EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32015O0011

Richtsnoer (EU) 2015/855 van de Europese Centrale Bank van 12 maart 2015 tot vaststelling van beginselen van een Ethisch Kader voor het Eurosysteem en tot intrekking van Richtsnoer ECB/2002/6 betreffende door de Europese Centrale Bank en nationale centrale banken in acht te nemen minimumnormen bij het verrichten van monetaire beleidstransacties en valutamarktoperaties met de externe reserves van de Europese Centrale Bank en bij het beheren van de externe reserves van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/11)

PB L 135 van 2.6.2015, blz. 23–28 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Juridische status van het document Niet meer van kracht, Datum einde geldigheid: 31/05/2023; opgeheven door 32021O2253

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2015/855/oj

2.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 135/23


RICHTSNOER (EU) 2015/855 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 12 maart 2015

tot vaststelling van beginselen van een Ethisch Kader voor het Eurosysteem en tot intrekking van Richtsnoer ECB/2002/6 betreffende door de Europese Centrale Bank en nationale centrale banken in acht te nemen minimumnormen bij het verrichten van monetaire beleidstransacties en valutamarktoperaties met de externe reserves van de Europese Centrale Bank en bij het beheren van de externe reserves van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/11)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 127 en artikel 128,

Gezien de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, met name artikel 12, lid 1, en artikel 14, lid 3, in samenhang met artikel 3, lid 1, en artikel 5 en artikel 16,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Eurosysteem hecht het hoogste belang aan een corporate-governance-benadering die verantwoordingsplicht, transparantie en de hoogste ethische normen tot de kern van het Eurosysteem rekent. Het naleven van deze beginselen is doorslaggevend voor de geloofwaardigheid van het Eurosysteem en essentieel om het vertrouwen van de Europese burgers te verzekeren.

(2)

Gezien deze achtergrond wordt het noodzakelijk geacht een Ethisch Kader voor het Eurosysteem in te voeren houdende ethische normen die, indien nageleefd, de geloofwaardigheid en reputatie van het Eurosysteem waarborgen, alsook het publieke vertrouwen in de integriteit en onpartijdigheid van de leden van organen en personeelsleden van de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken (NCB's) van de eurogebiedlidstaten waarborgt (hierna het „Ethisch Kader voor het Eurosysteem”). Het Ethisch Kader voor het Eurosysteem moet bestaan uit dit richtsnoer dat de beginselen vastlegt, een reeks van beste praktijken over de implementatiewijze van deze beginselen, en interne voorschriften en praktijken die iedere centrale bank van het Eurosysteem vaststelt.

(3)

Richtsnoer ECB/2002/6 (1) legt minimum ethische normen vast voor de centrale banken van het Eurosysteem bij het verrichten van monetairbeleidstransacties en valutamarktoperaties met de externe reserves van de ECB en bij het beheren van de externe reserves van de ECB. De Raad van bestuur acht het noodzakelijk om deze minimum ethische normen ook toe te passen op de uitvoering van de taken die het Eurosysteem zijn opgedragen om te waarborgen dat dezelfde ethische normen van toepassing zijn op de leden van de organen en personeelsleden die betrokken zijn bij de uitvoering van Eurosysteemtaken en om de reputatie van het Eurosysteem als geheel te vrijwaren. Richtsnoer ECB/2002/6 moet derhalve door dit richtsnoer vervangen worden.

(4)

Bovendien, de huidige minimumnormen inzake het voorkomen van misbruik van voorwetenschap zoals bedoeld in Richtsnoer ECB/2002/6, moeten nader uitgewerkt worden om de preventie van dat misbruik door leden van organen van de ECB of de NCB's, of hun personeelsleden, aan te scherpen en uit financiële privétransacties voortvloeiende potentiële belangenconflicten uit te sluiten. Te dien einde moet het Ethisch Kader voor het Eurosysteem de belangrijkste concepten duidelijk definiëren, alsook de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende betrokken organen. Bovendien moet het Ethisch Kader voor het Eurosysteem naast het algemene verbod op misbruik van voorwetenschap aanvullende beperkingen formuleren voor personen die toegang hebben tot voorwetenschap. Het Ethisch Kader voor het Eurosysteem moet tevens de vereisten vastleggen voor nalevingsmonitoring en de rapportage van gevallen van niet-naleving.

(5)

Het Ethisch Kader voor het Eurosysteem moet tevens minimumnormen omvatten aangaande het vermijden van belangenconflicten en het aanvaarden van geschenken en gastvrijheid.

(6)

Het Ethisch Kader voor het Eurosysteem moet van toepassing zijn op de uitvoering van de Eurosysteemtaken. Het is wenselijk dat de centrale banken van het Eurosysteem equivalente normen toepassen op personeelsleden of externe agenten die niet-Eurosysteemtaken uitvoeren.

(7)

De bepalingen van dit richtsnoer laten toepasselijke nationale wetgeving onverlet. Indien een NCB vanwege toepasselijke nationale wetgeving een bepaling van dit richtsnoer niet kan implementeren, moet zij de ECB daarvan in kennis stellen. Bovendien moet de betrokken NCB haar ter beschikking staande redelijke maatregelen overwegen om het obstakel uit hoofde van nationaal recht te ondervangen.

(8)

De bepalingen van dit richtsnoer laten de bepalingen van de Gedragscode voor de leden van de Raad van bestuur onverlet (2).

(9)

Aangezien het Ethisch Kader voor het Eurosysteem is beperkt tot de uitvoering van Eurosysteemtaken heeft de Raad van bestuur een equivalent ethisch kader aangenomen voor de uitvoering van toezichttaken door de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten als onderdeel van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme (3),

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

In dit richtsnoer wordt verstaan onder:

1.   „centrale bank van het Eurosysteem”: de ECB en de NCB's van de eurogebiedlidstaten;

2.   „Eurosysteemtaken”: de taken die uit hoofde van het Verdrag en de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank aan het Eurosysteem zijn opgedragen;

3.   „voorwetenschap”: marktgevoelige informatie die verband houdt met uitvoering van Eurosysteemtaken door de centrale banken van het Eurosysteem, welke informatie niet bekend is gemaakt noch toegankelijk is voor het publiek;

4.   „marktgevoelige informatie”: precieze informatie die, indien bekendgemaakt, waarschijnlijk een significant effect heeft op de activaprijzen of prijzen op de financiële markten;

5.   „insider”: een lid van een orgaan of een personeelslid dat vaker dan incidenteel toegang heeft tot voorwetenschap;

6.   „personeelslid”: een persoon met een arbeidsverhouding met een centrale bank van het Eurosysteem, behalve zij die slechts niet-Eurosysteemtaken uitvoeren;

7.   „lid van organen”: leden van de besluitvormende organen en andere interne organen van centrale banken van het Eurosysteem, met uitzondering van personeelsleden;

8.   „financiële vennootschap”: heeft de betekenis als in hoofdstuk 2, paragraaf 2.55 van Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4);

9.   „belangenconflict”: een situatie waarin leden van organen of personeelsleden persoonlijke belangen hebben die de onpartijdige en objectieve uitvoering van hun werkzaamheden kunnen beïnvloeden of lijken te beïnvloeden;

10.   „persoonlijke belangen”: enig voordeel/potentieel voordeel van financiële of niet-financiële aard voor de leden van organen of personeelsleden, hun gezinsleden en hun andere familieleden of voor hun kring van vrienden en naaste kennissen;

11.   „voordeel”: een geschenk, gastvrijheid of ander voordeel van financiële of niet-financiële aard, die de financiële, juridische of persoonlijke situatie van de ontvanger objectief gezien verbetert en waarop de ontvanger anderszins geen recht heeft.

Artikel 2

Werkingssfeer

1.   Dit richtsnoer is van toepassing op de centrale banken van het Eurosysteem bij de uitvoering van hun Eurosysteemtaken. Dienaangaande zijn door de centrale banken van het Eurosysteem ter uitvoering van de bepalingen van dit richtsnoer vastgestelde interne voorschriften van toepassing op de leden van hun organen en hun personeelsleden.

