Kies de experimentele functies die u wilt uitproberen

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 02005O0005-20081001

Geconsolideerde tekst: Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 17 februari 2005 inzake de statistische rapportageverplichtingen van de Europese Centrale Bank en de procedures voor het uitwisselen van statistische gegevens binnen het Europees Stelsel van centrale banken op het gebied van statistieken betreffende overheidsfinanciën (ECB/2005/5) (2005/327/EG)

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2005/327/2008-10-01

2005O0005 — NL — 01.10.2008 — 003.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 17 februari 2005

inzake de statistische rapportageverplichtingen van de Europese Centrale Bank en de procedures voor het uitwisselen van statistische gegevens binnen het Europees Stelsel van centrale banken op het gebied van statistieken betreffende overheidsfinanciën

(ECB/2005/5)

(2005/327/EG)

(PB L 109, 29.4.2005, p.81)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 3 februari 2006

  L 40

32

11.2.2006

►M2

RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 18 december 2006 (2007/C 17/01)

  C 17

1

25.1.2007

 M3

RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 15 november 2007

  L 311

49

29.11.2007

►M4

RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 5 september 2008

  L 276

32

17.10.2008




▼B

RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 17 februari 2005

inzake de statistische rapportageverplichtingen van de Europese Centrale Bank en de procedures voor het uitwisselen van statistische gegevens binnen het Europees Stelsel van centrale banken op het gebied van statistieken betreffende overheidsfinanciën

(ECB/2005/5)

(2005/327/EG)



DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gelet op de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid op artikel 5.1, artikel 5.2, artikel 12.1. en artikel 14.3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Met het oog op de vervulling van zijn taken heeft het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) volledige en betrouwbare statistieken betreffende overheidsfinanciën (SBO) nodig.

(2)

De procedures in dit richtsnoer laten de verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het niveau van de lidstaten en de Gemeenschap onverlet.

(3)

Artikel 5.1 van de statuten vereist dat de Europese Centrale Bank (ECB), bijgestaan door de nationale centrale banken (NCB's), hetzij bij de bevoegde nationale autoriteiten, hetzij rechtstreeks bij de economische subjecten de voor de vervulling van de taken van het ESCB benodigde statistische gegevens verzamelt. Artikel 5.2 van de statuten bepaalt dat de NCB's, voorzover mogelijk, de in artikel 5.1 omschreven taken uitvoeren.

(4)

Een deel van de gegevens, die benodigd zijn om te voldoen aan de statistische verplichtingen van het ESCB op het gebied van SOB, wordt samengesteld door andere bevoegde nationale autoriteiten dan NCB's. Overeenkomstig artikel 5.1 van de statuten en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank ( 1 ), is voor een aantal van de krachtens dit richtsnoer te vervullen taken derhalve samenwerking vereist tussen het ESCB en de bevoegde nationale autoriteiten.

(5)

Voor het uitwisselen van SBO binnen het ESCB zijn efficiënte procedures nodig, teneinde te waarborgen dat het ESCB tijdig beschikt over SBO die voldoen aan de behoefte van het ESCB, en dat de SBO en door de NCB's samengestelde ramingen van dezelfde variabelen verenigbaar zijn, ongeacht of de NCB's of de bevoegde nationale autoriteiten de statistieken samenstellen.

(6)

Teneinde consistentie te verzekeren, dienen de vereisten van het ESCB op het gebied van SBO zoveel mogelijk gebaseerd te zijn op de communautaire statistische normen die zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap ( 2 ) (het „ESR 95”).

(7)

Tabel 2 („Belangrijkste aggregaten van de overheid”) van het schema voor het verstrekken van gegevens in bijlage B van het ESR 95 is tweemaal per jaar beschikbaar (met een vertraging van 3 en 8 maanden na het einde van het laatste bestreken jaar) en bestrijkt grotendeels de basisinformatie die nodig is om te voldoen aan de rapportageverplichtingen inzake inkomsten en uitgaven. De resterende basisinformatie die nodig is voor het samenstellen van de totalen van het eurogebied en de Europese Unie (EU) inzake inkomsten en uitgaven, betreft voornamelijk transacties tussen de lidstaten en de begroting van de EU.

(8)

Een beperkt aantal statistieken inzake overheidsschuld en tekortschuldaanpassingen is ieder jaar voor 1 maart en 1 september beschikbaar, zulks in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten ( 3 ). Tabel 6 („Financiële rekeningen per sector (transacties)”) en tabel 7 („Financiële balansen”) van het schema voor het verstrekken van gegevens in bijlage B van het ESR 95, met inbegrip van financiële rekeningen voor de overheidssector en de subsectoren ervan, zijn eens per jaar beschikbaar (met een vertraging van negen maanden na het einde van het laatste bestreken jaar). Wat betreft dekking en tijdigheid voldoen deze bronnen echter niet aan de behoeften van het ESCB.

(9)

Het ESCB heeft ook gegevens nodig betreffende statistieken inzake overheidsschuld en tekortschuldaanpassingen die niet beschikbaar zijn uit de boven beschreven statistieken, met name gegevens betreffende de uitsplitsing van schuld naar initiële en resterende looptijd, denominatie en houders, en betreffende overige stromen die een verband leggen tussen transacties tegen marktwaarde, overeenkomstig het ESR 95, en mutaties in overheidsschuld tegen nominale waarde, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3605/93. Ondanks de voornoemde bronnen dienen de bevoegde nationale autoriteiten derhalve verdere gegevens samen te stellen.

(10)

Beperkingen in verzamelsystemen van SBO, alsook beperkte middelen houden in dat vrijstellingen van dit richtsnoer moeten worden verleend.

(11)

NCB's geven vertrouwelijke statistische gegevens door aan de ECB voorzover de vervulling van de taken van het ESCB zulks vereist. De geheimhoudingsplicht is neergelegd in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2533/98 en in Richtsnoer ECB/1998/NP28 van de Europese Centrale Bank van 22 december 1998 betreffende de gemeenschappelijke regels en minimumnormen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de statistische gegevens die door de ECB worden verzameld, daarin bijgestaan door de nationale centrale banken ( 4 ).

(12)

Het is noodzakelijk een procedure op te zetten om op doelmatige wijze technische wijzigingen in de bijlagen bij dit richtsnoer door te voeren, op voorwaarde dat dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast. In deze procedure zal rekening worden gehouden met de standpunten van het Comité statistieken van het ESCB. NCB's kunnen via het Comité statistieken dergelijke technische wijzigingen in de bijlagen voorstellen.

(13)

Overeenkomstig artikel 12.1. en artikel 14.3. van de statuten, vormen richtsnoeren van de ECB een integrerend onderdeel van de communautaire wetgeving,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:



Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit richtsnoer wordt verstaan onder:

1. „Deelnemende lidstaat”: een lidstaat die overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap de gemeenschappelijke munt heeft aangenomen.

2. „Eurogebied”: het economisch gebied van de deelnemende lidstaten, en de ECB.

3. „Schuld waarvan variabele rente”: schuld in die financiële instrumenten met couponbetalingen die geen vooraf bepaald percentage van de hoofdsom zijn, maar afhangen van een derde rentevoet of rendementspercentage, of een andere indicator.

4. „Inkomsten- en uitgavenstatistieken”: de statistieken in tabel 1A, 1B en 1C van bijlage I.

5. „Statistieken inzake tekortschuldaanpassingen”: de statistieken in tabel 2A en 2B van bijlage I.

6. „Schuldstatistieken”: de statistieken in tabel 3A en 3B van bijlage I.

7. „Volledige reeks gegevens”: alle categorieën van „inkomsten- en uitgavenstatistieken”, „statistieken inzake tekortschuldaanpassingen” en „schuldstatistieken”.

