EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 52015AB0004

Advies van de Europese Centrale Bank van 4 februari 2015 inzake de evaluatie van de missie en organisatie van het Europees Comité voor systeemrisico’s (CON/2015/4)

PB C 192 van 10.6.2015, blz. 1–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.6.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 192/1


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 4 februari 2015

inzake de evaluatie van de missie en organisatie van het Europees Comité voor systeemrisico’s

(CON/2015/4)

(2015/C 192/01)

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 8 augustus 2014 heeft de Europese Commissie een rapport goedgekeurd betreffende de missie en de organisatie van Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB) (1) (hierna het „Commissierapport”).

De adviesbevoegdheid van de Europese Centrale Bank (ECB) ten aanzien van het Commissierapport aan het Europees Parlement en de Raad is gebaseerd op artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) en artikel 8 van Verordening van de Raad (EU) nr. 1096/2010 (3). Overeenkomstig de eerste zin van artikel 17.5 van het reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

Algemene opmerkingen

Het Commissierapport evalueert de missie en organisatie van het ECSR zoals vereist krachtens artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1092/2010 en artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1096/2010. Globaal gezien onderschrijft de ECB de in het Commissierapport vastgelegde conclusies.

De ECB is van mening dat thans geen verstrekkende wijzigingen van het juridische kader van het ECSR nodig zijn. De evaluatieperiode was relatief kort en de ECB is van mening dat het ECSR al met al goed gefunctioneerd heeft. Een aantal technische aanpassingen van het operationele ECSR-kader zou zijn efficiëntie verbeteren en zijn bijdrage versterken aan het voorkomen en matigen van systeemrisico’s voor de financiële stabiliteit die voortvloeien uit ontwikkelingen binnen het financiële stelsel. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zouden deze aanpassingen in overweging moeten nemen als zij bezien of concrete wetsvoorstellen nodig zijn (4). Dienaangaande, indien de Commissie wetsvoorstellen doet zal de ECB adviseren in overeenstemming met haar Verdragsbevoegdheden.

Specifieke opmerkingen

1.   ECB ondersteuning voor het ECSR

1.1.   Verband tussen ECSR-macroprudentieel oversight in de Europese Unie en het ECB-mandaat voor monetair beleid, financiële stabiliteit en bankentoezicht

Het ECSR werd in 2010 opgericht voor het uitvoeren van macroprudentieel oversight in de Unie. Luidens artikel 127, lid 1 van het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie, is handhaven van prijsstabiliteit de hoofddoelstelling van de ECB volgens welke de ECB monetair beleid voor het eurogebied afbakent en ten uitvoer legt. Voorts draagt luidens artikel 127, lid 5 van het Verdrag het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) bij aan de goede beleidsvoering ten aanzien van de stabiliteit van het financiële stelsel. Dit beleid wordt afgebakend en ten uitvoer gelegd op basis van relevante reeksen van macro-economische en macro-financiële variabelen en analyses.

Sinds zijn oprichting heeft het ECSR gebruik kunnen maken van macro-economische, financiële en monetaire deskundigheid van alle centrale banken van het ESCB, met name op gebied van monitoring van financiële stabiliteit, macro-economische analyse, marktomstandigheden- en marktinfrastructurenanalyse, alsook het verzamelen van statistische gegevens. Bovendien heeft het ECSR geprofiteerd van synergiën in deskundigheid, bronnen en infrastructuur in de context van bestaande ESCR-werkzaamheden.

De werkzaamheden die de ECB ter ondersteuning van het ECSR uitvoert, beïnvloeden de institutionele, functionele en financiële onafhankelijkheid van de ECB niet, noch het vermogen van het ESCB om zijn taken uit hoofde van het Verdrag en de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank uit te voeren. De ECB is zeer wel in staat om analytische, statistische, financiële en administratieve ondersteuning aan het ECSR te bieden, zulks overeenkomstig vigerende regelingen, met name uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1096/2010. Aangaande het door sommige partijen binnen het kader van de consultatie gedane voorstel om de ECSR-autonomie te versterken (5), is de ECB van mening dat een passend evenwicht nagestreefd moet worden aangezien een ongerechtvaardigde mate van autonomie niet zou stroken met het voortdurende vertrouwen van het ECSR op de ECB-reputatie en -deskundigheid (6).