2.   Voor zover juridisch haalbaar beogen de centrale banken van het Eurosysteem de in de implementatie van de bepalingen van dit richtsnoer vastgelegde verplichtingen eveneens van toepassing te verklaren op personen die betrokken zijn bij de uitvoering van Eurosysteemtaken, maar geen personeelsleden zijn van de centrale banken van het Eurosysteem.

3.   De bepalingen van dit richtsnoer laten de toepassing door centrale banken van het Eurosysteem van stringentere ethische voorschriften op leden van hun organen of personeelsleden onverlet.

Artikel 3

Rollen en verantwoordelijkheden

1.   Gezien haar verantwoordelijkheid voor het vaststellen van de corporate en ethische cultuur op Eurosysteemniveau, stelt de Raad van bestuur in dit richtsnoer de beginselen van het Ethisch Kader voor het Eurosysteem vast en legt beste praktijken vast inzake de tenuitvoerlegging van deze beginselen.

2.   Het Auditcomité, het Interne Auditcomité en het Comité Organisatorische Ontwikkeling worden betrokken bij de toepassing en de monitoring van het Ethisch Kader voor het Eurosysteem, zulks overeenkomstig hun respectieve mandaten.

3.   De centrale banken van het Eurosysteem specificeren de rollen en verantwoordelijkheden van de organen, eenheden en personeelsleden die betrokken zijn bij de lokale tenuitvoerlegging, toepassing en monitoring van het Ethisch Kader voor het Eurosysteem.

Artikel 4

Communicatie en bewustwording

1.   De centrale banken van het Eurosysteem formuleren duidelijke en transparante interne voorschriften tot uitvoering van dit richtsnoer, communiceren die aan de leden van hun organen en hun personeelsleden en verzekeren dat deze makkelijk toegankelijk zijn.

2.   De centrale banken van het Eurosysteem nemen passende maatregelen opdat de leden van hun organen en hun personeelsleden zich bewust worden van hun verplichtingen uit hoofde van het Ethisch Kader voor het Eurosysteem, en deze begrijpen.

Artikel 5

Nalevingsmonitoring

1.   De centrale banken van het Eurosysteem monitoren naleving van de voorschriften tot uitvoering van dit richtsnoer. Het monitoren omvat, al naar gelang, het uitvoeren van regelmatige en/of ad-hocnalevingscontroles. De centrale banken van het Eurosysteem zetten adequate procedures op om onverwijld te kunnen reageren op gevallen van niet-naleving en die te kunnen adresseren.

2.   Nalevingsmonitoring laat interne voorschriften aangaande interne onderzoeken onverlet, wanneer een lid van een orgaan of een personeelslid verdacht wordt van schending van de voorschriften tot uitvoering van dit richtsnoer.

Artikel 6

Rapportage van gevallen van niet-naleving en follow-up

1.   De centrale banken van het Eurosysteem stellen interne rapportageprocedures vast voor gevallen van niet-naleving van de voorschriften tot uitvoering van dit richtsnoer, waaronder klokkenluidersvoorschriften, zulks overeenkomstig de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

2.   De centrale banken van het Eurosysteem stellen maatregelen vast om de passende bescherming van personen te verzekeren die gevallen van niet-naleving rapporteren.

3.   De centrale banken van het Eurosysteem verzekeren dat gevallen van niet-naleving worden opgevolgd, waaronder, al naar gelang het geval, de oplegging van evenredige disciplinaire maatregelen overeenkomstig de toepasselijke disciplinaire voorschriften en procedures.

4.   De centrale banken van het Eurosysteem rapporteren onverwijld elk belangrijk incident inzake niet-naleving van voorschriften tot uitvoering van dit richtsnoer via het Comité Organisatorische Ontwikkeling aan de Raad van bestuur, zulks overeenkomstig de toepasselijke interne procedures. In urgente gevallen kan een centrale bank van het Eurosysteem een belangrijk incident aangaande niet-naleving direct aan de Raad van bestuur rapporteren. In ieder geval informeren de centrale banken van het Eurosysteem het Auditcomité tegelijkertijd.