8. „Hoofdcategorieën en secundaire categorieën”: categorieën die als zodanig zijn aangeduid in bijlage I.

9. „Deelreeks van gegevens”: alle categorieën of hoofdcategorieën van: „inkomsten- en uitgavenstatistieken”, „statistieken inzake tekortschuldaanpassingen” of „schuldstatistieken”.

Artikel 2

Statistische rapportageverplichtingen van de NCB's

1.  Elk kalenderjaar rapporteren de NCB's SBO aan de ECB, zoals gespecificeerd in bijlage I. De gegevens voldoen aan de beginselen en definities van het ESR 95 en van Verordening (EG) nr. 3605/93, zoals nader aangeduid in bijlage II.

▼M2

2.  De gegevens bestrijken de periode van 1995 tot het jaar waarop de indiening betrekking heeft (jaar t-1).

▼B

3.  Indien de grootte van de door herzieningen veroorzaakte aanpassingen aan tekort/overschot ten minste 0,3 % van het BBP bedraagt, dan wel de grootte van de door herzieningen veroorzaakte aanpassingen aan schuld, inkomsten, uitgaven of nominale BBP ten minste 0,5 % van het BBP bedraagt, gaan de gegevens inzake tekort/overschot, schuld, inkomsten, uitgaven of nominaal bruto binnenlands product (BBP) vergezeld van redenen voor herzieningen.

Artikel 3

Statistische rapportageverplichtingen van de ECB

1.  Op basis van de door de NCB's gerapporteerde gegevens, beheert de ECB de „SBO-gegevensbank” waarin aggregaten voor het eurogebied en de EU worden opgenomen. De ECB stelt de SBO-gegevensbank aan de NCB's ter beschikking.

2.  De NCB's markeren hun statistische gegevens om aan te geven aan wie deze ter beschikking kunnen worden gesteld. De ECB houdt hiermee rekening bij het ter beschikking stellen van de SBO-gegevensbank.

Artikel 4

Tijdigheid

▼M1

1.  Twee keer per jaar, vóór 15 april en vóór 15 oktober, rapporteren de NCB's volledige reeksen gegevens.

▼B

2.  Indien tussen de twee in lid 1 genoemde rapportages nieuwe informatie beschikbaar komt, rapporteren de NCB's op eigen initiatief deelreeksen van gegevens. Indien de rapportage van een deelreeks van gegevens slechts hoofdcategorieën omvat, mogen de NCB's ook ramingen van de secundaire categorieën verstrekken.

3.  De ECB stelt de SBO-gegevensbank minstens één maal per maand aan de NCB's ter beschikking en zulks uiterlijk op de ECB-werkdag volgend op de dag waarop de ECB de gegevens gereed heeft voor publicatie.

Artikel 5

Samenwerking met de bevoegde nationale autoriteiten

1.  Indien de bron van alle gegevens of een deel daarvan en van de in artikel 2 genoemde gegevens andere bevoegde nationale autoriteiten zijn dan de NCB's, trachten de betrokken NCB's met die autoriteiten geëigende samenwerkingsmodaliteiten vast te stellen, zodat een permanente structuur voor het indienen van gegevens verzekerd is, teneinde te voldoen aan de normen en vereisten van het ESCB, tenzij hetzelfde resultaat al krachtens nationale wetgeving wordt verwezenlijkt.

2.  Indien tijdens deze samenwerking een NCB niet kan voldoen aan de in artikel 2 en 4 gestelde vereisten, omdat de bevoegde nationale autoriteit de NCB niet de benodigde gegevens verschafte, bespreken de ECB en de NCB met die autoriteit hoe de gegevens ter beschikking kunnen worden gesteld.

Artikel 6

Normen voor verzending en codering

Voor de verzending en codering van de in artikel 2 en 3 beschreven gegevens houden de NCB's en de ECB zich aan de in bijlage III aangegeven normen. Dit neemt niet weg dat andere middelen kunnen worden gebruikt als een geaccepteerde noodoplossing voor het doorgeven van statistische gegevens aan de ECB.

Artikel 7

Kwaliteit

1.  De ECB en NCB's zien toe op en bevorderen de kwaliteit van de aan de ECB gerapporteerde gegevens.

2.  De directie van de ECB brengt jaarlijks verslag uit aan de Raad van bestuur van de ECB inzake de kwaliteit van de jaarlijkse SBO.

3.  Het verslag besteedt in ieder geval aandacht aan de dekking van de gegevens, in hoeverre aan de desbetreffende definities wordt voldaan, en aan de omvang van herzieningen.

Artikel 8

Vrijstellingen

1.  De Raad van bestuur van de ECB verleent vrijstellingen aan NCB's die niet kunnen voldoen aan de vereisten van artikel 2 en artikel 4, lid 1. Een lijst van de verleende vrijstellingen is opgenomen in bijlage IV.

2.  Een NCB waaraan voor een bepaalde periode een vrijstelling is verleend, informeert de ECB jaarlijks over de stappen die nog genomen moeten worden, teneinde volledig te voldoen aan de rapportageverplichtingen.

3.  Jaarlijks herziet de Raad van bestuur van de ECB de vrijstellingen.

Artikel 9

Vereenvoudigde wijzigingsprocedure

De directie van de ECB heeft het recht, met inachtneming van de standpunten van het Comité statistieken, technische wijzigingen in de bijlagen bij dit richtsnoer door te voeren, mits dergelijke wijzigingen het onderliggende conceptuele kader niet veranderen en geen effect hebben op de rapportagelast.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Dit richtsnoer treedt in werking twee dagen na de goedkeuring ervan.

Artikel 11

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot de NCB's van de deelnemende lidstaten.

▼M4




BIJLAGE I

VEREISTEN VOOR GEGEVENSRAPPORTAGE

De volledige reeks gegevens omvat inkomsten- en uitgavenstatistieken (tabellen 1A, 1B en 1C), statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen (tabellen 2A en 2B) en schuldstatistieken (tabellen 3A en 3B). Hoofdcategorieën zijn vetgedrukt; de overige zijn secundaire categorieën. Deelreeksen van gegevens omvatten ten minste de hoofdcategorieën van inkomsten- en uitgavenstatistieken, statistieken inzake tekort-schuldaanpassingen of schuldstatistieken. Tenzij anders vermeld, hebben de categorieën betrekking op de sector overheid.

INKOMSTEN- EN UITGAVENSTATISTIEKEN



Tabel 1A

Categorie

Nummer en lineair verband

Tekort (–) of overschot (+)

1 = 7 – 8 = 2 + 3 + 4 + 5

Tekort (–) of overschot (+) van centrale overheid

2

Tekort (–) of overschot (+) van deelstaatoverheid

3

Tekort (–) of overschot (+) van lagere overheid

4

Tekort (–) of overschot (+) van wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

5

Primair tekort (–) of overschot (+)

6 = 1 + 26

Totaal inkomsten

7 = 9 + 31

Totaal uitgaven

8 = 21 + 33

Lopende inkomsten

9 = 10 + 13 + 15 + 18 + 20

Directe belastingen

10

waarvan te betalen door vennootschappen

11

waarvan te betalen door huishoudens

12

Indirecte belastingen

13

waarvan belasting over de toegevoegde waarde

14

Sociale premies

15

waarvan werkelijke sociale premies ten laste van werkgevers

16

waarvan sociale premies ten laste van werknemers

17

Overige lopende inkomsten

18

waarvan te ontvangen rente

19

Verkopen

20

Lopende uitgaven

21 = 22 + 26 + 27 + 29

Inkomensoverdrachten

22 = 23 + 24 + 25

Sociale uitkeringen

23

Te betalen subsidies

24

Overige te betalen inkomensoverdrachten

25

Te betalen rente

26

De categorie beloning van werknemers

27

waarvan lonen

28

Intermediair verbruik

29

Bruto besparingen

30 = 9 – 21

Kapitaalinkomsten

31

waarvan vermogensheffingen

32

Kapitaaluitgaven

33 = 34 + 35 + 36

Investeringen

34

Overige netto aankopen van niet-financiële activa

35

Te betalen kapitaaloverdrachten

36

Pro-memorieposten

BTP-tekort (–) of overschot (+)

37

Te betalen BTP-rente

38

Opbrengst van de verkoop van UMTS-licenties

39

Werkelijke sociale premies

40

Sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura)

41

Bruto binnenlands product

42

Bruto binnenlands product tegen constante prijzen

43

Overheidsinvesteringen tegen constante prijzen

44



Tabel 1B

Categorie

Nummer en lineair verband

Betalingen door lidstaat aan de begroting van de Europese Unie

1 = 2 + 4 + 5 + 7

Indirecte belastingen te ontvangen door EU-begroting

2

waarvan door de EU-begroting ontvangen btw

3

Inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking te betalen door de overheid aan de EU-begroting

4

Overige inkomensoverdrachten n.e.g. te betalen door de overheid aan de EU-begroting

5

waarvan vierde eigen middel van de EU

6

Kapitaaloverdrachten te betalen door de overheid aan de EU-begroting

7

EU-uitgaven in lidstaat

8 = 9 + 10 + 11 + 12 + 13

Subsidies te betalen uit de EU-begroting

9

Inkomensoverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan de overheid

10

Inkomensoverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen

11

Kapitaaloverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan de overheid

12

Kapitaalsoverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen

13

De categorie netto ontvangsten uit de EU-begroting (netto ontvanger + netto betaler)

14 = 8 – 1

Pro-memorieposten

Kosten van inning van eigen middelen

15



Tabel 1C

Categorie

Nummer en lineair verband

Consumptieve bestedingen

1 = 2 + 3 = 4 + 5 + 6 + 7 + 8 + 9 – 10

Individuele consumptieve bestedingen

2

Collectieve consumptieve bestedingen

3

De categorie beloning van werknemers

4 = [1A.27] (1)

Intermediair verbruik

5 = [1A.29]

Sociale overdrachten in natura verstrekt via marktproducenten

6

De categorie verbruik van vaste activa

7

Betaalde belasting op productie minus ontvangen subsidies

8

De categorie netto exploitatieoverschot

9

Verkopen

10 = [1A.20]

Pro-memorieposten

Consumptieve bestedingen tegen constante prijzen

11

(1)   [x.y] verwijst naar categorie nummer y van tabel x.

STATISTIEKEN INZAKE TEKORT-SCHULDAANPASSINGEN



Tabel 2A

Categorie

Nummer en lineair verband

Tekort (–) of overschot (+)

1 = [1A.1]

De categorie aanpassing tussen financiële en niet-financiële rekeningen

2 = 1 – 3

Netto transacties in financiële activa en passiva

3 = 4 – 15

Transacties in financiële activa (geconsolideerd)

4 = 5 + 6 + 7 + 8 + 9 + 13

Transacties in chartaal geld en deposito’s

5

Transacties in effecten m.u.v. aandelen — kort- en langlopende effecten

6

Transacties in financiële derivaten

7

Transacties in leningen

8

Transacties in aandelen en overige deelnemingen

9

Privatiseringen

10

Kapitaalverhogingen

11

Overige

12

Transacties in overige financiële activa

13

waarvan lopende belastingen minus belastingontvangsten in contanten

14

Transacties in passiva (geconsolideerd)

15 = 16 + 17 + 18 + 19 + 20 + 22

Transacties in chartaal geld en deposito’s

16

Transacties in effecten m.u.v. aandelen — kortlopende effecten

17

Transacties in effecten m.u.v. aandelen — langlopende effecten

18

Transacties in financiële derivaten

19

Transacties in leningen

20

waarvan leningen van centrale bank

21

Transacties in overige passiva

22

Transacties in schuldbewijzen (geconsolideerd)

= financieringsbehoefte van de overheid

23 = 16 + 17 + 18 + 20

23 = 25 + 26 + 27

23 = 2 – 1 + 4 – 19 – 22

Transacties in langlopende schuldbewijzen

24

Transacties in schuldbewijzen luidende in nationale valuta

25

Transacties in schuldbewijzen luidende in een deelnemende vreemde valuta (1)

26

Transacties in schuldbewijzen luidende in een niet-deelnemende vreemde valuta

27

Overige stromen

28 = 29 + 32

Waarderingseffecten van schulden

29 = 30 + 31

De categorie waarderingsverschillen van vreemde valuta

30

Overige waarderingseffecten — nominale waarde

31

Overige volumemutaties in schulden

32

Mutaties in schulden

33 = 23 + 28

33 = 2 – 1 + 4 – 19 – 22 + 28

(1)   Te rapporteren voor de jaren voordat de lidstaat een deelnemende lidstaat werd.



Tabel 2B

Categorie

Nummer en lineair verband

Transacties in schuldbewijzen — niet-geconsolideerd

1 = 2 + 3 + 4 + 5 + 6

Transacties in chartaal geld en deposito’s (passiva) — niet-geconsolideerd

2

Transacties in kortlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd

3

Transacties in langlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd

4

Transacties in leningen van de centrale bank

5

Transacties in overige leningen (passiva) — niet geconsolideerd

6

Consoliderende transacties

7 = 8 + 9 + 10 + 11

Consoliderende transacties — chartaal geld en deposito’s

8 = 2 – [2A.16]

Consoliderende transacties — kortlopende effecten

9 = 3 – [2A.17]

Consoliderende transacties — langlopende effecten

10 = 4 – [2A.18]

Consoliderende transacties — leningen

11 = 6 – [2A.20] – [2A.21]

SCHULDSTATISTIEKEN



Tabel 3A

Categorie

Nummer en lineair verband

Schuld

1 = 2 + 3 + 4 + 5 + 6

= 7 + 12 = 13 + 14 + 15

= 16 + 17 = 19 + 20 + 22

= 24 + 25 + 26 + 27

Schuld — chartaal geld en deposito’s (passiva)

2

Schuld — kortlopende effecten (passiva)

3

Schuld — langlopende effecten (passiva)

4

Schuld — leningen van de centrale bank (passiva)

5

Schuld — overige leningen (passiva)

6

Schuld aangehouden door ingezetenen van de lidstaat

7 = 8 + 9 + 10 + 11

Schuld aangehouden door de centrale bank

8

Schuld aangehouden door overige monetaire financiële instellingen

9

Schuld aangehouden door overige financiële instellingen

10

Schuld aangehouden door overige ingezetenen van de lidstaat

11

Schuld aangehouden door niet-ingezetenen van de lidstaat

12

Schuld luidende in nationale valuta

13

Schuld luidende in een deelnemende vreemde valuta

14

Schuld luidende in een niet-deelnemende vreemde valuta

15

Kortlopende schuld

16

Langlopende schuld

17

waarvan tegen variabele rente

18

Schuld met een resterende looptijd tot en met één jaar

19

Schuld met een resterende looptijd langer dan één en tot en met vijf jaar

20

waarvan tegen variabele rente

21

Schuld met een resterende looptijd langer dan vijf jaar

22

waarvan tegen variabele rente

23

Component schuld van centrale overheid

24 = [3B.7] – [3B.15]

Component schuld van deelstatenoverheid

25 = [3B.9] – [3B.16]

Component schuld van lagere overheid

26 = [3B.11] – [3B.17]

Component schuld van wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

27 = [3B.13] – [3B.18]

Pro-memorieposten

Gemiddelde resterende looptijd van schuld

28

Schuld — „zero-coupon”-obligaties

29



Tabel 3B

Categorie

Nummer en lineair verband

Schuld (niet-geconsolideerd)

1 = 7 + 9 + 11 + 13

Consoliderende elementen

2 = 3 + 4 + 5 + 6 = 8 + 10 + 12 + 14

= 15 + 16 + 17 + 18

Consoliderende elementen — chartaal geld en deposito’s

3

Consoliderende elementen — kortlopende effecten

4

Consoliderende elementen — langlopende effecten

5

Consoliderende elementen — leningen

6

Schuld uitgegeven door de centrale overheid

7

waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid

8

Schuld uitgegeven door de deelstaatoverheid

9

waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid

10

Schuld uitgegeven door de lagere overheid

11

waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid

12

Schuld uitgegeven door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

13

waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid

14

Pro-memorieposten

Door centrale overheid aangehouden schuld, uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid

15

Door deelstaatoverheid aangehouden schuld, uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid

16

Door lagere overheid aangehouden schuld, uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid

17

Door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen aangehouden schuld, uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid

18




BIJLAGE II

METHODOLOGISCHE DEFINITIES

1.   Methodologische verwijzingen

De definities van de in bijlage I beschreven categorieën zijn in het algemeen ontleend aan bijlage A bij het Europees Systeem van rekeningen 95 en/of aan Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten ( 5 ). In artikel 1 van dit richtsnoer zijn aanvullende methodologische definities vastgelegd. De volgende tabel bevat met name de codes voor de sectoren en subsectoren.



Sectoren en subsectoren in het ESR 95

 
 

In handen van de overheid

In handen van de particuliere sector

Onder buitenlandse controle

Totale economie

S.1

 
 
 

Niet-financiële vennootschappen

S.11

S.11001

S.11002

S.11003

Financiële instellingen

S.12

 
 
 

Centrale bank

S.121

 
 
 

Overige monetaire financiële instellingen:

S.122

S.12201

S.12202

S.12203

Overige financiële intermediairs (m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen)

S.123

S.12301

S.12302

S.12303

Financiële hulpbedrijven

S.124

S.12401

S.12402

S.12403

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S.125

S.12501

S.12502

S.12503

Overheid

S.13

 
 
 

Centrale overheid

S.1311

 
 
 

Deelstaatoverheid

S.1312

 
 
 

Lokale overheid

S.1313

 
 
 

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S.1314

 
 
 

Huishoudens

S.14

 
 
 

Instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens

S.15

 
 
 

Rest van de wereld

S.2

 
 
 

Europese Unie

S.21

 
 
 

Overige EU-lidstaten

S.211

 
 
 

De instellingen van de EU

S.212

 
 
 

Derde landen en internationale organisaties

S.22

 
 
 

2.   Definities van categorieën instrumenten ( 6 )

Tabel 1A

1. De categorie tekort (–) of overschot (+) [1A.1] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.13.

2. De categorie tekort (–) of overschot (+) van centrale overheid [1A.2] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.1311.

3. De categorie tekort (–) of overschot (+) van deelstaatoverheid [1A.3] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.1312.

4. De categorie tekort (–) of overschot (+) van lokale overheid [1A.4] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.1313.

5. De categorie tekort (–) of overschot (+) van socialeverzekeringsinstellingen [1A.5] is gelijk aan vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (B.9) van S.1314.

6. Primair tekort (–) of overschot (+) [1A.6] is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [1A.1], plus te betalen rente [1A.26].

7. De categorie totale inkomsten [1A.7] is gelijk aan lopende inkomsten [1A.9], plus kapitaalinkomsten [1A.31].

8. De categorie totale uitgaven [1A.8] is gelijk aan lopende uitgaven [1A.21], plus kapitaaluitgaven [1A.33].

9. De categorie lopende inkomsten [1A.9] is gelijk aan directe belastingen [1A.10], plus indirecte belastingen [1A.13], plus sociale premies [1A.15], plus overige lopende inkomsten [1A.18], plus verkopen [1A.20].

10. De categorie directe belastingen [1A.10] is gelijk aan belastingen op inkomen, vermogen, enz. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.13.

11. De categorie directe belastingen waarvan te betalen door vennootschappen [1A.11] is gelijk aan belastingen op inkomen, vermogen, enz. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.11 en S.12.

12. De categorie directe belastingen waarvan te betalen door huishoudens [1A.12] is gelijk aan belastingen op inkomen, vermogen, enz. (D.5) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van S.14.

13. De categorie indirecte belastingen [1A.13] is gelijk aan belastingen op productie en invoer (D.2) geregistreerd onder middelen van S.13, plus indirecte belastingen te ontvangen door de EU-begroting [1B.2].

14. De categorie indirecte belastingen waarvan btw [1A.14] is gelijk aan belastingen over de toegevoegde waarde (D.211) geregistreerd onder middelen van S.13 en S.212.

15. De categorie sociale premies [1A.15] is gelijk aan sociale premies (D.61) geregistreerd onder middelen van S.13.

16. De categorie sociale premies waarvan sociale premies ten laste van werkgevers [1A.16] is gelijk aan werkelijke sociale premies (D.611) geregistreerd onder middelen van S.13.

17. De categorie sociale premies waarvan sociale premies ten laste van werknemers [1A.17] is gelijk aan sociale premies ten laste van werknemers (D.6112) geregistreerd onder middelen van S.13.

18. De categorie overige lopende inkomsten [1A.18] is gelijk aan inkomen uit vermogen (D.4), schadeverzekeringsuitkeringen (D.72), inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74), en overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder middelen van S.13, behalve middelen van S.13 vallende onder rente (D.41) die ook bestedingen zijn van S.13, plus ontvangsten van andere subsidies op productie (D.39) die bestedingen zijn van S.13, min inkomensoverdrachten te betalen door EU-begrotingen aan de overheid [1B.10], plus netto ontvangsten van EU-begrotingen [1B.14], indien positief.

19. De categorie overige lopende inkomsten waarvan te ontvangen rente [1A.19] is gelijk aan rente (D.41) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van alle sectoren behalve S.13.

20. Verkopen [1A.20] is gelijk aan marktproductie (P.11), plus de productie voor eigen eindgebruik (P.12), plus betalingen voor niet-marktproductie (P.131) geregistreerd onder de middelen van S.13.

21. De categorie lopende uitgaven [1A.21] is gelijk aan inkomensoverdrachten [1A.22], plus te betalen rente [1A.26], plus beloning van werknemers [1A.27], plus intermediair verbruik [1A.29].

22. De categorie inkomensoverdrachten [1A.22] is gelijk aan sociale uitkeringen [1A.23], plus subsidies [1A.24], plus overige te betalen inkomensoverdrachten [1A.25].

23. De categorie sociale overdrachten [1A.23] is gelijk sociale uitkeringen, exclusief sociale overdrachten in natura (D.62), plus sociale overdrachten in natura gerelateerd aan uitgaven geleverd aan huishoudens via marktproducenten geleverde producten (D.6311 + D.63121 + D.63131) geregistreerd onder bestedingen van S.13, plus overige inkomensoverdrachten (D.75) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van S.15.

24. De categorie te betalen subsidies [1A.24] is gelijk aan subsidies (D.3) geregistreerd onder de middelen van S.13, plus subsidies te betalen uit de EU-begroting [1B.9] aan binnenlandse ingezetenen.

25. De categorie overige te betalen inkomensoverdrachten [1A.25] is gelijk aan belastingen op inkomen, vermogen enz. (D.5), niet-productgebonden belastingen op productie (D.29), inkomen uit vermogen (D.4), m.u.v. rente (D.41), schadeverzekeringspremies (netto) (D.71), inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74) geregistreerd onder bestedingen van S.13, en overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van alle sectoren behalve S.15, minus inkomensoverdrachten (D.74 en D.75) te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.4 en 1B.5], minus netto ontvangsten uit de EU-begroting [1B.14], indien negatief.

26. De categorie te betalen rente [1A.26] is gelijk aan rente (D.41) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van alle sectoren behalve S.13.

27. De categorie beloning van werknemers [1A.27] is gelijk aan beloning van werknemers (D.1) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

28. De categorie beloning van werknemers waarvan lonen [1A.28] is gelijk aan lonen (D.11) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

29. De categorie intermediair verbruik [1A.29] is gelijk aan intermediair verbruik (P.2) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

30. De categorie bruto besparingen [1A.30] is gelijk aan lopende inkomsten [1A.9], minus lopende uitgaven [1A.21].

31. De categorie kapitaalinkomsten [1A.31] is gelijk aan ontvangen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in de passiva van S.13, en geregistreerd als een kapitaaloverdracht te betalen door alle sectoren behalve S.13, minus kapitaaloverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan de overheid [1B.12].

32. De categorie kapitaalinkomsten waarvan vermogensheffingen [1A.32] is gelijk aan vermogensheffingen (D.91) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

33. De categorie kapitaaluitgaven [1A.33] is gelijk aan investeringen [1A.34], plus overige netto aankopen van niet-financiële activa [1A.35], plus te betalen kapitaaloverdrachten [1A.36].

34. De categorie investeringen [1A.34] is gelijk aan investeringen in vaste activa (bruto) (P.51) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13.

35. De categorie overige netto aankopen van niet-financiële activa [1A.35] is gelijk aan de toename in voorraden (P.52), het saldo aan- en verkopen van kostbaarheden (P.53), en het saldo aan- en verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa (K.2) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13.

36. De categorie te betalen kapitaalsoverdrachten [1A.36] is gelijk aan te betalen kapitaalsoverdrachten (D.9), geregistreerd onder mutaties in de passiva en eigen vermogen van S.13, en geregistreerd als een kapitaaloverdracht te ontvangen door alle sectoren behalve S.13, plus kapitaaloverdrachten te betalen uit de EU-begroting niet-overheidsinstellingen [1B.13], minus kapitaaloverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan de overheid [1B.7].

37. Buitensporigetekortenprocedure (BTP) tekort (–) of overschot (+) [1A.37] is gelijk aan BTP-vorderingenoverschot (+)/vorderingentekort (–) (EDPB.9) van S.13.

38. De categorie te betalen BTP-rente [1A.38] is gelijk aan BTP-rente (EDPD.41) geregistreerd onder bestedingen van S.13 en middelen van alle sectoren behalve S.13.

39. De categorie opbrengst van de verkoop van universal mobile telecommunication systems (UMTS) licenties [1A.39] is gelijk aan de opbrengst van de verkoop van de derde generatie mobieletelefoonlicenties, geregistreerd als de verkoop van een niet-financieel activum volgens het besluit van Eurostat betreffende de toewijzing van mobieletelefoonlicenties.

40. De categorie werkelijke sociale premies [1A.40] is gelijk aan werkelijke sociale premies (D.611) geregistreerd onder middelen van S.13.

41. De categorie sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura) [1A.41] is gelijk aan sociale uitkeringen (exclusief sociale overdrachten in natura) (D.62) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

42. De categorie bruto binnenlands product [1A.42] is gelijk aan bruto binnenlands product (B.1*g) tegen marktprijzen.

43. De categorie bruto binnenlands product tegen constante prijzen [1A.43] is gelijk aan bruto binnenlands product (B.1*g) tegen constante prijzen.

44. De categorie overheidsinvesteringen tegen constante prijzen [1A.44] is gelijk aan investeringen in vaste activa (bruto) (P.51) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13, tegen constante prijzen.

Tabel 1B

1. De categorie betalingen door een lidstaat aan de EU-begroting [1B.1] is gelijk aan door de EU-begroting te ontvangen indirecte belastingen plus lopende internationale samenwerking (D.74), door de overheid te betalen aan de EU-begroting [1B.4] plus overige lopende inkomensoverdrachten (D.75) door de overheid te betalen aan de EU-begroting [1B.5] plus kapitaaloverdrachten (D.9) te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.7].

2. De categorie indirecte belastingen te ontvangen door de EU-begroting [1B.2] is gelijk aan belastingen op productie en invoer (D.2) geregistreerd onder middelen van S.212.

3. De categorie indirecte belastingen waarvan btw ontvangen door de EU-begroting [1B.3] is gelijk aan belasting over de toegevoegde waarde (D.211) geregistreerd onder middelen van S.212.

4. De categorie inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking te betalen de overheid aan de EU-begroting [1B.4] is gelijk aan inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74) geregistreerd onder middelen van S.212 en bestedingen van S.13.

5. De categorie overige inkomensoverdrachten n.e.g. te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.5] is gelijk aan overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder middelen van S.212 en bestedingen van S.13.

6. De categorie overige inkomensoverdrachten n.e.g. te betalen door de overheid aan de EU-begroting, waarvan vierde eigen middel van de Europese Unie [1B.6], is gelijk aan de bnp-afdracht aan de Europese Unie (ESR 95, paragraaf 4.138) geregistreerd onder overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) onder middelen van S.212 en bestedingen van S.13.

7. De categorie kapitaaloverdrachten te betalen door de overheid aan de EU-begroting [1B.7] is gelijk aan te betalen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en geregistreerd als te ontvangen kapitaaloverdrachten van S.212.

8. De categorie EU-uitgaven in een lidstaat [1B.8] is gelijk aan subsidies (D.3) te betalen uit de EU-begroting [1B.9], plus inkomensoverdrachten (D.7) te betalen uit de EU-begroting aan de overheid [1B.10], plus kapitaaloverdrachten (D.7) te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen [1B.11], plus kapitaaloverdrachten (D.9) te betalen uit de EU-begroting aan de overheid [1B.12], plus kapitaaloverdrachten (D.9) te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen [1B.13].

9. De categorie subsidies te betalen uit de EU-begroting [1B.9] is gelijk aan subsidies (D.3) geregistreerd onder de middelen van S.212.

10. De categorie inkomensoverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan de overheid [1B.10] is gelijk aan inkomensoverdrachten i.v.m. internationale samenwerking (D.74), plus overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder middelen van S.13 en bestedingen van S.212.

11. De categorie inkomensoverdrachten te betalen uit de EU-begroting aan niet-overheidsinstellingen [1B.11] is gelijk aan overige inkomensoverdrachten n.e.g. (D.75) geregistreerd onder bestedingen van S.212 en middelen van alle sectoren behalve S.13.

12. De categorie kapitaaloverdrachten te betalen door de EU-begroting aan de overheid [1B.12] is gelijk aan te ontvangen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en onder mutaties in activa van S.212.

13. De categorie kapitaaloverdrachten te betalen door de EU-begroting aan niet-overheidssectoren [1B.13] is gelijk aan te betalen kapitaaloverdrachten (D.9) geregistreerd onder mutaties in activa van S.212 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

14. De categorie netto ontvangsten uit de EU-begroting [1B.14] is gelijk aan de netto ontvangsten van de overheid uit de EU-begroting, plus de netto ontvangsten van niet-overheidsinstellingen uit de EU-begroting.

15. De categorie kosten van inning van eigen middelen [1B.15] is het gedeelte van marktoutput (P.11) geregistreerd onder middelen van S.13 dat gelijk is aan de kosten van inning van eigen middelen betaald uit de EU-begroting.

Tabel 1C

1. De categorie consumptieve bestedingen [1C.1] is gelijk aan consumptieve bestedingen (P.3) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

2. De categorie individuele consumptieve bestedingen [1C.2] is gelijk aan individuele consumptieve bestedingen (P.31) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

3. De categorie collectieve consumptieve bestedingen [1C.3] is gelijk aan collectieve consumptieve bestedingen (P.32) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

4. De categorie beloning van werknemers [1C.4] is gelijk aan [1A.27].

5. De categorie intermediair verbruik [1C.5] is gelijk aan [1A.29].

6. De categorie sociale overdrachten in natura geleverd via marktproducenten [1C.6] is gelijk aan sociale overdrachten in natura gerelateerd aan uitgaven voor aan huishoudens via marktproducenten geleverde producten (D.6311 + D.63121 + D.63131) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

7. De categorie verbruik van vaste activa [1C.7] is gelijk aan verbruik van vaste activa (K.1) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

8. De categorie betaalde belastingen op productie minus ontvangen subsidies [1C.8] is gelijk aan betalingen van niet-productgebonden belastingen op productie (D.29) geregistreerd onder bestedingen van S.13, minus ontvangsten van niet-productgebonden subsidies (D.39) geregistreerd onder bestedingen van S.13.

9. De categorie netto exploitatieoverschot [1C.9] is gelijk aan exploitatieoverschot, netto (B.2n) van S.13.

10. De categorie verkopen [1C.10] is gelijk aan [1A.20].

11. De categorie consumptieve bestedingen tegen constante prijzen [1C.11] is gelijk aan consumptieve bestedingen (P.3) geregistreerd onder bestedingen van S.13 tegen constante prijzen.

Tabel 2A

1. De categorie tekort (–) of overschot (+) [2A.1] is gelijk aan [1A.1].

2. De categorie aanpassing tussen financiële en niet-financiële rekeningen [2A.2] is gelijk aan tekort (–) of overschot (+) [2A.1], minus netto transacties in financiële activa en passiva [2A.3].

3. De categorie netto transacties in financiële activa en passiva [2A.3] is gelijk aan transacties in financiële activa [2A.4], minus de netto toename van transacties in passiva [2A.15].

4. De categorie transacties in financiële activa [2A.4] is gelijk aan transacties in chartaal geld en deposito’s (F.2) [2A.5], transacties in effecten m.u.v. aandelen (F.33) [2A.6], transacties in financiële derivaten (F.34) [2A.7], transacties in leningen (F.4) [2A.8], transacties in aandelen en overige deelnemingen (F.5) [2A.9] en transacties in overige financiële activa [2A.13], geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

5. De categorie transacties in chartaal geld en deposito’s (activa) [2A.5] is gelijk aan de netto aankopen van chartaal geld en deposito’s (F.2) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

6. De categorie transacties in effecten m.u.v. aandelen — langlopende effecten (activa) [2A.6] is gelijk aan de netto aankopen van effecten m.u.v. aandelen, exclusief financiële derivaten (F.33) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva van alle sectoren behalve S.13.

7. De categorie transacties in financiële derivaten (activa) [2A.7] is gelijk aan de netto betalingen betreffende financiële derivaten (F.34) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

8. De categorie transacties in leningen (activa) [2A.8] is gelijk aan nieuwe leningen (F.4) verstrekt door de overheid, na aftrek van terugbetalingen aan de overheid, geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

9. De categorie transacties in aandelen en overige deelnemingen (activa) [2A.9] is gelijk aan de netto aankopen van aandelen en overige deelnemingen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13.

10. De categorie privatisering (netto) [2A.10] is gelijk aan transacties in aandelen en overige deelnemingen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.11 of S.12, die worden uitgevoerd in het proces van het opgeven of verkrijgen van zeggenschap (ESR paragraaf 2.26) ( 7 ) door S.13 over de eenheid die debiteur is; S.13 kan dergelijke transacties rechtstreeks uitvoeren met de eenheid die debiteur is, of met een andere eenheid die crediteur is.

11. De categorie kapitaalverhogingen (netto) [2A.11] is gelijk aan transacties in aandelen en overige deelnemingen (F.5) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva van S.11 of S.12, die niet worden uitgevoerd in het proces van het opgeven of verkrijgen van zeggenschap door S.13 over de eenheid die debiteur is, en rechtstreeks door S.13 worden uitgevoerd met de eenheid die debiteur is.

12. De categorie overige [2A.12] is gelijk aan transacties in aandelen en overige deelnemingen (F.5), geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.11, S.12 of S.14, die niet worden uitgevoerd in het proces van het opgeven of verkrijgen van zeggenschap door S.13 over de eenheid die debiteur is, en niet rechtstreeks door S.13 worden uitgevoerd met de eenheid die debiteur is, maar met een andere eenheid die crediteur is.

13. De categorie transacties in overige financiële activa [2A.13] is gelijk aan de netto aankopen van monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (F.1) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13, de netto aankopen van verzekeringstechnische voorzieningen (F.6) en overige handelskredieten (F.7) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

14. De categorie transacties in overige financiële activa waarvan lopende belastingen minus belastingontvangsten in contanten [2A.14] is gelijk aan dat gedeelte van handelskredieten en transitorische posten (F.7 activa) dat betrekking heeft op de belastingen en sociale premies geregistreerd onder D2, D5, D6 and D91, minus de feitelijk geïnde bedragen aan belastingen, geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

15. De categorie transacties in passiva (geconsolideerd) [2A.15] is gelijk aan transacties in chartaal geld en deposito’s (F.2) [2A.16], transacties in kortlopende effecten (F.331) [2A.17], transacties in langlopende effecten (F.332) [2A.18], transacties in financiële derivaten (F.34) [2A.19], transacties in leningen (F.4) [2A.20] en transacties in overige passiva [2A.22], geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

16. De categorie transacties in chartaal geld en deposito’s (activa) [2A.16] is gelijk aan de netto aankopen van chartaal geld en deposito’s (F.2) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

17. De categorie transacties in effecten m.u.v. aandelen — kortlopende effecten (passiva) [2A.17] is gelijk aan de netto aankopen van effecten m.u.v. aandelen, exclusief financiële derivaten met een oorspronkelijke looptijd van één jaar of korter (F.331) geregistreerd onder mutaties in activa van S.13 en mutaties in passiva en vermogenssaldo van alle sectoren behalve S.13.

18. De categorie transacties in effecten m.u.v. aandelen — langlopende effecten (passiva) [2A.18] is gelijk aan de netto aankopen van effecten m.u.v. aandelen, exclusief financiële derivaten met een oorspronkelijke looptijd langer dan één jaar (F.332) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

19. De categorie transacties in financiële derivaten (passiva) [2A.19] is gelijk aan de netto ontvangsten betreffende financiële derivaten (F.34) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

20. De categorie transacties in leningen (passiva) [2A.20] is gelijk aan nieuwe leningen (F.4) die aangegaan werden, na aftrek van terugbetalingen van bestaande leningen, geregistreerd onder mutaties in passiva en het eigen vermogen van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

21. De categorie transacties in leningen van de centrale bank [2A.21] is gelijk aan transacties in leningen (F.4) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van S.121.

22. De categorie transacties in overige passiva [2A.22] is gelijk aan de netto toename van passiva in verzekeringstechnische voorzieningen (F.6) en transitorische posten (F.7) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.13.

23. De categorie transacties in schuldbewijzen (geconsolideerd) [2A.23] is gelijk aan de netto toename van passiva in chartaal geld en deposito’s (F.2) [2A.16], effecten m.u.v. aandelen, exclusief derivaten [2A.17 en 2A.18] (F.33), en leningen (F.4) [2A.20]. Het wordt ook aangeduid als de financieringsbehoefte van de overheid.

24. De categorie transacties in langlopende schuldbewijzen [2A.24] is gelijk aan de netto toename van passiva in schuldbewijzen [2A.23] waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan één jaar is.

25. De categorie transacties in schuldbewijzen luidende in nationale valuta [2A.25] is gelijk aan de netto toenamen van passiva in schuldbewijzen [2A.23] luidende in de eenheid van het wettig betaalmiddel van de lidstaat.