1.2.   Het voorzitterschap van de Algemene Raad van het ECSR

De ECB steunt het Commissievoorstel dat de ECB-president het voorzitterschap van de Algemene Raad van het ECSR blijft bekleden. Centrale banken spelen een belangrijke rol in het macroprudentieel beleid, zulks gezien hun verantwoordelijkheid voor financiële stabiliteit, hun analytische deskundigheid en de informatie die zij hebben over de reële economie, financiële markten en marktinfrastructuren. De ECB verleent met name analytische, statistische en logistieke ondersteuning aan het ECSR, en verzekert nauwe samenwerking op technisch niveau door vertegenwoordiging in het Raadgevend Technisch Comité (ATC) van ECSR en het Comité voor Financiële Stabiliteit van de ECB.

De deelname van de gouverneurs van alle centrale banken van het ESCB in de algemene raad van het ECSR, alsook de toekenning van het voorzitterschap aan de ECB-president uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1092/2010, onderstreept het belang van de rol van centrale banken in de werking van het ECSR. De rol van de ECB-president als voorzitter van de algemene raad van het ECSR moet derhalve niet gewijzigd worden.

Bovendien moet de ECB-president eind 2015 herbenoemd worden als voorzitter van de algemene raad van het ECSR, aangezien Verordening (EU) nr. 1092/2010 de ambtstermijn expliciet beperkt (7). Dientengevolge moet in de eerste helft van 2015 een wetgevingsvoorstel voorbereid worden, en aangenomen, dat de modaliteiten voor de benoeming van het voorzitterschap stipuleert.

2.   ECSR-organisatie

2.1.   Evaluatie van de samenstelling van de Algemene Raad van het ECSR

Aangaande het Commissievoorstel de omvang van de Algemene Raad van het ECSR te stroomlijnen en te reduceren (8), is de ECB van mening dat de mogelijkheden daartoe slechts zeer beperkt zouden zijn. De ECB is in feite van mening dat alle macro-prudentiële beleidsbepalers aan de algemene raad zouden moeten deelnemen. Gezien hun centrale rol in macroprudentieel beleid zouden vertegenwoordigers van alle centrale banken van het ESCB en nationale macroprudentiële autoriteiten, niet zijnde centrale banken, deel moeten uitmaken van de algemene raad, zij het niet noodzakelijkerwijze met stemrecht. Daarnaast ware het goed dat het GemeenschappelijkToezichtsmechanisme (GTM) in de algemene raad vertegenwoordigd is zonder stemrecht, d.w.z. zoals momenteel de nationale toezichthouders.

2.2.   Evaluatie van de samenstelling en taken van het Stuurcomité

De ECB onderschrijft het Commissievoorstel om de rol van het Stuurcomité te versterken. Het Stuurcomité zou bijvoorbeeld kunnen dienen als informatie-uitwisselingsplatform betreffende voorgenomen macroprudentiële maatregelen voorafgaande aan hun officiële notificatie aan het ECSR, waarbij betrokkenheid van alle betrokken macroprudentiële autoriteiten verzekerd wordt. Die macroprudentiële autoriteiten zouden als ad-hocdeelnemers voor de betrokken vergaderingen van het Stuurcomité uitgenodigd kunnen worden. Aldus zou de ECB mogelijke overloop- en besmettingseffecten kunnen bespreken, met name met niet-eurogebied lidstaten, zulks voordat macro-prudentiële maatregelen worden genomen. Voorts zou het Stuurcomité een proactievere meer toekomstgerichte benadering kunnen volgen bij de prioriteitenvaststelling van de agenda van de algemene raad en bij de vaststelling van kernbeleidskwesties in de vorm van een werkprogramma. Het Stuurcomité moet bij de uitoefening van deze taken transparantie verzekeren ten opzichte van de algemene raad. De versterkte rol van het Stuurcomité moet geenszins de rol van de algemene raad als het enige besluitvormende ECSR-orgaan in gevaar brengen. Tenslotte acht de ECB het nuttig dat het GTM in het Stuurcomité vertegenwoordigd is.