HOOFDSTUK II

VOORSCHRIFTEN TOT PREVENTIE VAN MISBRUIK VAN VOORWETENSCHAP

Artikel 7

Algemeen verbod tot misbruik van voorwetenschap

1.   De centrale banken van het Eurosysteem verzekeren dat het leden van hun organen en hun personeelsleden verboden wordt voorwetenschap te misbruiken.

2.   Het verbod tot misbruik van voorwetenschap bestrijkt minimaal: (a) het gebruik van voorwetenschap voor privétransacties voor eigen rekening of voor rekening van derden; (b) het openbaren van voorwetenschap aan enige andere persoon, tenzij die openbaarmaking wordt gedaan binnen het kader van de uitvoering van beroepsactiviteiten op „need-to-know”-basis; en (c) het gebruik van voorwetenschap om het aangaan van financiële privétransacties aan andere personen aan te bevelen, of hen daartoe aan te zetten.

Artikel 8

Specifieke beperkingen voor insiders

1.   De centrale banken van het Eurosysteem verzekeren dat toegang tot voorwetenschap is beperkt tot leden van organen en personeelsleden die voor de uitvoering van hun taken deze informatie benodigen.

2.   De centrale banken van het Eurosysteem verzekeren dat voor alle insiders specifieke beperkingen gelden met betrekking tot kritische financiële privétransacties. Een financiële privétransactie wordt kritisch geacht indien deze nauw verband houdt met de uitvoering van Eurosysteemtaken, of geacht wordt daarmee nauw verband te houden. De centrale banken van het Eurosysteem nemen in hun interne voorschriften een lijst van dergelijke kritische transacties op, met name omvattende:

a)

transacties in aandelen en obligaties die in de Unie gevestigde financiële vennootschappen hebben uitgegeven;

b)

valutatransacties, goudtransacties, het verhandelen van eurogebiedoverheidsobligaties;

c)

kortetermijnhandel, d.w.z. de aankoop en de daaropvolgende verkoop of verkoop en daaropvolgende aankoop van hetzelfde financiële instrument binnen een specifieke referentieperiode;

d)

derivatentransacties in verband met financiële instrumenten genoemd onder a) tot en met c), en collectieve-beleggingsprogramma's met als belangrijkste oogmerk de belegging in dergelijke financiële instrumenten.

3.   De centrale banken van het Eurosysteem stellen interne voorschriften vast die specifieke beperkingen stipuleren voor insiders, zulks rekening houdend met effectiviteits-, efficiëntie- en evenredigheidsoverwegingen. Die specifieke beperkingen omvatten een van de volgende factoren, of een combinatie daarvan:

a)

het verbod op specifieke financiële transacties;

b)

een voorafgaande toestemming voor specifieke financiële transacties;

c)

een ex-ante en ex-post rapportage voor specifieke financiële transacties, en/of

d)

embargoperiodes voor specifieke financiële transacties.

4.   De centrale banken van het Eurosysteem kunnen deze specifieke beperkingen van toepassing verklaren op personeelsleden die geen insiders zijn.

5.   De centrale banken van het Eurosysteem verzekeren dat hun lijsten van kritische financiële privétransacties op korte termijn aangepast kunnen worden om besluiten van de Raad van bestuur weer te geven.

6.   De centrale banken van het Eurosysteem specificeren in hun interne voorschriften de voorwaarden en waarborgen krachtens welke leden van organen en personeelsleden zijn vrijgesteld van de specifieke beperkingen uit hoofde van dit artikel, indien zij uit hoofde van een schriftelijke activabeheerovereenkomst het beheer van hun financiële privétransacties opdragen aan een onafhankelijke derde.

HOOFDSTUK III

ONAFHANKELIJKHEID EN VERMIJDEN VAN BELANGENCONFLICTEN

Artikel 9

Belangenconflicten

1.   De centrale banken van het Eurosysteem hebben een regeling ingesteld om te vermijden dat een kandidaatpersoneelslid een belangenconflict heeft dat voortvloeit uit eerdere beroepswerkzaamheden of uit persoonlijke relaties.

