Zoekopties
Home Media Explainers Onderzoek & publicaties Statistieken Monetair beleid De euro Betalingsverkeer & markten Werken bij de ECB
Suggesties
Sorteren op

Inleidende verklaring

Jean-Claude Trichet, President van de ECB,
Lucas Papademos, Vice-President van de ECB,
Brussel, 7 oktober 2004

Dames en heren, de Vice-President en ik heten u van harte welkom bij de persconferentie hier in Brussel. De vergadering van vandaag was de tiende keer dat de Raad van Bestuur buiten Frankfurt bijeengekomen is, en ik zou hierbij graag Gouverneur Quaden willen bedanken voor de uitnodiging. En laat ik hierbij tevens onze dankbaarheid uitspreken jegens de medewerkers van de Nationale Bank van België/Banque Nationale de Belgique voor hun vriendelijke gastvrijheid en voor de perfecte organisatie van de vergadering van vandaag.

Ik zal nu verslag uitbrengen over de uitkomsten van de vergadering van vandaag. Wat betreft de economische groei, ook al is er recentelijk enige onzekerheid ontstaan ten aanzien van de verwachte versterking van de bedrijvigheid, houdt het economisch herstel in het eurogebied aan. Wat betreft de prijsontwikkeling, heeft de hoge olieprijs een zichtbare directe invloed gehad op de inflatie dit jaar. Het risico van tweede-ronde-effecten lijkt echter nog steeds beperkt, en de algehele vooruitzichten blijven in overeenstemming met prijsstabiliteit op de middellange termijn. Dienovereenkomstig hebben wij de belangrijkste rentetarieven van de ECB onveranderd gelaten. Dit betekent dat naar historische maatstaven het renteniveau, zowel nominaal als reëel gemeten, zeer laag blijft. Grote waakzaamheid is op zijn plaats ten aanzien van alle ontwikkelingen die risico’s voor prijsstabiliteit op de middellange termijn zouden kunnen impliceren.

Ik zal nu onze beoordeling gedetailleerder toelichten, te beginnen bij de economische analyse.

De tot op heden beschikbare informatie geeft aan dat het economisch herstel in het eurogebied aanhoudt. Met name wijzen enquête-indicatoren tot september op aanhoudende groei in de industriële productie en de dienstensector. Bovendien duurt het geleidelijke herstel van het consumentenvertrouwen voort, en er zijn enige voorzichtige tekenen van een verbetering in de vooruitzichten voor de werkgelegenheid, hoewel beschikbare indicatoren van de uitgaven van huishoudens nog niet wijzen op een onmiddellijke versterking van de consumptiegroei.

Al met al zou de kracht van de groei die in de eerste helft van 2004 te zien is geweest in het eurogebied gedurende de komende kwartalen globaal moeten worden behouden, in overeenstemming met beschikbare voorspellingen van internationale organisaties. Wat betreft de externe factoren, zou de uitvoer van het eurogebied moeten blijven profiteren van de gunstige mondiale vraagcondities, niet in het minst vanuit de handel met de nieuwe EU-lidstaten, waar de vraag naar invoerproducten sterker is geworden. Wat betreft de binnenlandse factoren, zouden de investeringen moeten profiteren van het goede mondiale klimaat en de zeer gunstige financieringscondities in het eurogebied. Naarmate bedrijven herstructureren, geven verbeteringen in de efficiëntie van bedrijven en hogere winsten eveneens steun aan de bedrijfsinvesteringen. Bovendien is er ruimte voor een herstel van de particuliere consumptie in het eurogebied, in lijn met de groei van het reëel besteedbare inkomen.

Een basisscenario voor de toekomstige ontwikkelingen is omgeven met grote onzekerheid, die op dit moment met name verband houdt met de olieprijs. Zou de olieprijs hoog blijven, of zelfs verder stijgen, dan zou dit de kracht van het herstel kunnen temperen, zowel binnen als buiten het eurogebied, ook al is de olie-intensiteit van de productie sinds de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw aanzienlijk gedaald. Al met al zou, hoewel de lasten die uit een hogere olieprijs voorvloeien niet kunnen worden vermeden, de middellange-termijninvloed ervan van beperkter omvang moeten zijn dan in het verleden. Om deze uitkomst werkelijkheid te doen worden, dienen natuurlijk alle betrokken partijen wel hun verantwoordelijkheid te nemen.