2.3.   Overige substructuren (ATC en ASC)

Het ECSR heeft diverse substructuren ingesteld ter ondersteuning van zijn analytische werkzaamheden. Het ATC draagt op verschillende gebieden bij aan de ECSR-werkzaamheden (9). Het Raadgevend Wetenschappelijk Comité (ASC) brengt meer innovatief, extern en wetenschappelijk perspectief in de ECSR-werkzaamheden. De ECB is van mening dat de samenstelling noch de structuur van deze comités tot verstrekkende veranderingen nopen. De Commissie heeft op verschillende gebieden verbeteringen voorgesteld, d.w.z. aangaande de grote omvang van het ATC, de zichtbaarheid van de ASC-werkzaamheden en een nauwere band tussen het ASC en de algemene ECSR-agenda (10). De ECB is van mening dat een gewijzigde omvang van het ATC een weergave moet zijn van de gewijzigde samenstelling van de algemene raad. Aangaande het ASC, dat haar zichtbaarheid zou kunnen versterken door eveneens middels prioriteitenstelling op te treden, zoals vastgesteld door de algemene raad en het Stuurcomité, mits het ASC op eigen initiatief kwesties kan blijven analyseren.

2.4.   De rol van een directeur

Het Commissierapport stelt voor dat de Commissie de mogelijkheid van een voltijdse directeursrol zou onderzoeken, die belast wordt met de dagelijkse ECSR-werkzaamheden (11). Enerzijds kan die organisatorische verandering nuttig zijn (12), anderzijds vergt het voortdurende ECSR-vertrouwen op de analytische, statistische, financiële en administratieve ondersteuning van de ECB een uitgesproken ECB-aanwezigheid in de besluitvormende ECSR-organen. Te dien einde moet de benoeming van een ECSR-directeur afgewogen worden tegen de toekenning van het permanente ex-officio voorzitterschap van de algemene raad aan de ECB-president (13). De ECB stelt voorts voor dat de reikwijdte van de directeursrol nadere toelichting behoeft, bijvoorbeeld aangaande de taken en verantwoordelijkehden van het voorzitterschap en het Secretariaatshoofd, en tevens in termen van rekenschap en rapportagevereisten, alsook de externe ECSR-vertegenwoordiging.

3.   ECSR-instrumentarium

3.1.   Communicatie-instrumenten (waaronder brieven en publieke verklaringen)

De ECB is van mening dat het voorstel tot uitbreiding van het ECSR-instrumentarium aanvullende verduidelijking behoeft (14). De Commissie stelt voor het ECSR-instrumentarium uit te breiden, waaronder waarschuwingen en aanbevelingen als de twee belangrijkste communicatiemiddelen, door het uitoefenen van meer „soft powers” op te nemen. Bijvoorbeeld, het Commissierapport noemt de publicatie van brieven of verklaringen als mogelijkheid tot versterking van de flexibiliteit van de vroegtijdigewaarschuwingsfunctie, zulks voorafgaande aan het afgeven van een formele waarschuwing of aanbeveling. De ECB ondersteunt die aanpak waardoor het ECSR sommige risico’s eerder kan benadrukken zonder het noodzakelijkerwijze afgeven van een formele waarschuwing.

3.2.   ECSR-deelname aan het Unie-wetgevingsproces

De ECB merkt op dat meerdere respondenten in de Commissieraadpleging, alsook de overige rapporten over dezelfde aangelegenheid (15) hebben voorgesteld dat het ECSR op enigerlei wijze bij het Unie-wetgevingsproces betrokken moet worden. Benadrukt moet worden dat verdragsbepalingen het Unie-wetgevingsproces beheersen. Bovendien kan het ECSR op basis van Verordening (EU) nr. 1092/2010 reeds tot de Commissie gerichte aanbevelingen inzake relevante Unieregelgeving uitvaardigen (16).

De ECSR-deskundigheid op het gebied van financiële stabiliteit zou uiteraard waardevol zijn in de discussie over Unie-beleidsinitiatieven. Overeenkomstig de bovengenoemde overwegingen voor een proactieve communicatiestrategie is de ECB is van mening dat het ECSR zijn input in het wetgevingsproces kan leveren door bijvoorbeeld aan de Commissie gebieden onder de aandacht te brengen waar toekomstige wetgevingsmaatregelen noodzakelijk kunnen zijn. Ook kan ECSR-betrokkenheid door deelname aan door de Commissie georganiseerde publieke consultaties gerealiseerd worden. De ECB is evenwel van mening dat naast de voorzieningen van Verordening (EU) nr. 1092/2010 een formele rol voor het ECSR in het Unie-wetgevingsproces niet noodzakelijk is.

4.   ECSR toegang tot gegevens

4.1.   Statistische ondersteuning van de ECB aan het ECSR

Gezien haar ervaring in de evaluatieperiode acht de ECB het huidige kader voor gegevensverstrekking aan het ECSR passend en bevestigt dat het ECSR-secretariaat en de Europese toezichthoudende autoriteiten (ESA’s) nauw samenwerken. De gegevensuitwisselingsprocedures kunnen desalniettemin verbeterd worden.

