level evidence", Working Paper Series, Nr. 2537, ECB, 2021; Ciccarelli, M. and Marotta, F., "Demand or supply? An empirical exploration of the effects of climate change on the macroeconomy", Working Paper Series, Nr. 2608, ECB, 2021; Pagliari, M., "LSI's' exposures to climate change related risks:An approach to assess physical risks", Working Paper Series, Nr. 2517, ECB, 2021; Pagliari, M. en Ferrari, M. , "No country is an island:International cooperation and climate change ", Working Paper Series, Nr. 2568, ECB, 2021; Reghezza, A., Altunbas, Y., Marques, D., d'Acri, C. and Spaggiari, M. , "Do banks fuel climate change?", Working Paper Series, Nr. 2550, ECB, 2021; Carbone, S., Giuzio, M., Kapadia, S., Krämer, J., Nyholm, K. and Vozian, K. , "The low-carbon transition, climate commitments and firm credit risk", Working Paper Series, Nr. 2631, ECB, 2021.
  146. De resultaten van de uitgebreide koolstofvoetafdruk van de ECB en de afgeronde CO2-reductiedoelstellingen zullen worden gepubliceerd in de milieuverklaring van de ECB voor 2022.
  147. Zie de 2021 update of the ECB’s Environmental Statement voor een gedetailleerd overzicht.
  148. Zie “Eurosystem agrees on common stance for climate change-related sustainable investments in non-monetary policy portfolios”, persbericht, ECB, 4 februari 2021.
  149. Zie “ECB to invest in Bank for International Settlements’ green bond fund”, persbericht, ECB, 25 januari 2021.
  150. De BHV is een multifunctioneel team onder leiding van de afdeling Beheer Operationeel Risico & Bedrijfscontinuïteit (ORM/BCM), met een flexibele samenstelling. Het maakt deel uit van de responsstructuur voor beheer van kritieke incidenten van de ECB. Tijdens de COVID-19-pandemie was de BHV samengesteld uit vertegenwoordigers van het Directoraat-Generaal Human Resources, inclusief de medisch adviseurs, de Commissie voor gezondheid en veiligheid op het werk, het Directoraat Administratie, het Directoraat-Generaal Informatiesystemen, het Directoraat-Generaal Communicatie, het Directoraat-Generaal Juridische Zaken, de Afdeling ORM/BCM en het Directoraat-Generaal Markttransacties, het Directoraat-Generaal Marktinfrastructuur en Betalingen, en het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme.