EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32014D0029(01)

2014/477/EU: Besluit van de Europese Centrale Bank van 2 juli 2014 betreffende de verstrekking aan de Europese Centrale Bank van toezichtgegevens die de onder toezicht staande entiteiten overeenkomstig de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie aan de nationale bevoegde autoriteiten gerapporteerd hebben (ECB/2014/29)

PB L 214 van 19.7.2014, blz. 34–37 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Juridische status van het document Niet meer van kracht, Datum einde geldigheid: 20/08/2023; opgeheven door 32023D1681 repealing.act.provisional.date.notification.disclaimer|http://publications.europa.eu/resource/authority/fd_365/repealing.act.provisional.date.notification.disclaimer

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2014/477/oj

19.7.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 214/34


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 2 juli 2014

betreffende de verstrekking aan de Europese Centrale Bank van toezichtgegevens die de onder toezicht staande entiteiten overeenkomstig de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie aan de nationale bevoegde autoriteiten gerapporteerd hebben

(ECB/2014/29)

(2014/477/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), inzonderheid artikel 6, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (2), inzonderheid artikel 21 en artikel 140, lid 4,

Gezien het voorstel van de raad van toezicht,

Overwegende:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) en de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie zijn op de kredietinstellingen regelmatige rapportagevereisten van toepassing (4).

(2)

Binnen het kader van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 heeft de Europese Centrale Bank (ECB) de exclusieve bevoegdheid om met het oog op prudentieel toezicht de in artikel 4 van die verordening vastgelegde taken uit te voeren. Uitvoering gevend aan die taken zal de ECB naleving waarborgen van de bepalingen van Unierecht die inzake rapportage kredietinstellingen prudentiële vereisten opleggen.

(3)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en artikel 21 van de GTM-kaderverordening zijn de ECB alsook de nationale bevoegde autoriteiten gehouden tot informatie-uitwisseling. Onverminderd de bevoegdheid van de ECB om rechtstreeks informatie te ontvangen die haar stelselmatig door kredietinstellingen wordt meegedeeld, of daar rechtstreeks inzage in te hebben, zullen de nationale bevoegde autoriteiten de ECB met name alle informatie verstrekken die zij nodig heeft om de haar bij Verordening (EU) nr. 1024/2013 opgedragen taken te vervullen.

(4)

Overeenkomstig artikel 140, lid 3 van de GTM-kaderverordening geeft iedere onder toezicht staande entiteit aan haar betreffende nationale bevoegde autoriteit alle informatie door die regelmatig gerapporteerd dient te worden op basis van het toepasselijke Unierecht. Tenzij uitdrukkelijk anders geregeld, wordt alle door onder toezicht staande entiteiten gerapporteerde informatie overlegd aan de nationale bevoegde autoriteiten. Deze autoriteiten zullen de initiële datacontroles uitvoeren en de door de onder toezicht staande entiteiten gerapporteerde informatie ter beschikking stellen aan de ECB.

(5)

Voor de uitoefening van de met toezichtrapportage verband houdende ECB-taken dient nader gespecificeerd te worden hoe de nationale bevoegde autoriteiten de van de onder toezicht staande autoriteiten ontvangen informatie bij de ECB moeten indienen. Met name het formaat, de frequentie en de timing van die informatie-indiening, alsook de details van kwaliteitscontroles die de nationale bevoegde autoriteiten voorafgaande aan de indiening bij de ECB moeten uitvoeren, moeten nader uitgewerkt worden.

(6)

Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 is op de leden van de raad van toezicht, de ECB-personeelsleden en het door de deelnemende lidstaten gedetacheerde personeel dat toezichttaken uitvoert het beroepsgeheim van toepassing zoals vastgelegd in artikel 37 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank en in het toepasselijke Unierecht. Op de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten zijn met name de bepalingen van toepassing met betrekking tot de informatie-uitwisseling en het beroepsgeheim, zoals uiteengezet in Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (5).

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Overeenkomstig artikel 21 van de GTM-kaderverordening stelt dit besluit procedures vast aangaande de indiening bij de ECB van gegevens die de onder toezicht staande entiteiten op basis van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 aan de nationale bevoegde autoriteiten gerapporteerd hebben.

Artikel 2

Definities

Binnen het kader van dit besluit zijn de in de GTM-kaderverordening vastgelegde definities van toepassing.

Artikel 3

Verzendingsdata

Nationale bevoegde autoriteiten dienen bij de ECB op de volgende verzendingsdata de in lid 1 genoemde gegevens in die onder toezicht staande groepen en onder toezicht staande entiteiten gerapporteerde gegevens aan hun gerapporteerd hebben:

1.

uiterlijk 12 uur 's middags Midden-Europese tijd (MET) (6) op de tiende werkdag volgende op de verzendingsdata zoals bedoeld in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 met betrekking tot:

a)

belangrijke onder toezicht staande groepen waarbij het hoogste consolidatieniveau zich in de deelnemende lidstaten bevindt;

b)

belangrijke onder toezicht staande entiteiten die geen onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep;

c)

onder toezicht staande groepen op gesubconsolideerd niveau en onder toezicht staande entiteiten die onderdeel zijn van een onder toezicht staande onder toezicht staande groep indien zij worden ingedeeld als zijnde belangrijk, zulks overeenkomstig het criterium van de drie belangrijkste kredietinstellingen in hun lidstaat.

d)

overige onder toezicht staande groepen en onder toezicht staande entiteiten die zijn opgenomen in de lijst van instellingen die onderworpen zijn aan de rapportage aan de Europese Bankautoriteit (EBA), zulks overeenkomstig artikel 3 van Besluit EBA/DC/090 (7);

2.

uiterlijk aan het einde van de 25e werkdag volgende op de in de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 bedoelde indieningsdata met betrekking tot:

a)

belangrijke onder toezicht staande groepen op gesubconsolideerd niveau voor zover deze gegevens niet overeenkomstig alinea 1 ingediend werden;

b)

belangrijke onder toezicht staande entiteiten die onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep voor zover deze gegevens niet overeenkomstig alinea 1 ingediend werden;

3.

uiterlijk aan het einde van de 25e werkdag volgende op de in de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 bedoelde verzendingsdata met betrekking tot:

a)

minder belangrijke onder toezicht staande groepen, waarbij het hoogste consolidatieniveau zich in de deelnemende lidstaten bevindt, voor zover deze gegevens niet overeenkomstig alinea 1 ingediend werden;

b)

minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten die geen onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep voor zover deze gegevens niet overeenkomstig alinea 1 ingediend werden;

4.

uiterlijk aan het einde van de 35e werkdag volgende op de in de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 bedoelde verzendingsdata met betrekking tot:

a)

minder belangrijke onder toezicht staande groepen op gesubconsolideerd niveau voor zover deze gegevens niet overeenkomstig alinea 1 ingediend werden;

b)

minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten die onderdeel zijn van een onder toezicht staande groep voor zover deze gegevens niet overeenkomstig alinea 1 ingediend werden.

Artikel 4

Gegevenskwaliteitscontroles

1.   Nationale bevoegde autoriteiten monitoren en waarborgen de kwaliteit en betrouwbaarheid van de aan de ECB verstrekte gegevens. Nationale bevoegde autoriteiten passen de door de EBA ontwikkelde en bijgewerkte valideringsregels toe die nader zijn uitgewerkt in bijlage XV bij de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 en tevens voeren zij aanvullende gegevenskwaliteitscontroles uit die de ECB in samenwerking met de bevoegde nationale autoriteiten ontwikkeld heeft.