Binnen het kader van statistische ondersteuning aan het ECSR heeft de ECB er tot op heden voor gezorgd dat aan de initiële vereisten voor de regelmatige rapportage van geaggregeerde gegevens zoals bedoeld in Besluit ESRB/2011/6 (17) tijdig en met hogekwaliteitsgegevens werd voldaan. Besluit ESRB/2011/6 zijn vastgesteld na een belangrijke bijdrage van de gezamenlijke groep van vertegenwoordigers van het ESRB-secretariaat, de ECB en de ESA’s om de ECSR-behoeften inzake statistische gegevens te adresseren (18). Deze gegevens worden gebruikt in regelmatige briefings voor de algemene raad van het ECSR en het ATC, en met name in het ECSR-risicodashboard dat sedert september 2012 elk kwartaal gepubliceerd wordt.

4.2.   Algemene datatoegangsprocedures

De ECB steunt eveneens het stroomlijnen van datatoegangsprocedures waar gegevens reeds beschikbaar zijn bij Europese of nationale autoriteiten en slechts de inhoud, het format en toegangsrechten tot die gegevens gespecificeerd moeten worden. De procedure moet de betrokken instellingen of organen (bijv. de ESA’s, nationale autoriteiten of het ESCB) toestaan te controleren of enige resterende beperkingen, zoals inzake dataverspreiding, nageleefd werden. Daarentegen is de vigerende stemprocedure van de algemene raad van het ECSR nog steeds geschikt indien geen gegevens beschikbaar zijn, waardoor ad-hoconderzoeken vereist zijn, waarvoor gegevens verzameld moeten worden bij de financiële sector.

4.3.   ECSR-toegang tot niet-geaggregeerde gegevens

Sinds zijn oprichting zijn de statistische behoeften van het ECSR grotendeels ondervangen door ad-hocverzoeken, zowel geaggregeerde als ondernemingsspecifieke. De procedures voor de verzameling, verwerking en verspreiding van die gegevens zijn omslachtig en tijdrovend wat ook het tijdsduur van de daaropvolgende analytische werkzaamheden beïnvloedt. Gezien het belang van complementariteit tussen geaggregeerde en ondernemingsspecifieke gegevens voor macro-prudentiële analyse en beleidsvorming moet het huidige beperkende kader voor het verkrijgen van de relevante informatie herzien worden. In concreto, artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1092/2010 beperkt de mogelijkheden voor het ECSR (via zijn Secretariaat en de ondersteunende en analytische functie van de ECB) om tijdig en op gepaste wijze ondernemingsspecifieke gegevens te verkrijgen voor het uitvoeren van macroprudentiële analyse. Omslachtige procedures moesten ingevoerd worden om deze beperkingen aan te pakken. Deze procedures kunnen deels excessief zijn, aangezien sommige ondernemingsspecifieke gegevens, zoals specifieke financiële jaarrekeninggevens van beursgenoteerde banken die thans naar de „dark room” gaan, beheerd door het ECSR-Secretariaat, in feite door de ondernemingen gepubliceerd kan worden.

Derhalve ondersteunt de ECB een herziening van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1092/2010 ten zeerste om de gegevensverstrekkingsprocedures voor ondernemingsspecifieke gegevens meer af te stemmen op de ECSR-behoeften en minder beperkend te maken door gevoelige gegevens te onderscheiden (bijv. inzake vervlechting) en de passende bescherming van vertrouwelijkheid te verzekeren.

De ECB stelt voor, zoals de Financial Stability Board (19) heeft gedaan, te onderscheiden tussen „instelling-naar-geaggregeerde” gegevens, d.w.z. een instelling rapporteert haar globale blootstellingen zoals balans en winst- en verliesrekening, dan wel vis-à-vis verschillende wederpartijcategorieën (bijv. banken of overheidsagentschappen) gegroepeerd per risicofactor, en „instelling-naar-instelling” gegevens, d.w.z. instellingen rapporteren bilaterale blootstellingen. Enerzijds kunnen beide gevallen vertrouwelijke en gevoelige gegevens betreffen, en derhalve moet vertrouwelijksheidsbescherming en zorgvuldige per-geval-beoordeling toegepast worden, anderzijds zal de categorie „instelling-naar-instelling” gegevens veelal gevoeliger blijken, waarvoor om die reden de beperkingen van de huidige procedure moeten gelden. Daarentegen, kan voor de categorie „instelling-naar-geaggregeerde” gegevens een vereenvoudigde procedure gelden, onverminderd het recht om in specifieke gevallen een strengere behandeling te verlangen, indien de gevoeligheid van de betrokken gegevens dat rechtvaardigt. Op een gebied waar geaggregeerde gegevens niet geschikt zijn voor analytische doeleinden vanwege tailfactoren en daarmee verbonden risico’s zijn distributiemaatregelen essentieel en verlangen meer gedetailleerdheid. Bovendien zij eraan herinnerd dat de meeste gegevens meerdere weken, of zelfs maanden, na de referentieperiode worden gerapporteerd en derhalve nog aan gevoeligheid inboeten.

