EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32014O0043

Richtsnoer (EU) 2015/571 van de Europese Centrale Bank van 6 november 2014 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2014/15 betreffende monetaire en financiële statistieken (ECB/2014/43)

PB L 93 van 9.4.2015, blz. 82–102 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Juridische status van het document Niet meer van kracht, Datum einde geldigheid: 31/01/2022; opgeheven door 32021O0835

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2015/571/oj

9.4.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 93/82


RICHTSNOER (EU) 2015/571 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 6 november 2014

tot wijziging van Richtsnoer ECB/2014/15 betreffende monetaire en financiële statistieken (ECB/2014/43)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 5.1, artikel 12.1 en artikel 14.3,

Gezien Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (1),

Gezien Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (2),

Gezien Richtsnoer ECB/2010/20 van 11 november 2010 betreffende het juridische kader ten behoeve van de financiële administratie en verslaglegging in het Europese Stelsel van centrale banken (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het is noodzakelijk om de opstelling van statistieken betreffende de uitgifte van effecten te actualiseren om rekening te kunnen houden met actualiseringen van het Europees systeem van rekeningen 2010 en om te beginnen met de opstelling van statistieken betreffende de uitgifte van effecten door lege financiële instellingen („LFI's”) die securitisatietransacties binnen dit kader verrichten.

(2)

Voorts moeten de rapportageverplichtingen gewijzigd worden voor betalingstransacties waarbij niet-monetaire financiële instellingen zijn betrokken zoals vastgelegd in Richtsnoer ECB/2014/15 (4), waarbij de juiste registratie gegarandeerd wordt van bepaalde nationale betalingsinstrumenten en -diensten die niet expliciet vermeld zijn in of vallen onder Richtlijn 2007/64/EG van het Europees parlement en de Raad (5),

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van bijlage II bij Richtsnoer ECB/2014/15

Bijlage II bij Richtsnoer ECB/2014/15 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Deel 12 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit richtsnoer.

2)

In deel 16 wordt tabel 3 als volgt vervangen:

 

„Verzonden

Ontvangen

Pro-memorieposten

Aantal transacties

Waarde van de transacties

Aantal transacties

Waarde van de transacties

Transacties per type betaalinstrument

Overboekingen

Op elektronische wijze geïnitieerd

waarvan:

 

 

 

 

Geïnitieerd op eenmalige betalingsbasis

 

 

 

 

waarvan:

 

 

 

 

Op online banking gebaseerde elektronische betalingen

Geo 1

Geo 1

Crediteringen op de rekeningen via eenvoudige girale boeking

Geo 0

Geo 0

Debiteringen van de rekeningen via eenvoudige girale boeking

Geo 0

Geo 0

 

 

 

Geldoverdrachten

Geo 3

Geo 3

Geo 2

Geo 2

Transacties via telecommunicatie-, digitale of IT-drager

Geo 1

Geo 1

Geo 2

Geo 2

Overige diensten (niet opgenomen in de richtlijn betalingsdiensten)

Geo 4

Geo 4

—”

3)

In deel 16 wordt de volgende definitie toegevoegd:

Overige diensten (niet opgenomen in de richtlijn betalingsdiensten) — betalingsdiensten met uitzondering van in artikel 4, lid 3, van Richtlijn 2007/64/EG vermelde diensten.”

.

Artikel 2

Inwerkingtreding en implementatie

1.   Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van kennisgeving aan de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten.

2.   De nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten nemen de maatregelen om te voldoen aan de bijlage bij dit richtsnoer en passen die met ingang van de datum van vaststelling toe.

3.   De nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten nemen de maatregelen om te voldoen aan artikel 1, lid 2, van dit richtsnoer en passen die vanaf 1 januari 2015 toe.

Artikel 3

Geadresseerden

Dit besluit is gericht tot de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 6 november 2014.

Namens de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(2)  PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1.

(3)  PB L 35 van 9.2.2011, blz. 31.

(4)  Richtsnoer ECB/2014/15 van 4 april 2014 betreffende monetaire en financiële statistieken (PB L 340 van 26.11.2014, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1).


BIJLAGE

„DEEL 12

Statistieken betreffende effectenemissies

Sectie 1: Inleiding

Statistieken betreffende effectenemissies voor het eurogebied leveren twee belangrijke aggregaten op:

alle emissies door ingezetenen van het eurogebied in elke valuta, en

alle wereldwijd gedane emissies in euro, zowel nationaal als internationaal.

Een belangrijk onderscheid moet worden gemaakt op basis van het ingezetenschap van de emittent, waarbij de NCB's van het Eurosysteem tezamen alle emissies door ingezetenen van het eurogebied rapporteren (1). De Bank voor internationale betalingen (BIB) rapporteert emissies door de „rest van de wereld” (hierna aangeduid als RW), d.w.z. door alle niet tot het eurogebied behorende ingezetenen (met inbegrip van internationale organisaties die niet in het eurogebied gevestigd zijn).

In de hiernavolgende tabel worden de rapportagevereisten samengevat.

 

Effectenemissies

Door ingezetenen van het eurogebied

(elke NCB rapporteert over haar binnenlandse ingezetenen)

Door RW-ingezetenen

(BIB/NCB)

Niet-eurogebiedlidstaten

Overige landen

In euro/nationale denominaties

Blok A

Blok B

In overige valuta's  (2)

Blok C

Blok D

niet vereist

Sectie 2: Rapportagevereisten

Tabel 1

Blok A-rapportageformulier voor NCB's

 

BINNENLANDSE INGEZETEN EMITTENTEN//EURO/NATIONALE DENOMINATIES

Uitstaande bedragen

Bruto-emissies

Aflossingen

Netto-emissies (4)

 

A1

A2

A3

A4

1.   KORTLOPENDE SCHULDBEWIJZEN  (3)

Totaal

S1

S68

S135

S202

ECB/NCB

S2

S69

S136

S203

MFI's m.u.v. centrale banken

S3

S70

S137

S204

OFI's

S4

S71

S138

S205

waarvan LFI

S5

S72

S139

S206

Financiële hulpbedrijven

S6

S73

S140

S207

Financiële instellingen binnen concernverband

S7

S74

S141

S208

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S8

S75

S142

S209

Niet-financiële vennootschappen

S9

S76

S143

S210

Centrale overheid

S10

S77

S144

S211

Deelstaatoverheid en lagere overheid

S11

S78

S145

S212

Socialezekerheidsfondsen

S12

S79

S146

S213

 

 

 

 

 

2.   LANGLOPENDE SCHULDBEWIJZEN  (3)

Totaal

S13

S80

S147

S214

ECB/NCB

S14

S81

S148

S215

MFI's m.u.v. centrale banken

S15

S82

S149

S216

OFI's

S16

S83

S150

S217

waarvan LFI

S17

S84

S151

S218

Financiële hulpbedrijven

S18

S85

S152

S219

Financiële instellingen binnen concernverband

S19

S86

S153

S220

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S20

S87

S154

S221

Niet-financiële vennootschappen

S21

S88

S155

S222

Centrale overheid

S22

S89

S156

S223

Deelstaatoverheid en lagere overheid

S23

S90

S157

S224

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S24

S91

S158

S225

 

 

 

 

 

2.1.   waarvan vastrentende emissies:

Totaal

S25

S92

S159

S226

ECB/NCB

S26

S93

S160

S227

MFI's m.u.v. centrale banken

S27

S94

S161

S228

OFI's

S28

S95

S162

S229

waarvan LFI

S29

S96

S163

S230

Financiële hulpbedrijven

S30

S97

S164

S231

Financiële instellingen binnen concernverband

S31

S98

S165

S232

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S32

S99

S166

S233

Niet-financiële vennootschappen

S33

S100

S167

S234

Centrale overheid

S34

S101

S168

S235

Deelstaatoverheid en lagere overheid

S35

S102

S169

S236

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S36

S103

S170

S237

 

 

 

 

 

2.2   waarvan emissies met variabele rente:

Totaal

S37

S104

S171

S238

ECB/NCB

S38

S105

S172

S239

MFI's m.u.v. centrale banken

S39

S106

S173

S240

OFI's

S40

S107

S174

S241

waarvan LFI

S41

S108

S175

S242

Financiële hulpbedrijven

S42

S109

S176

S243

Financiële instellingen binnen concernverband

S43

S110

S177

S244

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S44

S111

S178

S245

Niet-financiële vennootschappen

S45

S112

S179

S246

Centrale overheid

S46

S113

S180

S247

Deelstaatoverheid en lagere overheid

S47

S114

S181

S248

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S48

S115

S182

S249

 

 

 

 

 

2.3.   waarvan nulcouponobligaties:

Totaal

S49

S116

S183

S250

ECB/NCB

S50

S117

S184

S251

MFI's m.u.v. centrale banken

S51

S118

S185

S252

OFI's

S52

S119

S186

S253

waarvan LFI

S53

S120

S187

S254

Financiële hulpbedrijven

S54

S121

S188

S255

Financiële instellingen binnen concernverband

S55

S122

S189

S256

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S56

S123

S190

S257

Niet-financiële vennootschappen

S57

S124

S191

S258

Centrale overheid

S58

S125

S192

S259

Deelstaatoverheid en lagere overheid

S59

S126

S193

S260

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S60

S127

S194

S261

 

 

 

 

 

3.   BEURSGENOTEERDE AANDELEN  (5)

Totaal

S61

S128

S195

S262

ECB/NCB's,

S62

S129

S196

S263

MFI's m.u.v. centrale banken

S63

S130

S197

S264

OFI's

S64

S131

S198

S265

Financiële hulpbedrijven

S65

S132

S199

S266

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S66

S133

S200

S267

Niet-financiële vennootschappen

S67

S134

S201

S268

 

 

 

 

 


Tabel 2

Blok C-rapportageformulier voor NCB's

 

BINNENLANDSE INGEZETEN EMITTENTEN/OVERIGE VALUTA'S

Uitstaande bedragen

Bruto-emissies

Aflossingen

Netto-emissies

 

C1

C2

C3

C4

4.   KORTLOPENDE SCHULDBEWIJZEN

Totaal

S269

S335

S401

S467

ECB/NCB

S270

S336

S402

S468

MFI's m.u.v. centrale banken

S271

S337

S403

S469

OFI's

S272

S338

S404

S470

waarvan LFI

S273

S339

S405

S471

Financiële hulpbedrijven

S274

S340

S406

S472

Financiële instellingen binnen concernverband

S275

S341

S407

S473

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S276

S342

S408

S474

Niet-financiële vennootschappen

S277

S343

S409

S475

Centrale overheid

S278

S344

S410

S476

Deelstaatoverheid en lagere overheid

S279

S345

S411

S477

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S280

S346

S412

S478

 

 

 

 

 

5.   LANGLOPENDE SCHULDBEWIJZEN

Totaal

S281

S347

S413

S479

ECB/NCB

S282

S348

S414

S480

MFI's m.u.v. centrale banken

S283

S349

S415

S481

OFI's

S284

S350

S416

S482

waarvan LFI

S285

S351

S417

S483

Financiële hulpbedrijven

S286

S352

S418

S484

Financiële instellingen binnen concernverband

S287

S353

S419

S485

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S288

S354

S420

S486

Niet-financiële vennootschappen

S289

S355

S421

S487

Centrale overheid

S290

S356

S422

S488

Deelstaatoverheid en lagere overheid

S291

S357

S423

S489

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S292

S358

S424

S490

 

 

 

 

 

5.1.   waarvan vastrentende emissies:

Totaal

S293

S359

S425

S491

ECB/NCB

S294

S360

S426

S492

MFI's m.u.v. centrale banken

S295

S361

S427

S493

OFI's

S296

S362

S428

S494

waarvan LFI

S297

S363

S429

S495

Financiële hulpbedrijven

S298

S364

S430

S496

Financiële instellingen binnen concernverband

S299

S365

S431

S497

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S300

S366

S432

S498

Niet-financiële vennootschappen

S301

S367

S433

S499

Centrale overheid

S302

S368

S434

S500

Deelstaatoverheid en lagere overheid

S303

S369

S435

S501

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S304

S370

S436

S502

 

 

 

 

 

5.2.   waarvan emissies met variabele rente:

Totaal

S305

S371

S437

S503

ECB/NCB

S306

S372

S438

S504

MFI's m.u.v. centrale banken

S307

S373

S439

S505

OFI's

S308

S374

S440

S506

waarvan LFI

S309

S375

S441

S507

Financiële hulpbedrijven

S310

S376

S442

S508

Financiële instellingen binnen concernverband

S311

S377

S443

S509

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S312

S378

S444

S510

Niet-financiële vennootschappen

S313

S379

S445

S511

Centrale overheid

S314

S380

S446

S512

Deelstaatoverheid en lagere overheid

S315

S381

S447

S513

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S316

S382

S448

S514

 

 

 

 

 

5.3.   waarvan nulcouponobligaties:

Totaal

S317

S383

S449

S515

ECB/NCB

S318

S384

S450

S516

MFI's m.u.v. centrale banken

S319

S385

S451

S517

OFI's

S320

S386

S452

S518

waarvan LFI

S321

S387

S453

S519

Financiële hulpbedrijven

S322

S388

S454

S520

Financiële instellingen binnen concernverband

S323

S389

S455

S521

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S324

S390

S456

S522

Niet-financiële vennootschappen

S325

S391

S457

S523

Centrale overheid

S326

S392

S458

S524

Deelstaatoverheid en lagere overheid

S327

S393

S459

S525

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S328

S394

S460

S526

 

 

 

 

 

6.   BEURSGENOTEERDE AANDELEN

Totaal

S329

S395

S461

S527

MFI's m.u.v. centrale banken

S330

S396

S462

S528

OFI's

S331

S397

S463

S529

Financiële hulpbedrijven

S332

S398

S464

S530

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S333

S399

S465

S531

Niet-financiële vennootschappen

S334

S400

S466

S532


Tabel 3

Blok A-rapportageformulier van pro-memoriepostenvoor NCB's

 

BINNENLANDSE INGEZETEN EMITTENTEN//EURO/NATIONALE DENOMINATIES

Uitstaande bedragen

Bruto-emissies

Aflossingen

Netto-emissies

 

A1

A2

A3

A4

6.   BEURSGENOTEERDE AANDELEN

Financiële instellingen binnen concernverband

S533

S544

S555

S566

 

 

 

 

 

7.   NIET-BEURSGENOTEERDE AANDELEN

Totaal

S534

S545

S556

S567

MFI's m.u.v. centrale banken

S535

S546

S557

S568

OFI's

S536

S547

S558

S569

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S537

S548

S559

S570

Niet-financiële vennootschappen

S538

S549

S560

S571

 

 

 

 

 

8.   OVERIGE DEELNEMINGEN

Totaal

S539

S550

S561

S572

MFI's m.u.v. centrale banken

S540

S551

S562

S573

OFI's

S541

S552

S563

S574

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S542

S553

S564

S575

Niet-financiële vennootschappen

S543

S554

S565

S576

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1.   Ingezetenschap van de emittent

Emissies door dochterondernemingen van niet-ingezetenen van het rapporterende land die actief zijn in het economisch gebied van het rapporterende land, moeten worden ingedeeld als emissies door ingezeten eenheden van het rapporterende land.

Emissies door hoofdkantoren die gevestigd zijn in het economisch gebied van het rapporterende land en internationaal actief zijn, moeten eveneens worden beschouwd als emissies door ingezeten eenheden. Emissies door hoofdkantoren of dochterondernemingen die gevestigd zijn buiten het economisch gebied van het rapporterende land, maar eigendom zijn van ingezetenen van het rapporterende land, moeten worden beschouwd als emissies door niet-ingezetenen. Bijvoorbeeld, emissies door Volkswagen Brazil worden beschouwd als te zijn gedaan door ingezeten eenheden van Brazilië en niet van het gebied van het rapporterende land. Indien een onderneming geen fysieke dimensie heeft, wordt de vestigingsplaats ervan bepaald volgens het economische gebied waarvan de wetgeving van toepassing is op de oprichting of registratie van de onderneming (6).

Om dubbeltellingen of hiaten te voorkomen, moet de rapportage van emissies door entiteiten voor specifieke doeleinden (special purpose entities — SPE's) bilateraal plaatsvinden, met betrokkenheid van de betreffende rapporteurs. De NCB's en niet de BIB moeten emissies rapporteren door SPE's die voldoen aan de criteria van ingezetenschap van het ESR 2010 en worden ingedeeld als ingezetenen van het eurogebied.

2.   Sectoruitsplitsing van emittenten

Emissies moeten worden ingedeeld naar de sector die de aansprakelijkheid voor de uitgegeven effecten op zich neemt. De sectorindeling omvat de volgende twaalf categorieën emittenten:

ECB/NCB's,

overige MFI's,

OFI's,

waarvan lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten,

financiële hulpbedrijven,

financiële instellingen binnen concernverband,

verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (7),

niet-financiële vennootschappen,

centrale overheid,

deelstaatoverheid en lagere overheid,

socialezekerheidsfondsen,

internationale instellingen.

In het geval van effecten die uitgegeven worden via SPE's waarbij niet de SPE aansprakelijk is voor de emissie maar de moederorganisatie, moet de emissie worden toegeschreven aan de moederorganisatie en niet aan de SPE. Bijvoorbeeld, emissies door een SPE van „Ajax Electronics”, een niet-financiële vennootschap gevestigd in „land A” van het eurogebied, zouden moeten worden toegerekend aan de sector niet-financiële vennootschappen en worden gerapporteerd door land A. De SPE en zijn moeder moeten echter ingezetenen in hetzelfde land zijn. Dus, indien de moedermaatschappij geen ingezetene is van het rapporterende land, moet de SPE worden beschouwd als een fictieve ingezetene van het rapporterende land, en moet de uitgevende sector afgestemd worden op de economische functie van de SPE. Bijvoorbeeld, indien „ACME Motors” een niet-financiële vennootschap, ingezetene in Japan is, die auto's produceert en „ACME Motor Finance” een in „land B” van het eurogebied gevestigde dochteronderneming, moeten emissies door ACME Motor Finance worden toegerekend aan financiële instellingen binnen concernverband in land B, omdat de moedermaatschappij ACME Motors geen ingezetene in hetzelfde land is. De enige uitzondering hierop vormen SPE's van de overheid, in welk geval de effecten worden geregistreerd als zijnde uitgegeven door de overheid in het land van de moedermaatschappij (8).

Een overheidsonderneming die wordt geprivatiseerd door de emissie van beursgenoteerde aandelen moet tot de sector niet-financiële vennootschappen worden gerekend. Evenzo, een overheidskredietinstelling die geprivatiseerd wordt, moet worden gerekend tot de MFI's m.u.v. de centralebankensector. Emissies door huishoudens of instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens moeten worden ingedeeld als emissies door „niet-financiële vennootschappen”.

3.   Looptijd van emissies

Kortlopende schuldbewijzen omvatten effecten met een oorspronkelijke looptijd van maximaal één jaar, zelfs indien zij worden uitgegeven onder faciliteiten met een langere looptijd.

Langlopende schuldbewijzen omvatten effecten met een oorspronkelijke looptijd van langer dan één jaar. Emissies met verschillende opties ten aanzien van de datum van aflossing, waarvan de laatste na minstens één jaar, en emissies met onbepaalde looptijd worden ingedeeld bij de langlopende emissies.

Een looptijduitsplitsing bij twee jaar, zoals in de MFI-balansstatistieken, wordt niet vereist.

4.   Indeling van langlopende schuldbewijzen op basis van rentevoet

Langlopende schuldbewijzen worden onderverdeeld in:

 

Schuldbewijzen met vaste rente, d.w.z. schuldbewijzen die worden uitgegeven en afgelost tegen nominale waarde en schuldbewijzen die met disagio of agio worden uitgegeven.

 

Schuldbewijzen met variabele rente, d.w.z. schuldbewijzen waar de coupon en/of de onderliggende hoofdsom wordt gekoppeld aan een algemene prijsindex voor goederen en diensten (zoals de consumptieprijsindex), een rentevoet, of een activaprijs die resulteert in een variabele nominale couponbetaling gedurende de looptijd van de emissie. Binnen het kader van statistieken betreffende schuldbewijzenemissies worden schuldbewijzen met gemengde rente ingedeeld als variabele rentevoet (9).