2.   Naast het voldoen aan de valideringsregels en de kwaliteitscontroles worden de gegevens overeenkomstig de volgende aanvullende minimumnormen voor nauwkeurigheid ingediend:

a)

indien toepasselijk, verstrekken nationale bevoegde autoriteiten informatie inzake door de ingediende gegevens aangeduide ontwikkelingen, en

b)

de informatie moet volledig zijn: op bestaande leemtes moet gewezen worden, en aan de ECB uitgelegd en moeten, indien toepasselijk, onverwijld opgevuld worden.

Artikel 5

Kwalitatieve informatie

1.   Indien de gegevenskwaliteit voor een bepaalde tabel in de taxonomie niet gewaarborgd kan worden, verstrekken nationale bevoegde autoriteiten de ECB onverwijld de dienovereenkomstige toelichting.

2.   Bovendien communiceren nationale bevoegde autoriteiten aan de ECB de redenen voor ingediende belangrijke herzieningen.

Artikel 6

Specificatie van het toezendingsformaat

1.   Nationale bevoegde autoriteiten verstrekken de in dit besluit vermelde gegevens overeenkomstig de „eXtensible Business Reporting Language taxonomy” met het oog op een uniform technisch formaat voor de gegevensuitwisseling aangaande de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014.

2.   De onder toezicht staande entiteiten worden in de betrokken toezending middels de „(pre-) Legal Entity Identifier” geïdentificeerd.

Artikel 7

Eerste rapportagereferentiedata

1.   De eerste in artikel 3, lid 1 omschreven rapportagereferentiedata zijn de in artikel 8.8.1 van Besluit EBA/DC/090 vastgestelde data.

2.   31 december 2014 is de in artikel 3, lid 2, 3 en 4 omschreven eerste rapportagereferentiedatum.

Artikel 8

Overgangsbepaling

1.   Voor de 2014-rapportagereferentiedatum zijn de in artikel 3, lid 1 omschreven verzendingsdatums voor nationale bevoegde autoriteiten de in artikel 8.8.2 van Besluit EBA/DC/090 vastgestelde verzendingsdatums.

2.   Met ingang van de rapportagereferentiedatum 31 december 2014 tot de rapportagereferentiedatum 31 december 2015 zijn de in artikel 3, lid 3 omschreven verzendingsdatums voor nationale bevoegde autoriteiten het einde van de 30e werkdag volgende op de dag waarop de onder toezicht staande entiteiten bij de nationale bevoegde autoriteiten gegevens ingediend hebben.

3.   Voor 4 november 2014 dienen de nationale bevoegde autoriteiten bij de ECB de in artikel 1 bedoelde gegevens in inzake:

a)

op onder toezicht staande groepen en onder toezicht staande entiteiten waarop de alomvattende beoordeling overeenkomstig Besluit ECB/2014/3 (8) van toepassing is;

b)

overige in een deelnemende lidstaat gevestigde onder toezicht staande groepen en onder toezicht staande entiteiten, indien opgenomen in de lijst van instellingen waarop rapportage aan de EBA van toepassing is, zulks overeenkomstig artikel 3 van Besluit EBA/DC/090.

Artikel 9

Geadresseerden

Dit besluit is gericht tot de nationale bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten.

Gedaan te Frankfurt am Main, 2 juli 2014.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2)  PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1.

(3)  Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie van 16 april 2014tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad. (PB L 191 van 28.6.2014, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(6)  MET houdt rekening met de omschakeling naar Midden-Europese zomertijd.

(7)  Besluit EBA/DC/090 van 24 januari 2014 van de Europese Bank Autoriteit betreffende de rapportage door bevoegdeautoriteiten aan de EBA. Beschikbaar op de EBA-website:-www.eba.europa.eu

(8)  Besluit van de Europese Centrale Bank van 4 februari 2014 inzake de vaststelling van de kredietinstellingen die onderworpen worden aan de uitgebreide beoordeling (ECB/2014/3) (PB L 69 van 8.3.2014, blz. 107).


Naar boven