Wat betreft de consumptieprijzen, hebben de ontwikkelingen op de oliemarkten een directe invloed gehad op de HICP van het eurogebied. Na een inflatiecijfer op jaarbasis van 1,7% jaar-op-jaar in het eerste kwartaal van 2004, bereikte de inflatie in het tweede kwartaal 2,3% en bleef deze in juli en augustus op dat niveau. Volgens de voorlopige (flash) raming van Eurostat lijkt de HICP-inflatie op jaarbasis in september licht te zijn gedaald, tot 2,2%. De hogere energieprijzen zouden meer dan gecompenseerd kunnen zijn door lagere prijzen van voedingsmiddelen, deels ten gevolge van basiseffecten die voortvloeiden uit de sterke stijgingen van deze subcategorie vorig jaar. Toch lijkt het, op basis van de huidige marktverwachtingen voor de olieprijs, onwaarschijnlijk dat het inflatiecijfer op jaarbasis in de rest van dit jaar zal terugkeren naar niveaus onder 2%.

Desalniettemin, wanneer wij vérder vooruitblikken, wijst de beschikbare informatie er niet op dat zich binnen het eurogebied een krachtiger onderliggende inflatoire druk ontwikkelt. De recente loonontwikkelingen zijn gematigd gebleven, en deze trend zou moeten voortduren. Op basis van deze aanname, en mits zich geen verdere aanzienlijke prijsschokken voordoen, zou de inflatie op jaarbasis in 2005 tot onder 2% moeten dalen.

Enkele opwaartse risico’s voor de vooruitzichten voor prijsstabiliteit blijven bestaan. De bezorgdheid richt zich wederom op de olieprijsontwikkelingen, met name in hoeverre tweede-ronde-effecten die voortvloeien uit de loon- en prijsvorming zich werkelijk voordoen. Het is derhalve van het grootste belang de in vroegere perioden van sterke olieprijsstijgingen waargenomen ongepaste reacties te vermijden. Een verder opwaarts risico heeft te maken met het toekomstige beloop van de indirecte belastingen en door de overheid gereguleerde prijzen. Deze opwaartse risico’s vragen om aanhoudende waakzaamheid, die een noodzakelijke voorwaarde is om de middellange- tot lange-termijninflatieverwachtingen in overeenstemming te houden met onze definitie van prijsstabiliteit.

Wat betreft de monetaire analyse, blijft de M3-groei veerkrachtig. De neerwaartse trend in de M3-groei op jaarbasis sinds medio 2003 lijkt gedurende de zomermaanden tot stilstand te zijn gekomen, en de kortere-termijndynamiek van M3 is versterkt. Dit weerspiegelt het feit dat het historisch lage niveau van de rente in het eurogebied monetaire expansie blijft ondersteunen, met name van de meest liquide activa die in het enge aggregaat M1 zijn begrepen.

Het lage rentepeil stimuleert tevens de groei van door Monetaire Financiële Instellingen (MFI’s) verschaft krediet. Het jaarlijkse groeicijfer van leningen aan de particuliere sector blijft robuust, voornamelijk ten gevolge van de dynamiek van de hypothecaire leningen. Deze worden eveneens ondersteund door sterke stijgingen van de huizenprijzen in verschillende landen van het eurogebied.

Er blijft aanzienlijk meer liquiditeit in het eurogebied dan nodig is ter financiering van niet-inflatoire groei. Op dit moment is het niet duidelijk hoe deze overliquiditeit, die voornamelijk het gevolg is van portefeuilleherschikkingen die in het verleden hebben plaatsgevonden, in de toekomst zal worden gebruikt. Indien grote delen van deze liquide aanhoudingen zouden worden omgezet in transactiesaldi, met name in een tijd waarin het vertrouwen en de economische bedrijvigheid sterker werden, dan zouden de inflatoire risico’s toenemen. Daarnaast zouden hoge overliquiditeit en sterke kredietgroei een bron kunnen worden van aanzienlijke stijgingen van de activaprijzen.

Samenvattend, zou de inflatie op jaarbasis in 2005 tot onder 2% moeten dalen, maar een aantal opwaartse risico’s voor prijsstabiliteit op de middellange termijn dient nauwlettend te worden gevolgd. Onderlinge toetsing aan de monetaire analyse ondersteunt eveneens het argument voor grote waakzaamheid ten aanzien van de verwerkelijking van risico’s voor prijsstabiliteit.

Laat ik mij hier tevens richten op de thans beschikbare gegevens ten aanzien van de begrotingsontwikkelingen, waarbij de meest recente begrotingsbekendmakingen aanleiding geven tot bezorgdheid. Hoewel enkele landen een gezonde begrotingspositie zullen behouden, zal een aanzienlijk aantal landen van het eurogebied naar verwachting tekorten van nabij of boven 3% noteren. De totale begrotingstekortquote van het eurogebied zal naar verwachting enigszins stijgen, evenals de schuldquote. Gedurende de komende jaren zal men moeten inspelen op belangrijke uitdagingen voor de consolidatie van de overheidsfinanciën. Lidstaten zullen hun consolidatie-inspanningen nieuw leven moeten inblazen en dienen niet op eenmalige maatregelen te vertrouwen, om aan hun krachtens het Pact voor Stabiliteit en Groei aangegane verplichtingen te voldoen en het vertrouwen te bevorderen. Zij moeten tevens in de overheidsfinanciën de juiste prioriteiten stellen, ten behoeve van structurele hervorming, innovatie en concurrentievermogen. Dit zou grote steun geven aan de Lissabon-agenda en op die manier economische groei bevorderen, werkgelegenheidscreatie stimuleren en werkloosheid verminderen.