De algemene raad van het ECSR zou binnen het globale juridische kader betreffende informatiedeling kaderprocedures voor het delen van die „instelling-naar-geaggregeerde” en ondernemingsspecifieke gegevens op kunnen zetten. De ECB heeft passende procedures in voege voor de bescherming van waarlijk vertrouwelijke gegevens en kan dienaangaande uit zijn uitgebreide ervaring putten (20).

4.4.   Toezichtrapportagevereisten

Tenslotte moedigt de ECB de ESA’s ertoe aan het juiste gewicht aan de behoeften van het ECSR te verlenen wanneer zij nieuwe of gewijzigde toezichtrapportagevereisten overwegen, zulks voor een betere weergave van macroprudentiële analytische behoeften. De ECB houdt al rekening met de gegevensvereisten van het ECSR bij lopende ontwikkelingswerkzaamheden voor nieuwe of verbeterde statistieken, zulks middels haar „voordelen-en-kosten procedures”, equivalent aan de effectbeoordelingen door de Commissie.

5.   Interactie tussen het ECSR en het GTM

5.1.   GTM-vertegenwoordiging in ECSR-structuren

Toen de ECSR-governanceregelingen werden opgesteld, was de Bankenunie nog niet in voege. Ter weergave van de veranderingen in de context van het Europees Stelsel voor Financieel Toezicht (ESFT), waaronder de oprichting van het GTM, moet Verordening (EU) nr. 1092/2010 de GTM-vertegenwoordiging in de algemene raad van het ECSR expliciet regelen (21). Zoals vermeld, GTM-vertegenwoordiging in het Stuurcomité moet eveneens geregeld worden (22). Tenslotte, GTM-vertegenwoordiging in het ATC wordt ook nuttig geacht.

5.2.   ECSR-rol in de applicatie van macroprudentiële instrumenten binnen het GTM.

Er zij op gewezen dat Verordening (EU) nr. 1024/2013 (23) de ECB expliciet macroprudentiële verantwoordelijkheden en bevoegdheden toedeelt (24) die uitgeoefend zullen worden ten overstaan van een meerderheid van ECSR-leden. Te dien einde moeten nationale autoriteiten de ECB in kennis stellen van voorgenomen toepassing van macroprudentiële maatregelen. Anderzijds kan de ECB hogere eisen stellen, indien zij dat nodig acht.

In maart 2014 heeft het ECSR een zeer belangrijk rapport over het macroprudentieel beleid in de bancaire sector gepubliceerd (25). Het rapport vermeldt dat het ECSR zal dienen als centrale hub voor het verzamelen en verspreiden van informatie over macroprudentiële beleidsmaatregelen in de Unie. Het ECSR heeft reeds aanbevolen dat de macroprudentiële autoriteiten ook grensoverschrijdend moeten samenwerken en informatie moeten delen, met name door het ECSR in kennis te stellen van voorgenomen acties ter adressering van systeemrisico’s op nationaal niveau (26). Voorts heeft het ECSR aanbevolen dat macroprudentiële autoriteiten, onverminderd de betrokken bepalingen van Uniewetgeving, het ECSR voor de toepassing van macroprudentiële instrumenten op nationaal niveau daarvan in kennis stellen, zulks indien significante grensoverschrijdende effecten voor andere lidstaten of de gemeenschappelijke markt verwacht worden (27).

Het is essentieel dat ECSR-macroprudentieel oversight wordt uitgevoerd rekening houdend met de rol en de taken van de ECB op macroprudentieel gebied (28). Werkzaamhedenduplicatie moet vermeden worden door duidelijk te onderscheiden tussen de taken en verantwoordelijkehden van de ECSR. Tegen deze achtergrond wordt overwogen dat de algemene raad van het ECSR en de betrokken besluitvormende organen van de ECB duidelijke regels opstellen inzake informatiedeling en het aan ECSR-aanbevelingen gegeven gevolg.