 

Nulcouponobligaties uitgegeven met disagio, d.w.z. instrumenten zonder rentebetalingen die ver beneden de nominale waarde worden uitgegeven. Het grootste deel van het disagio is het equivalent van de rente die tijdens de looptijd van de obligatie wordt opgebouwd.

5.   Indeling van emissies

Emissies worden geanalyseerd in twee brede categorieën: a) schuldbewijzen (10), en b) beursgenoteerde aandelen (11). Schuldbewijzen uitgegeven door middel van onderhandse plaatsingen worden zoveel mogelijk opgenomen. Geldmarktpapier wordt zonder onderscheid opgenomen als onderdeel van schuldbewijzen. Niet-beursgenoteerde aandelen (12) en overige deelnemingen (13) mogen vrijwillig worden gerapporteerd als twee aparte pro-memorieposten. Uitgegeven aandelen of rechten van deelneming in geldmarktfondsen en andere beleggingsfondsen worden niet opgenomen.

Het volgende is een niet-uitputtende lijst van in de statistieken van effectenemissies gedekte instrumenten:

a)

Schuldbewijzen

i)

Kortlopende schuldbewijzen

Minimaal worden de volgende instrumenten opgenomen:

schatkistbiljetten en overig kortlopend papier uitgegeven door de overheid,

verhandelbaar kortlopend papier uitgegeven door financiële en niet-financiële vennootschappen. Er bestaat een breed scala aan terminologie voor dergelijk papier: „commercial paper”, handelswissels, promessen, „bills of trade”, wissels en depositocertificaten,

kortlopende effecten uitgegeven onder langlopende gegarandeerde „note issuance facilities”,

bankaccepten.

ii)

Langlopende schuldbewijzen

De volgende instrumenten zijn illustratief en worden minimaal opgenomen:

obligaties aan toonder,

achtergestelde obligaties,

obligaties met verschillende opties ten aanzien van de datum van aflossing waarvan de laatste na minstens één jaar,

eeuwigdurende obligaties,

obligaties met variabele rente („variable rate notes”),

converteerbare obligaties,

gedekte obligaties,

indexobligaties, waarbij de waarde van de hoofdsom is gekoppeld aan een prijsindexcijfer, de prijs van bepaalde goederen of een wisselkoersindexcijfer,

„deep-discount”-obligaties, met kleine couponbetalingen en uitgegeven onder de faciale waarde,

nulcouponobligaties,

euro-obligaties,

global bonds,

onderhands geplaatste obligaties,

effecten die ontstaan door de conversie van leningen,

leningen die de facto verhandelbaar zijn geworden,

schuldbewijzen en andere vormen van vreemd vermogen die kunnen worden geconverteerd in aandelen van de emitterende onderneming of van een andere onderneming, zolang de conversie nog niet heeft plaatsgevonden. Conversieopties die beschouwd worden als financiële derivaten en gescheiden kunnen worden van de onderliggende obligatie, worden niet opgenomen,

aandelen waarop een vast inkomen wordt betaald en die niet voorzien in een aandeel in de restwaarde van een onderneming bij liquidatie, inclusief niet-winstdelende preferente aandelen,

vorderingen die verband houden met de securitisatie van leningen, hypothecaire leningen, kredietkaartschulden, transitorische posten en overige activa.

De volgende instrumenten worden niet in deze categorie opgenomen:

transacties in effecten die deel uitmaken van repo-overeenkomsten,

emissies van niet-verhandelbare effecten,

niet-verhandelbare leningen.

b)

Beursgenoteerde aandelen

Beursgenoteerde aandelen omvatten het volgende:

door naamloze vennootschappen uitgegeven aandelen,

door naamloze vennootschappen uitgegeven winstbewijzen,

door naamloze vennootschappen uitgegeven dividendaandelen,

preferente aandelen die recht geven op een deel van de restwaarde van een vennootschap bij opheffing. Deze kunnen al dan niet op een erkende effectenbeurs zijn genoteerd,

onderhandse plaatsingen voor zover mogelijk.

Indien een bedrijf geprivatiseerd wordt, waarbij de overheid een gedeelte van de aandelen van het geprivatiseerde bedrijf behoudt en het overige gedeelte op een gereguleerde markt wordt genoteerd, wordt de hele waarde van het kapitaal van het bedrijf geregistreerd als uitstaande bedragen in beursgenoteerde aandelen, aangezien alle aandelen te allen tijde potentieel tegen hun marktwaarde verhandelbaar zijn. Hetzelfde geldt indien een gedeelte van de aandelen wordt verkocht aan grote beleggers en alleen het resterende gedeelte, d.w.z. de vrij verhandelbare aandelen, op de beurs wordt verhandeld.

Beursgenoteerde aandelen omvatten geen:

bij de emissie te koop aangeboden aandelen waarop niet is ingeschreven,

obligaties en andere bestanddelen van vreemd vermogen die in aandelen kunnen worden omgezet en worden opgenomen zodra ze in aandelen zijn omgezet,

de deelnemingen van vennoten met onbeperkte aansprakelijkheid,

overheidsdeelnemingen in het kapitaal van internationale organisaties die de juridische vorm hebben van kapitaalvennootschappen,

bonusaandelen, enkel op het tijdstip van emissie, en aandelensplitsingen; bonusaandelen en aandelensplitsingen worden echter zonder onderscheid opgenomen in de totale stand van beursgenoteerde aandelen.

6.   Valuta van emissie

Obligaties met dubbele valuta moeten worden ingedeeld volgens de denominatie van de obligatie. Obligaties met dubbele valuta worden gedefinieerd als obligaties die volgens plan worden afgelost of als coupon die wordt uitbetaald in een andere valuta dan de denominatie van de obligatie. Indien een global bond wordt uitgegeven in meer dan één valuta, moet elk gedeelte worden gerapporteerd als een afzonderlijke emissie, volgens de valuta van emissie. In het geval van emissies die in twee valuta's luiden, bijvoorbeeld 70 % in euro en 30 % in US-dollar, moeten de betreffende componenten van de emissie waar mogelijk afzonderlijk worden gerapporteerd volgens de valutadenominatie. Dus, in het gegeven voorbeeld wordt 70 % van de emissie gerapporteerd als een emissie in euro/nationale denominaties (14) en 30 % als een emissie in overige valuta's. Indien het niet mogelijk is de valutacomponenten van een emissie afzonderlijk vast te stellen, moet in de nationale toelichting worden aangegeven welke feitelijke indeling het rapporterende land heeft gemaakt.

7.   Tijdstip van registratie van emissie

Een emissie wordt geacht te hebben plaatsgevonden wanneer de emittent betaling ontvangt, en niet wanneer het syndicaat de verplichting op zich neemt.

8.   Afstemming van standen en stromen

NCB's moeten informatie verschaffen over uitstaande bedragen, bruto-emissies, aflossingen en netto-emissies van kortlopende en langlopende schuldbewijzen en over beursgenoteerde aandelen.