2.   De centrale banken van het Eurosysteem stellen interne voorschriften vast die van leden van hun organen en hun personeelsleden vergen dat zij gedurende hun tewerkstelling situaties vermijden die aanleiding kunnen geven tot belangenconflicten en dat zij deze situaties rapporteren. De centrale banken van het Eurosysteem verzekeren dat voor gerapporteerde belangenconflicten passende maatregelen beschikbaar zijn om een dergelijk conflict te vermijden, waaronder ontheffing van taken die met die betrokken aangelegenheid verband houden.

3.   De centrale banken van het Eurosysteem hebben een regeling ingesteld om mogelijke belangenconflicten te beoordelen en te vermijden die voortvloeien uit beroepswerkzaamheden die leden van hun organen, en hun seniorpersoneelsleden, die direct naar directieniveau rapporteren, na afloop van het dienstverband uitoefenen.

4.   De centrale banken van het Eurosysteem hebben, indien toepasselijk, een regeling ingesteld om mogelijke belangenconflicten te beoordelen en te vermijden die voortvloeien uit door hun personeelsleden gedurende onbetaald verlof uitgeoefende beroepswerkzaamheden.

HOOFDSTUK IV

VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DE AANVAARDING VAN GESCHENKEN EN GASTVRIJHEID

Artikel 10

Verbod op het ontvangen van voordelen

1.   De centrale banken van het Eurosysteem stellen interne voorschriften vast die het leden van hun organen en hun personeelsleden verbieden een belofte te verlangen, te ontvangen of te aanvaarden, in verband met het voor zichzelf of enige persoon ontvangen van een voordeel dat samenhangt met de uitvoering van hun officiële taken.

2.   De centrale banken van het Eurosysteem kunnen in hun interne voorschriften vrijstellingen vastleggen van het in lid 1 vastgelegde verbod, zulks aangaande door centrale banken, instellingen, organen of agentschappen van de Unie, internationale organisaties, overheidsagentschappen aangeboden voordelen, en aangaande voordelen van een gebruikelijke of te verwaarlozen waarde, aangeboden door de particuliere sector, mits in het laatste geval deze voordelen noch frequent zijn noch uit dezelfde bron stammen. De centrale banken van het Eurosysteem verzekeren dat deze vrijstellingen de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de leden van hun organen en hun personeelsleden noch beïnvloeden noch geacht kunnen worden deze te beïnvloeden.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

Intrekking

Richtsnoer ECB/2002/6 wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 12

Inwerkingtreding en implementatie

1.   Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van notificatie aan de NCB's.

2.   De NCB's nemen de voor voldoening aan dit richtsnoer noodzakelijke maatregelen die zij met ingang van vrijdag 18 maart 2016 toepassen. NCB's stellen de ECB in kennis van obstakels voor de tenuitvoerlegging van dit richtsnoer en doen de ECB uiterlijk 18 januari 2016 teksten en middelen toekomen die verband houden met die maatregelen.

Artikel 13

Rapportage en toetsingen

1.   De NCB's rapporteren jaarlijks de implementatie van dit richtsnoer.

2.   De Raad van bestuur toetst dit richtsnoer minstens om de 3 jaar.

Artikel 14

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main, 12 maart 2015.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  Richtsnoer ECB/2002/6 van 26 september 2002 betreffende door de Europese Centrale Bank en nationale centrale banken in acht te nemen minimumnormen bij het verrichten van monetaire beleidstransacties en valutamarktoperaties met de externe reserves van de Europese Centrale Bank en bij het beheren van de externe reserves van de Europese Centrale Bank (PB L 270 van 8.10.2002, blz. 14).

(2)  Gedragscode van de Europese Centrale Bank voor de leden van de Raad van bestuur (PB C 123 van 24.5.2002, blz. 9).

(3)  Richtsnoer (EU) 2015/856 van de Europese Centrale Bank van 12 maart 2015 houdende vaststelling van de beginselen van een Ethisch Kader voor het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme (ECB/2015/12) (zie bladzijde 29 van dit Publicatieblad).

(4)  Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1).


Naar boven