Wat betreft het Europese begrotingskader is de Raad van Bestuur ervan overtuigd dat aanzienlijke verbeteringen in de tenuitvoerlegging van het Pact voor Stabiliteit en Groei mogelijk zijn en een gunstig effect zouden hebben, waarbij wij zouden waarschuwen tegen een verandering van de tekst van het Verdrag of de Verordeningen die de basis vormen van het Pact. Wij beschouwen het Pact als van essentieel belang om op duurzame basis macro-economische stabiliteit te waarborgen. Het is een kader dat noodzakelijk is ter handhaving van gezond begrotingsbeleid in het eurogebied. Strenge controle en effectieve peer pressure ten aanzien van nationaal begrotingsbeleid zijn hierbij onmisbaar.

Het is van cruciaal belang voor de geloofwaardigheid van de begrotingscontrole dat de betrouwbare samenstelling en tijdige rapportage van statistieken betreffende de overheidsfinanciën wordt gewaarborgd. De Europese financiële-verslagleggingsregels moeten ten volle in acht worden genomen bij de vastlegging van alle typen uitgaven en inkomsten. Dit dient plaats te vinden op een wijze die consistent is, over tijd stabiel is en homogeen onder landen. De procedures dienen, zoals naar voren is gebracht door de Ecofin-Raad, niet bloot te staan aan politieke beïnvloeding en verkiezingscycli. Landen dienen de kwaliteit en integriteit van hun statistieken als prioriteit te beschouwen.

Ik wil hier, ten slotte, verslag uitbrengen over de gedetailleerde discussie die wij vandaag gevoerd hebben over de werkgelegenheids- en werkloosheidsontwikkelingen in het eurogebied. Twee waarnemingen springen eruit als wij kijken naar de periode van relatief langzame expansie van het reële bbp sinds begin 2001. Ten eerste is, na een aanvankelijke stijging, het werkloosheidscijfer in het eurogebied sinds begin 2003 globaal onveranderd gebleven. En ten tweede lijkt er gedurende de laatste paar jaar een betrekkelijk geringe negatieve invloed te zijn geweest op de werkgelegenheidsgroei.

De volgende factoren zouden kunnen helpen dit patroon te verklaren. Hoewel de periode van langzame groei vanuit historisch perspectief relatief lang heeft aangehouden, zijn de conjuncturele amplitudes kleiner geweest en hebben derhalve niet geleid tot zeer scherpe reacties vanuit de werkgelegenheid en werkloosheid. Daarnaast zijn de loonontwikkelingen gunstiger geweest dan in eerdere perioden, en bedrijven zouden – in grotere mate dan voorheen – hun arbeidsinput neerwaarts kunnen hebben bijgesteld in termen van arbeidstijd in plaats van werknemers. Dit zou er op zijn beurt op kunnen duiden dat bedrijven iets hebben gewonnen aan flexibiliteit om de kosten aan te passen.

Vooruitblikkend, zou, vanuit conjunctureel oogpunt, de werkgelegenheid zich moeten herstellen en zou de werkloosheid in de loop van het volgend jaar kunnen gaan dalen indien de totale vraag zich ontwikkelt zoals verwacht. Dit zou economische groei moeten ondersteunen middels een stijging van het arbeidsinkomen en een positieve invloed op het consumentenvertrouwen en, aldus, op de consumptie. De structurele problemen blijven echter groot. Dit wordt bijvoorbeeld duidelijk gemaakt door het feit dat meer dan 40% van alle werklozen in het eurogebied meer dan een jaar zonder werk hebben gezeten. Om op doorslaggevende wijze de belemmeringen voor grotere werkgelegenheidsgroei te overwinnen en de trend of het structurele niveau van de werkloosheid te verlagen, zijn verdere veelomvattende arbeidsmarkthervormingen van essentieel belang.

Wij staan nu tot uw beschikking voor vragen.

Voor de exacte bewoordingen van de door de Raad van Bestuur overeengekomen tekst wordt verwezen naar de Engelstalige versie.

CONTACT

Europese Centrale Bank

Directoraat-generaal Communicatie

Reproductie is alleen toegestaan met bronvermelding.

Contactpersonen voor de media