26. De categorie transacties in schuldbewijzen luidende in een deelnemende vreemde valuta [2A.26] is gelijk aan de netto toename van passiva in schuldbewijzen [2A.23] luidende in ECU, plus schuldbewijzen luidende in euro voordat de lidstaat de euro aanneemt (hierna een „deelnemende lidstaat”), plus schuldbewijzen luidende in het wettige betaalmiddel van een deelnemende lidstaat voordat die een deelnemende lidstaat wordt. De nationale munteenheid is hierbij uitgesloten [2A.25].

27. De categorie transacties in schuldbewijzen luidende in een niet-deelnemende vreemde valuta [2A.27] is gelijk aan de netto toename van passiva in schuldbewijzen [2A.23], niet inbegrepen in [2A.25] of [2A.26].

28. De categorie overige stromen [2A.28] is gelijk aan waarderingseffecten van schulden [2A.29], plus overige volumemutaties in schuld [2A.32].

29. De categorie waarderingseffecten van schulden [2A.29] is gelijk aan waarderingsverschillen van vreemde valuta [2A.30], plus overige waarderingseffecten — nominale waarde [2A.31].

30. De categorie waarderingsverschillen van vreemde valuta [2A.30] is gelijk aan nominale waarderingsverschillen (K.11) van schuld [3A.1] die bij omrekening in de nationale valuta van waarde verandert vanwege wisselkoersschommelingen.

31. De categorie overige waarderingseffecten [2A.31] is gelijk aan mutaties in schulden [2A.33], minus transacties in schuldbewijzen [2A.23], minus waarderingsverschillen van vreemde valuta [2A.30], minus overige volumemutaties in schulden [2A.32].

32. De categorie overige volumemutaties in schulden [2A.32] is gelijk aan overige volumemutaties (K.7, K.8, K.10 en K.12) in passiva ingedeeld als chartaal geld en deposito’s (AF.2), effecten m.u.v. aandelen, exclusief financiële derivaten (AF.33), of leningen (AF.4), die geen activa van S.13 zijn.

33. De categorie mutaties in schulden [2A.33] is gelijk aan schuld [3A.1] in jaar t, minus schuld [3A.1] in jaar t–1.

Tabel 2B

1. De categorie transacties in schuldbewijzen — niet-geconsolideerd [2B.1] is gelijk aan transacties in chartaal geld en deposito’s (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.2], plus transacties in kortlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.3], transacties in langlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.4], plus transacties in leningen van de centrale bank [2B.5], plus overige transacties in overige leningen (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.6].

2. De categorie transacties in chartaal geld en deposito’s (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.2] is gelijk aan transacties in chartaal geld en deposito’s (F.2) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

3. De categorie transacties in kortlopende effecten (passiva) — niet geconsolideerd [2B.3] is gelijk aan transacties in effecten met uitzondering van aandelen, exclusief financiële derivaten) (F.33) waarvan de oorspronkelijke looptijd één jaar is of korter, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

4. De categorie transacties in langlopende effecten (passiva) — niet geconsolideerd [2B.4] is gelijk aan transacties in effecten met uitzondering van aandelen, exclusief financiële derivaten) (F.33) waarvan de oorspronkelijke looptijd meer dan een jaar bedraagt, geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13.

5. De categorie transacties in leningen van de centrale bank [2B.5] is gelijk aan transacties in leningen (F.4) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van S.121.

6. De categorie transacties in overige leningen (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.6] is gelijk aan transacties in leningen (F.4) geregistreerd onder mutaties in passiva en vermogenssaldo van S.13 en mutaties in activa van alle sectoren behalve S.121.

7. De categorie consoliderende transacties [2B.7] is gelijk aan transacties in schuldbewijzen — niet-geconsolideerd [2B.1], minus geconsolideerde transacties in schuldbewijzen [2A.23].

8. De categorie consoliderende transacties — chartaal geld en deposito’s [2B.8] is gelijk aan transacties in chartaal geld en deposito’s (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.2], minus geconsolideerde transacties in chartaal geld en deposito’s (passiva) [2A.16].

9. De categorie consoliderende transacties — kortlopende effecten [2B.9] is gelijk aan transacties in kortlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.3], minus geconsolideerde transacties in kortlopende effecten (passiva) [2A.17].

10. De categorie consoliderende transacties — langlopende effecten [2B.10] is gelijk aan transacties in langlopende effecten (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.4], minus geconsolideerde transacties in langlopende effecten (passiva) [2A.18].

11. De categorie consoliderende transacties — leningen [2B.11] is gelijk aan transacties in overige leningen (passiva) — niet-geconsolideerd [2B.6], minus geconsolideerde transacties in leningen (passiva) [2A.20], minus transacties in leningen van de centrale bank [2A.21].

Tabel 3A

1. De categorie overheidsschuld [3A.1] is gelijk aan schuld zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 3605/93.

2. De categorie schuld — chartaal geld en deposito’s (passiva) [3A.2] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument chartaal geld en deposito’s (AF.2).

3. De categorie schuld — kortlopende effecten (passiva) [3A.3] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument effecten m.u.v. aandelen (exclusief financiële derivaten) (AF.33), waarvan de oorspronkelijke looptijd één jaar of korter is.

4. De categorie schuld — langlopende effecten (passiva) [3A.4] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument effecten m.u.v. aandelen (exclusief financiële derivaten) (AF.33), waarvan de oorspronkelijke looptijd meer dan een jaar bedraagt.

5. De categorie schuld — leningen van de centrale bank (passiva) [3A.5] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument leningen (AF.4) dat een activum is van S.121.

6. De categorie schuld — overige leningen (passiva) [3A.6] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in het instrument leningen (AF.4) dat geen activum is van S.121.

7. De categorie schuld aangehouden door ingezetenen van de lidstaat [3A.7] is gelijk aan schuld aangehouden door de centrale bank [3A.8], schuld aangehouden door overige monetaire financiële instellingen [3A.9], schuld aangehouden door overige financiële instellingen [3A.10] en schuld aangehouden door overige ingezetenen van de lidstaat [3A.11].

8. De categorie schuld aangehouden door de centrale bank [3A.8] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.121.

9. De categorie schuld aangehouden door overige monetaire financiële instellingen [3A.9] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.122.

10. De categorie schuld aangehouden door overige financiële instellingen [3A.10] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.123, S.124 of S.125.

11. De categorie schuld aangehouden door overige ingezetenen van de lidstaat [3A.11] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.11, S.14 of S.15.

12. De categorie schuld aangehouden door niet-ingezetenen van de lidstaat [3A.12] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat een activum is van S.2.

13. De categorie schuld luidende in nationale valuta [3A.13] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] luidende in het wettig betaalmiddel van de lidstaat.

14. De categorie schuld luidende in een deelnemende vreemde valuta [3A.14] is — voordat de lidstaat een deelnemende lidstaat wordt — gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] luidende in het wettig betaalmiddel van één van de deelnemende lidstaten (m.u.v. de nationale valuta [3A.13]), plus schuld luidende in ECU of in euro.

15. De categorie schuld luidende in een niet-deelnemende vreemde valuta [3A.15] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] dat niet inbegrepen is in [3A.15] of [3A.14].

16. De categorie kortlopende schuld [3A.16] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] waarvan de oorspronkelijke looptijd één jaar is of korter.

17. De categorie langlopende schuld [3A.17] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] waarvan de oorspronkelijke looptijd langer dan één jaar is.

18. De categorie langlopende schuld waarvan tegen variabele rentevoet [3A.18] is gelijk aan het gedeelte van langlopende schuld [3A.17] waarvoor de rentevoet variabel is.

19. De categorie schuld met een resterende looptijd tot en met één jaar [3A.19] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd van één jaar of korter.

20. De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar [3A.20] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar.