De hiernavolgende tabel illustreert de koppeling tussen standen (d.w.z. uitstaande bedragen) en stromen (d.w.z. bruto-emissies, aflossingen en netto-emissies). In de praktijk is deze koppeling complexer vanwege prijs- en wisselkoersschommelingen, herbelegde (d.w.z. opgelopen) rente, herindelingen, herzieningen en andere aanpassingen.

i)

Uitstaande emissies aan het einde van de verslagperiode

Uitstaande emissies aan het einde van de vorige verslagperiode

+

Bruto-emissies in de verslagperiode

Aflossingen in de verslagperiode

+

Herindelingen en overige aanpassingen

ii)

Uitstaande emissies aan het einde van de verslagperiode

Uitstaande emissies aan het einde van de vorige verslagperiode

+

Netto-emissies in de verslagperiode

 

 

+

Herindelingen en overige aanpassingen

a)   Bruto-emissies

Bruto-emissies in de verslagperiode omvatten alle emissies van schuldbewijzen en beursgenoteerde aandelen waarbij de emittent nieuw gecreëerde effecten contant verkoopt. Ze hebben betrekking op de normale creatie van nieuwe instrumenten. Het tijdstip waarop emissies zijn afgesloten, wordt gedefinieerd als het tijdstip waarop de betaling plaatsvindt; de registratie van emissies moet daarom zo goed mogelijk het tijdstip van betaling voor de onderliggende emissie weerspiegelen.

Voor beursgenoteerde aandelen omvatten bruto-emissies de nieuw gecreëerde aandelen die tegen contante betaling worden uitgegeven door vennootschappen die voor het eerst op de beurs genoteerd worden, met inbegrip van nieuw opgerichte bedrijven of besloten vennootschappen die naamloze vennootschappen worden. Bruto-emissies omvatten eveneens de nieuw gecreëerde aandelen die tegen contante betaling worden uitgegeven tijdens de privatisering van overheidsbedrijven wanneer die een beursnotering krijgen. De emissie van bonusaandelen is hierbij niet inbegrepen (15). Bruto-emissies hoeven niet te worden gerapporteerd indien het enkel een notering van een onderneming betreft waarbij geen nieuw kapitaal wordt aangetrokken.

De uitwisseling of overdracht van bestaande effecten tijdens een overname of fusie is niet inbegrepen (16) in de gerapporteerde bruto-emissies of aflossingen, behalve voor de nieuwe instrumenten die worden gecreëerd en uitgegeven tegen contante betaling door een entiteit ingezeten in het eurogebied.

Emissies van effecten die later omgezet kunnen worden in andere instrumenten, moeten worden geregistreerd als emissies in hun oorspronkelijke categorie; bij omzetting moet worden geregistreerd dat zij uit die categorie zijn verwijderd en vervolgens voor hetzelfde brutobedrag zijn opgenomen in een nieuwe categorie (17).

b)   Aflossingen

Aflossingen in de verslagperiode omvatten alle terugkopen van schuldbewijzen en beursgenoteerde aandelen door de emittent, waarbij de belegger contanten voor de effecten ontvangt. Het betreft het normale intrekken van instrumenten. Het bestrijkt alle schuldbewijzen die vervallen, alsook voortijdige aflossingen. Het omvat ook de terugkoop van bedrijfsaandelen, indien het bedrijf alle aandelen tegen contanten terugkoopt voorafgaande aan een wijziging van zijn juridische vorm, of een gedeelte van zijn aandelen tegen contanten terugkoopt en die vervolgens intrekt, hetgeen tot een kapitaalverlaging leidt. Het betreft niet de terugkoop van bedrijfsaandelen indien het gaat om beleggingen door een bedrijf in eigen aandelen (18).

Aflossingen hoeven niet te worden gerapporteerd indien het enkel een beëindiging van de beursnotering betreft.

c)   Netto-emissies

Netto-emissies zijn de saldi van alle emissies minus alle aflossingen die zich in de verslagperiode hebben voorgedaan.

De uitstaande bedragen aan beursgenoteerde aandelen moeten worden opgenomen tegen de marktwaarde van alle beursgenoteerde aandelen van de ingezeten entiteiten. De door een land in het eurogebied gerapporteerde uitstaande bedragen aan beursgenoteerde aandelen kunnen derhalve toenemen of afnemen na een verplaatsing van een beursgenoteerde entiteit. Dit geldt ook in het geval van een overname of fusie waarbij geen instrumenten worden gecreëerd en uitgegeven tegen contante betaling en/of afgelost tegen contante betaling en ingetrokken. Om dubbeltellingen of hiaten te voorkomen voor schuldbewijzen en beursgenoteerde aandelen in het geval van een verplaatsing van een emittent naar een ander land van ingezetenschap, moeten de NCB's de timing van de rapportage van een dergelijke gebeurtenis onderling afstemmen.

9.   Waardering

De waarde van een effectenemissie omvat een koerscomponent en, indien een emissie luidt in een andere valuta dan die van het rapporterende land, een wisselkoerscomponent.

NCB's moeten schuldbewijzen tegen faciale waarde (19) noteren en beursgenoteerde aandelen tegen marktwaarde. Voor langlopende schuldbewijzen kunnen verschillende waarderingsmethoden worden gebruikt, afhankelijk van de soort rentevoet, hetgeen resulteert in een gemengde waardering van het geheel. Bijvoorbeeld, emissies met vaste en variabele rente worden doorgaans gewaardeerd tegen faciale waarde, en nulcouponobligaties tegen nominale waarde. In het algemeen gaat het bij nulcouponobligaties om relatief kleine bedragen, zodat de codelijst geen voorziening heeft voor een gemengde waarderingswaarde; het totaalbedrag aan langlopende effecten wordt tegen faciale waarde gerapporteerd. In gevallen waarin het bedrag van het verschijnsel toch significant is, wordt de waarde „Z” voor „niet gespecificeerd” gebruikt. In het algemeen, indien zich een situatie voordoet met gemengde waardering, zorgen de NCB's voor een gedetailleerde toelichting op het niveau van eigenschappen volgens de eigenschappen in bijlage III.

a)

Koerswaardering

Standen en stromen van beursgenoteerde aandelen moeten worden gerapporteerd tegen hun marktwaarde.

Wat betreft de registratie van standen en stromen van schuldbewijzen tegen faciale waarde wordt een uitzondering gemaakt voor obligaties die met groot disagio worden uitgegeven („deep-discounted”) en nulcouponobligaties, waarvoor de uitstaande bedragen en bruto-emissies worden geregistreerd tegen nominale waarde, d.w.z. de disagiokoers op het ogenblik van uitgifte en de aflossingen op de vervaldag tegen faciale waarde. De nominale waarde van het uitstaande bedrag van nulcouponobligaties kan worden berekend zoals hierna wordt aangegeven.

Formula

waarbij:

A

=

nominale waarde = het effectief betaalde bedrag plus de lopende rente

E

=

disagiokoers op het ogenblik van uitgifte (betaalde bedrag op het moment van uitgifte)

P

=

de faciale waarde (terugbetaald aan het einde van de looptijd)

T

=

de looptijd vanaf de uitgiftedatum (in dagen)

t

=

de tijd die verstreken is vanaf de uitgiftedatum (in dagen).

De in verschillende landen gehanteerde koerswaarderingsprocedures kunnen enigszins verschillen.

Koerswaardering volgens het ESR 2010, waarbij vereist wordt dat voor schuldbewijzen en aandelen stromen worden geregistreerd tegen de transactiewaarde en dat standen worden geregistreerd tegen de marktwaarde, geldt niet in deze context.

Voor „deep-discounted”-obligaties en nulcouponobligaties wordt de lopende rente waar mogelijk berekend door de rapporterende NCB.

b)

Rapportagevaluta en wisselkoerswaardering

NCB's moeten alle gegevens in euro aan de ECB rapporteren, met inbegrip van historische reeksen. Voor de omrekening in euro van door binnenlandse ingezetenen in overige valuta's uitgegeven effecten (blok C) (20), moeten NCB's zo goed mogelijk de op het ESR 2010 gebaseerde beginselen van wisselkoerswaardering volgen (21), en wel als volgt:

i)

uitstaande emissies moeten worden omgerekend in euro/nationale denominaties tegen de desbetreffende middenkoers zoals die geldt aan het einde van de verslagperiode, d.w.z. aan het einde van de laatste werkdag van de verslagperiode;

ii)

bruto-emissies en aflossingen moeten in euro/nationale denominaties worden omgezet met behulp van de middenkoers zoals die geldt ten tijde van de betaling. Indien het niet mogelijk is de exacte wisselkoers te bepalen die van toepassing is op de omrekening, mag een wisselkoers worden gebruikt die op het tijdstip van betaling zo dicht mogelijk bij de middenkoers ligt.

10.   Begripsmatige consistentie

Statistieken betreffende effectenemissies en MFI-balansstatistieken worden gekoppeld ten behoeve van emissies van verhandelbare instrumenten door MFI's. De registratie van instrumenten is begripsmatig consistent met de MFI's die ze uitgeven, evenals de toewijzing van instrumenten aan looptijdcategorieën en de uitsplitsing naar valuta. Er zijn verschillen tussen statistieken betreffende effectenemissies en MFI-balansstatistieken wat betreft de waarderingsbeginselen (d.w.z. met betrekking tot schuldbewijzen, faciale waarde voor de eerste en marktwaarde voor de laatste). Afgezien van waarderingsverschillen en de saldering van door henzelf aangehouden effecten op de balans van MFI's komt het uitstaande bedrag van door MFI's uitgegeven effecten dat wordt gerapporteerd ten behoeve van statistieken betreffende effectenemissies, voor ieder land overeen met post 11 („uitgegeven schuldbewijzen”) aan de passiefzijde van de MFI-balans. Kortlopende effecten zoals gedefinieerd voor statistieken betreffende effectenemissies, komen overeen met uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd tot en met één jaar. Langlopende effecten zoals gedefinieerd voor statistieken betreffende effectenemissies, zijn gelijk aan de som van uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd van meer dan één jaar en tot en met twee jaar en van uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd van meer dan twee jaar.

NCB's moeten de dekking van de statistieken betreffende effectenemissies en van MFI-balansstatistieken controleren en eventuele conceptuele verschillen aan de ECB melden. Drie soorten consistentiecontroles worden uitgevoerd voor emissies door: a) NCB's in euro/nationale denominaties; b) MFI's m.u.v. centrale banken in euro/nationale denominaties; en c) MFI's m.u.v. centrale banken in overige valuta's. Conceptuele verschillen kunnen optreden tussen statistieken betreffende effectenemissies en MFI-balansstatistieken, aangezien de statistieken betreffende effectenemissies en MFI-balansstatistieken worden verkregen uit nationale rapportagesystemen die uiteenlopende doeleinden dienen.

11.   Gegevensvereisten

Van ieder land worden statistische rapportages verwacht voor iedere tijdreeks die van toepassing is. Indien een bepaalde post in een bepaald land niet van toepassing is, moeten NCB's de ECB daarvan prompt schriftelijk in kennis stellen en een toelichting geven. Indien het onderliggende verschijnsel niet bestaat, kunnen NCB's tijdelijk vrijgesteld worden van het rapporteren van een tijdreeks. In dat geval, of als er andere wijzigingen zijn in het in bijlage III beschreven rapportagekader, moeten NCB's dat eveneens melden. Voorts moeten zij de ECB op de hoogte brengen wanneer herzieningen worden toegezonden, met een toelichting op de aard van deze herzieningen.

Sectie 3: Nationale toelichting

Iedere NCB moet een rapport indienen met een beschrijving van de in dit kader verstrektegegevens die. Het rapport moet de hierna beschreven onderwerpen bestrijken en zo nauw mogelijk de voorgestelde lay-out volgen. NCB's moeten aanvullende informatie verschaffen indien de gerapporteerde gegevens niet conform dit richtsnoer zijn, of indien de gegevens niet verschaft worden, en de redenen hiervoor. Het rapport wordt tegelijkertijd met de gegevens ingediend.

1.   Gegevensbronnen/systeem van gegevensverzameling: er moet gedetailleerde informatie worden gegeven over de gegevensbronnen die werden geraadpleegd om de statistieken betreffende effectenemissies samen te stellen: administratieve bronnen voor emissies door de overheid, directe rapportage van MFI's en andere instellingen, kranten en andere gegevensbronnen zoals de International Financial Review enz. NCB's moeten aangeven of de gegevens worden verzameld en opgeslagen per emissie, en de criteria daarvoor. Als alternatief moeten NCB's aangeven of de gegevens zonder onderscheid worden verzameld en opgeslagen als door individuele emittenten gedurende een verslagperiode uitgegeven bedragen, bijvoorbeeld voor systemen voor directe gegevensverzameling. NCB's moeten informatie verschaffen over de criteria die werden gebruikt om de informatieplichtigen en de in te dienen informatie te identificeren.

2.   Compilatieprocedures: er moet een korte beschrijving worden gegeven van de methode die werd gebruikt om de gegevens in dit kader samen te stellen, bijvoorbeeld samenvoeging van informatie betreffende individuele effectenemissies, regelingen voor bestaande tijdreeksen en of ze al dan niet zijn gepubliceerd.

3.   Ingezetenschap van de emittent: NCB's moeten aangeven of het mogelijk is de definitie van het ESR 2010 (en het IMF) met betrekking tot ingezetenschap volledig toe te passen bij de indeling van emissies. Indien dit niet mogelijk is, of slechts gedeeltelijk mogelijk is, moeten NCB's uitgebreid toelichten welke criteria feitelijk zijn gehanteerd.

4.   Sectoruitsplitsing van emittenten: NCB's moeten afwijkingen aangeven van de in punt 2 van sectie 2 gedefinieerde sectoruitsplitsing van emittenten. De geïdentificeerde afwijkingen en eventuele andere onduidelijke aspecten moeten worden verklaard.

5.   Valuta van emissie: indien het niet mogelijk is de valutacomponenten van een emissie afzonderlijk te identificeren, moeten NCB's afwijkingen van de regels toelichten. Voorts moeten NCB's die niet voor alle effecten een onderscheid kunnen maken tussen emissies in lokale denominaties, in overige euro/nationale denominaties en in overige valuta's, beschrijven waar dergelijke emissies zijn ingedeeld, en het totaalbedrag aangeven van de emissies die niet correct zijn toegerekend om de omvang van de vertekening aan te geven.

6.   Indeling van emissies: NCB's moeten uitvoerige informatie verstrekken over de soort effecten die door de nationale gegevens worden bestreken, met inbegrip van de nationale benamingen ervan. Indien bekend is dat de dekking onvolledig is, moeten NCB's bestaande hiaten toelichten. In het bijzonder moeten de NCB's de hieronder opgesomde informatie verstrekken:

—   onderhandse plaatsingen: NCB's moeten aangeven of deze al dan niet in de gerapporteerde gegevens zijn opgenomen;

—   bankaccepten: indien ze verhandelbaar zijn en zijn opgenomen in de gerapporteerde gegevens voor kortlopende schuldbewijzen, moet de rapporterende NCB in de nationale toelichting de nationale procedures voor het rapporteren van deze instrumenten en hun aard toelichten;

—   beursgenoteerde aandelen: NCB's moeten aangeven of niet-beursgenoteerde aandelen of overige deelnemingen zijn opgenomen in de gerapporteerde gegevens met een raming van het bedrag aan niet-beursgenoteerde aandelen en/of overige deelnemingen om de omvang van de vertekening te illustreren. NCB's moeten in de nationale toelichting eventuele bekende hiaten aangeven in de dekking van beursgenoteerde aandelen.

7.   Instrumentenanalyse van langlopende schuldbewijzen: indien de som van de obligaties met vaste rente, met variabele rente en met nulcoupon niet gelijk is aan het totale bedrag voor langlopende schuldbewijzen, moeten NCB's de soort en het bedrag aangeven van langlopende effecten waarvoor een dergelijke uitsplitsing niet beschikbaar is.

8.   Looptijd van emissies: indien de definities van kortlopende en langlopende schuldbewijzen niet strikt kunnen worden gevolgd, moeten de NCB's aangeven waar de gerapporteerde gegevens afwijken.

9.   Aflossingen: NCB's moeten specificeren hoe ze de informatie over aflossingen afleiden en of de informatie wordt verzameld door directe rapportage of berekend op basis van de restwaarde.

10.   Koerswaardering: NCB's moeten in de nationale toelichting in detail de waarderingsprocedure specificeren die gebruikt wordt voor a) kortlopende schuldbewijzen; b) langlopende schuldbewijzen; c) „discounted bonds”; en d) beursgenoteerde aandelen. Een verschil in de waardering voor standen en stromen moet worden toegelicht.

11.   Rapportagefrequentie, tijdigheid en tijdschaal: NCB's moeten specificeren in hoeverre de gegevens die in dit kader zijn samengesteld, voldoen aan de eisen van de gebruikers, d.w.z. voor maandelijkse gegevens, met een tijdigheid van vijf weken. De lengte van de tijdreeksen die worden verschaft, moet ook worden vermeld. Eventuele reeksbreuken moeten worden gerapporteerd, bijvoorbeeld verschillen die in de loop der tijd optreden in de registratie van effecten.

12.   Herzieningen: NCB's moeten een korte toelichting voor eventuele herzieningen verschaffen en de reden en omvang ervan verduidelijken.

13.   Geraamde dekking per instrument uitgegeven door binnenlandse ingezetenen: NCB's moeten nationale ramingen geven van de dekking van effecten voor elke categorie emissies door binnenlandse ingezetenen, d.w.z. emissies van kortlopende effecten, langlopende effecten, en beursgenoteerde aandelen, in lokale valuta's, in overige euro/nationale denominaties inclusief de ECU, en in overige valuta's volgens de onderstaande tabel. De ramingen voor de „dekking in %” moeten voor iedere instrumentcategorie het aandeel aangeven van de effecten als percentage van de totale emissie dat volgens de rapportageregels in de overeenkomstige rubrieken moet worden gerapporteerd. In het veld „commentaar” kan een korte beschrijving worden opgenomen. NCB's moeten ook eventuele wijzigingen in de dekking aangeven als gevolg van het toetreden tot de Monetaire Unie.

 

Dekking in %

Commentaar

Emissies in euro/nationale denominaties

Lokale denominatie

KS

 

 

LS

 

 

BA

 

 

Euro/nationale denominaties m.u.v. de lokale valuta inclusief ECU

KS

 

 

LS

 

 

In overige valuta's

KS

 

 

LS

 

 

KS

=

kortlopende schuldbewijzen.

LS

=

langlopende schuldbewijzen.

BA

=

beursgenoteerde aandelen.

Sectie 4: Vereisten voor de Bank voor internationale betalingen

De rapportageverplichtingen voor de BIB zijn gelijk aan die van de NCB's zoals uiteengezet in de secties 1 tot en met 3, met uitzondering van het volgende:

Tabel 4

Blok B-rapportageformulier voor de BIB

 

RW-INGEZETEN EMITTENTEN//EURO/NATIONALE DENOMINATIES

Uitstaande bedragen

Bruto-emissies

Aflossingen

 

B1

B2

B3

9.   KORTLOPENDE SCHULDBEWIJZEN

Totaal

S577

S642

S707

NCB

S578

S643

S708

MFI's m.u.v. centrale banken

S579

S644

S709

OFI's

S580

S645

S710

waarvan LFI

S581

S646

S711

Financiële hulpbedrijven

S582

S647

S712

Financiële instellingen binnen concernverband

S583

S648

S713

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S584

S649

S714

Niet-financiële vennootschappen

S585

S650

S715

Centrale overheid

S586

S651

S716

Deelstaatoverheid en lagere overheid

S587

S652

S717

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S588

S653

S718

Internationale organisaties

S589

S654

S719

 

 

 

 

10.   LANGLOPENDE SCHULDBEWIJZEN

Totaal

S590

S655

S720

NCB

S591

S656

S721

MFI's m.u.v. centrale banken

S592

S657

S722

OFI's

S593

S658

S723

waarvan LFI

S594

S659

S724

Financiële hulpbedrijven

S595

S660

S725

Financiële instellingen binnen concernverband

S596

S661

S726

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S597

S662

S727

Niet-financiële vennootschappen

S598

S663

S728

Centrale overheid

S599

S664

S729

Deelstaatoverheid en lagere overheid

S600

S665

S730

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S601

S666

S731

Internationale organisaties

S602

S667

S732

 

 

 

 

10.1.   waarvan vastrentende emissies:

Totaal

S603

S668

S733

NCB

S604

S669

S734

MFI's m.u.v. centrale banken

S605

S670

S735

OFI's

S606

S671

S736

waarvan LFI

S607

S672

S737

Financiële hulpbedrijven

S608

S673

S738

Financiële instellingen binnen concernverband

S609

S674

S739

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S610

S675

S740

Niet-financiële vennootschappen

S611

S676

S741

Centrale overheid

S612

S677

S742

Deelstaatoverheid en lagere overheid

S613

S678

S743

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S614

S679

S744

Internationale organisaties

S615

S680

S745

 

 

 

 

10.2.   waarvan emissies met variabele rente:

Totaal

S616

S681

S746

NCB

S617

S682

S747

MFI's m.u.v. centrale banken

S618

S683

S748

OFI's

S619

S684

S749

waarvan LFI

S620

S685

S750

Financiële hulpbedrijven

S621

S686

S751

Financiële instellingen binnen concernverband

S622

S687

S752

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S623

S688

S753

Niet-financiële vennootschappen

S624

S689

S754

Centrale overheid

S625

S690

S755

Deelstaatoverheid en lagere overheid

S626

S691

S756

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S627

S692

S757

Internationale organisaties

S628

S693

S758

 

 

 

 

10.3.   waarvan nulcouponobligaties:

Totaal

S629

S694

S759

NCB

S630

S695

S760

MFI's m.u.v. centrale banken

S631

S696

S761

OFI's

S632

S697

S762

waarvan LFI

S633

S698

S763

Financiële hulpbedrijven

S634

S699

S764

Financiële instellingen binnen concernverband

S635

S700

S765

Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen

S636

S701

S766

Niet-financiële vennootschappen

S637

S702

S767

Centrale overheid

S638

S703

S768

Deelstaatoverheid en lagere overheid

S639

S704

S769

Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen

S640

S705

S770

Internationale organisaties

S641

S706

S771

 

 

 

 

Looptijd van emissies

Met betrekking tot de looptijd beschouwt de BIB alle euro commercial paper (ECP) en overig in euro luidend papier in een kortlopend programma als kortlopende instrumenten, en alle instrumenten uitgegeven in een langlopend programma als langlopende instrumenten, ongeacht hun oorspronkelijke looptijd.

Sectoruitsplitsing van emittenten

De BIB volgt de identificatie tussen de uitsplitsing naar sectoren van emittenten die beschikbaar zijn in de BIB-database en die welke gevraagd worden in de rapportageformulieren, zoals in de tabel hierna wordt aangegeven.

Sectoruitsplitsing in BIB-database

 

Classificatie in rapportageformulieren

Centrale bank

NCB en ECB

Handelsbanken

MFI's

OFI

OFI's

Centrale overheid

Centrale overheid

Overige overheid

Overheidsinstellingen

Deelstaatoverheid en lagere overheid

Vennootschappen

Niet-financiële vennootschappen

Internationale instellingen

Internationale instellingen (rest van de wereld)

Indeling van emissies

De volgende instrumenten in de BIB-database worden ingedeeld als schuldbewijzen in de statistieken van effectenemissies:

depositocertificaten,

commercial paper,

schatkistbiljetten,

obligaties,

euro commercial paper,

medium-term notes,

overig kortlopend papier.

Waardering

De bestaande waarderingsregels van de BIB zijn faciale waarde voor schuldbewijzen en uitgiftekoers voor beursgenoteerde aandelen.

De BIB rapporteert aan de ECB alle in euro/nationale denominaties luidende emissies door RW-ingezetenen (blok B) in US-dollar met behulp van de wisselkoers aan het einde van de periode voor uitstaande bedragen en de periodegemiddelde wisselkoers voor emissies en aflossingen. De ECB rekent alle gegevens om in euro met behulp van hetzelfde beginsel zoals in eerste instantie door de BIB toegepast. Met betrekking tot perioden vóór 1 januari 1999 moet de wisselkoers tussen de ECU en de US-dollar als substituut worden gebruikt.”


(1)  Indien rapporteurs een methodologische kwestie tegenkomen die niet expliciet in dit richtsnoer is opgenomen, moeten zij het herziene Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR 2010) toepassen, zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1).

(2)  „Overige valuta's” heeft betrekking op alle overige valuta's, met inbegrip van de nationale valuta's van niet-eurogebiedlidstaten.

(3)  Schuldbewijzen m.u.v. aandelen hebben betrekking op „effecten m.u.v. aandelen, exclusief financiële derivaten”.

(4)  Netto-emissies zijn alleen vereist indien NCB's geen bruto-emissies of aflossingen kunnen indienen.

(5)  Beursgenoteerde aandelen hebben betrekking op „beursgenoteerde aandelen, exclusief aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen en geldmarktfondsen”.

(6)  Zie punt 2.07 van het ESR 2010.

(7)  In de praktijk worden schuldbewijzen niet door pensioenfondsen uitgegeven.

(8)  Zie punt 2.17 tot en met punt 2.20 van het ESR 2010.

(9)  Zie punt 5.102 van het ESR 2010.

(10)  Categorie F.3 van het ESR 2010.

(11)  Categorie F.511 van het ESR 2010.

(12)  Categorie F.512 van het ESR 2010.

(13)  Categorie F.519 van het ESR 2010.

(14)  Blok A voor NCB's en blok B voor de BIB.

(15)  Niet gedefinieerd als een financiële transactie; zie punt 5.158 en 6.59 van het ESR 2010, en sectie 5 b) van dit deel.

(16)  Transactie op een secundaire markt die een wijziging van houder inhoudt wordt niet bestreken door deze statistieken.

(17)  Beschouwd als twee financiële transacties; zie punt 5.96 en 6.25 van het ESR 2010, en sectie 5 a), ii) van dit deel.

(18)  Transacties op een secundaire markt die een wijziging van houder inhoudt, wordt niet bestreken door deze statistieken.

(19)  Voor meer details over de definitie van „faciale waarde”, „marktwaarde” en „nominale waarde” zie punt 5.90, 7.38 en 7.39 van het ESR 2010.

(20)  Sinds 1 januari 1999 is geen wisselkoerswaardering vereist voor in euro luidende effecten uitgegeven door binnenlandse ingezetenen (onderdeel van blok A), en worden in euro/nationale denominaties luidende effecten uitgegeven door binnenlandse ingezetenen (resterende deel van blok A) volgens de onherroepelijke omrekeningskoersen van 31 december 1998 omgezet in euro.

(21)  Zie punt 6.64 van het ESR 2010.


Naar boven