21. De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar waarvan tegen variabele rentevoet [3A.21] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd langer dan 1 en tot en met 5 jaar [3A.20] waarvoor de rentevoet variabel is.

22. De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 5 jaar [3A.22] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] met een resterende looptijd langer dan 5 jaar.

23. De categorie schuld met een resterende looptijd langer dan 5 jaar waarvan tegen variabele rentevoet [3A.23] is gelijk aan het gedeelte van schuld met een resterende looptijd langer dan 5 jaar [3A.22] waarvoor de rentevoet variabel is.

24. De categorie component schuld van centrale overheid [3A.24] is gelijk aan de passiva van S.1311 die geen activa zijn van S.1311, minus de activa van S.1311 die passiva zijn van S.13 m.u.v. S.1311 [3B.15].

25. De categorie component schuld van deelstaatoverheid [3A.25] is gelijk aan de passiva van S.1312 die geen activa zijn van S.1312, minus de activa van S.1312 die passiva zijn van S.13 m.u.v. S.1312 [3B.16].

26. De categorie component schuld van lagere overheid [3A.26] is gelijk aan de passiva van S.1313 die geen activa zijn van S.1313, minus de activa van S.1313 die passiva zijn van S.13 m.u.v. S.1313 [3B.17].

27. De categorie component schuld van wettelijke socialeverzekeringsinstellingen [3A.27] is gelijk aan de passiva van S.1314 die geen activa zijn van S.1314, minus de activa van S.1314 die passiva zijn van S.13 m.u.v. S.1314 [3B.18].

28. Gemiddelde resterende looptijd van schuld [3A.28] is gelijk aan de gemiddelde resterende looptijd gewogen naar de uitstaande bedragen, uitgedrukt in jaren.

29. De categorie schuld — „zero-coupon”-obligaties [3A.29] is gelijk aan het gedeelte van schuld [3A.1] in de vorm van zero-couponobligaties, d.w.z. obligaties zonder couponbetalingen, waarbij de rente gebaseerd is op het verschil tussen de koersen bij aflossing en bij uitgifte.

Tabel 3B

1. De categorie schuld — niet-geconsolideerd [3B.1] is gelijk aan de passiva van S.13, met inbegrip van de passiva die activa zijn van S.13, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

2. De categorie consoliderende elementen [3B.2] is gelijk aan de passiva van S.13 die tegelijkertijd activa zijn van S.13, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

3. De categorie consoliderende elementen — chartaal geld en deposito’s [3B.3] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument chartaal geld en deposito’s (F.2).

4. De categorie consoliderende elementen — kortlopende effecten [3B.4] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument effecten m.u.v. aandelen (exclusief financiële derivaten) (F.33), waarvan de oorspronkelijke looptijd één jaar of korter is.

5. De categorie consoliderende elementen — langlopende effecten [3B.5] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument effecten m.u.v. aandelen (exclusief financiële derivaten) (F.33), waarvan de oorspronkelijke looptijd meer dan een jaar bedraagt.

6. De categorie consoliderende elementen — leningen [3B.6] is gelijk aan het gedeelte van consoliderende elementen [3B.2] in het instrument leningen (F.4).

7. De categorie schuld uitgegeven door de centrale overheid [3B.7] is gelijk aan de passiva van S.1311 die geen activa zijn van S.1311, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

8. De categorie schuld uitgegeven door de centrale overheid waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.8] is gelijk aan de passiva van S.1311 die activa zijn van S.1312, S.1313 of S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

9. De categorie schuld uitgegeven door de deelstaatoverheid [3B.9] is gelijk aan de passiva van S.1312 die geen activa zijn van S.1312, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

10. De categorie schuld uitgegeven door de deelstaatoverheid waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.10] is gelijk aan de passiva van S.1312 die activa zijn van S.1311, S.1313 of S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

11. De categorie schuld uitgegeven door de lagere overheid [3B.11] is gelijk aan de passiva van S.1313 die geen activa zijn van S.1313, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

12. De categorie schuld uitgegeven door de lagere overheid waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.12] is gelijk aan de passiva van S.1313 die activa zijn van S.1311, S.1312 of S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

13. De categorie schuld uitgegeven door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen [3B.13] is gelijk aan de passiva van S.1314 die geen activa zijn van S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

14. De categorie schuld uitgegeven door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen waarvan aangehouden door overige subsectoren van de overheid [3B.14] is gelijk aan de passiva van S.1314 die activa zijn van S.1311, S.1312 of S.1313, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

15. De categorie door centrale overheid aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.15] is gelijk aan de passiva van S.1312, S.1313 of S.1314 die activa zijn van S.1311, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

16. De categorie door deelstaatoverheid aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.16] is gelijk aan de passiva van S.1311, S.1313 of S.1314 die activa zijn van S.1312, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

17. De categorie door lagere overheid aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.17] is gelijk aan de passiva van S.1311, S.1312 of S.1314 die activa zijn van S.1313, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

18. De categorie door wettelijke socialeverzekeringsinstellingen aangehouden schuld uitgegeven door eenheden in overige subsectoren van de overheid [3B.18] is gelijk aan de passiva van S.1311, S.1312 of S.1313 die activa zijn van S.1314, in dezelfde instrumenten als schuld [3A.1].

▼B




BIJLAGE III

INDIENINGS- EN CODERINGSNORMEN

Voor de elektronische indiening van de statistische gegevens, zoals beschreven in de artikelen 2 en 3, maken de NCB's en de ECB gebruik van de door het ESCB verstrekte faciliteit op basis van het telecommunicatienetwerk „ESCB-Net”. Voor deze uitwisseling van statistische gegevens is het „GESMES/TS”-berichtenformaat ontwikkeld. Elke tijdreeks wordt gecodeerd met behulp van de beneden aangegeven SOF-sleutelgroep.



SBO-sleutelgroep

Nummer

Naam

Beschrijving

Codelijst

1

Frequentie

Frequentie van de gerapporteerde tijdreeks

CL_FREQ

2

Referentiegebied

Alfanumerieke, uit twee tekens bestaande ISO-landencode van het rapporterende land of van het aggregaat

CL_AREA_EE

3

Aanpassingsindicator

De dimensie geeft aan of de tijdreeks op een of andere manier is gecorrigeerd, bijvoorbeeld voor seizoen en/of werkdag

CL_ADJUSTMENT

4

Bestedingssector of crediteuren-/activasector

Sector waarvoor de categorie een besteding/mutatie in activa is

CL_SECTOR_ESA

5

Post

Categorie van de tijdreeks

CL_GOVNT_ITEM_ESA

6

Middelensector of debiteuren-/passivasector

Sector waarvoor de categorie een middel/mutatie in passiva en vermogenssaldo is

CL_SECTOR_ESA

7

Waardering

Gebruikte waarderingsmethode

CL_GOVNT_VALUATION

8

Reekseenheid

Eenheid van de gerapporteerde categorie en overige kenmerken

CL_GOVNT_ST_SUFFIX

▼M4 —————



( 1 ) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

( 2 ) PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1267/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 180 van 18.7.2003, blz. 1).

( 3 ) PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 351/2002 van de Commissie (PB L 55 van 26.2.2002, blz. 23).

( 4 ) Gepubliceerd in PB L 55 van 24.2.2001, blz. 72, als bijlage III bij Besluit ECB/2000/12 van 10 november 2000 inzake de publicatie van bepaalde rechtshandelingen en rechtsinstrumenten van de Europese Centrale Bank.

( 5 ) PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7.

( 6 ) [x.y] verwijst naar categorie nummer y van tabel x.

( 7 ) Hetgeen leidt tot de herindeling van de eenheid die debiteur is, van de subsector S.11001 of S.12x01 naar de subsector S.11002/3 of S.12x02/3 of omgekeerd.

Naar boven