5.3.   Geadresseerden van ECSR-aanbevelingen

Verordening (EU) nr. 1092/2010 bepaalt thans het aantal geadresseerden van ECSR-aanbevelingen in beginsel onbeperkt kan zijn (29). Het ECSR heeft reeds aanbevelingen uitgevaardigd voor lidstaten, nationale bevoegde autoriteiten, nationale aangewezen autoriteiten, de Europese Bankautoriteit en de Commissie.

Tegelijkertijd is Verordening (EU) nr. 1092/2010 tamelijk beperkend aangaande geadresseerden die het aan ECSR-aanbevelingen gegeven gevolg moeten aantonen, zulks volgens het „handel-of-leg uit”-mechanisme (30). Waarlijk, slechts sommige van de bovengenoemde geadresseerden moeten rapporteren over de ter voldoening aan deze aanbevelingen ondernomen stappen. Waar mogelijk moeten dergelijke onevenwichtigheden vermeden worden.

Gezien het voorgaande moeten worden overwogen of het juridische kader moet bepalen dat het ECSR binnen zijn mandaat aanbevelingen kan uitvaardigen voor nationale macroprudentiële autoriteiten, alsook voor de ECB gezien haar micro- en macroprudentiële functies (31). Hoe dan ook, de ECB als mogelijke geadresseerde dient geenszins afbreuk te doen aan de primaire ESCB-doelstelling prijsstabiliteit te handhaven, zulks overeenkomstig artikel 127, lid 1 van het Verdrag (32). Dienaangaande moet duidelijke ex-ante communicatie en informatiedeling tussen de algemene raad van het ECSR en de betrokken besluitvormende organen van de ECB verzekerd worden, zoals hierboven (33) voorgesteld.

Gedaan te Frankfurt am Main, 4 februari 2015.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  COM(2014) 508 final.

(2)  Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 1096/2010 van de Raad van 17 november 2010 tot toewijzing aan de Europese Centrale Bank van specifieke taken betreffende de werking van het Europees Comité voor systeemrisico’s (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 162).

(4)  Artikel 20 van Verordening (EU) nr. 1092/2010.

(5)  Zie het Commissierapport, afdeling 3.2.1.

(6)  Zie het Commissierapport, afdeling 3.2.1.

(7)  Zie artikel 5, lid 1 van Verordening (EU) nr. 1092/2010.

(8)  Zie het Commissierapport, afdeling 4.

(9)  Zie het mandaat van het Raadgevend technisch comité, beschikbaar op de ECSR-website.

(10)  Zie werkdocument van de Commissiediensten bij het document Rapport aan het Europees parlement en de Raad betreffende de missie en de organisatie van het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB), blz. 16.

(11)  Zie het Commissierapport, afdeling 3.2.1.

(12)  Met name door een versterkte ECSR-zichtbaarheid en binnen het ECSR de dagelijkse besluitvorming te faciliteren.

(13)  Zoals aanbevolen in paragraaf 1.2 van dit advies.

(14)  Zie het Commissierapport, afdeling 3.2.3.

(15)  Zie resolutie van het Europees parlement van 11 maart 2014 met aanbevelingen aan de Commissie over de evaluatie van het Europees systeem voor financieel toezicht (ESFT) (2013/2166(INL)).

(16)  Zie artikel 16, lid 2 van Verordening (EU) nr. 1092/2010.

(17)  Besluit ESRB/2011/6 van 21 september 2011 betreffende het verstrekken en verzamelen van informatie voor het macroprudentieel toezicht op het financiële stelsel binnen de Unie (PB C 302 van 13.10.2011, blz. 3).

(18)  Nadere details over de voorbereidings-, ontwikkelings-, uitvoerings- en beheerwerkzaamheden inzake de initiële reeks van statistische en toezichtinformatie die noodzakelijk is om het ECSR te ondersteunen worden voorgesteld door Israel J-M., Sandars P., Schubert A., and Fischer B. (2013), Statistics and Indicators for Financial Stability Analysis and Policy, Occasional Paper Series, No 145, ECB, Frankfurt am Main, April 2013.

(19)  Zie Financial Stability Board, Consultation Paper, Understanding Financial Linkages: A Common Data Template for Global Systemically Important Banks, 6 oktober 2011.

(20)  Met name op uit hoofde van Verordening (EU) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8) verzamelde gegevens is de beschermingsmaatregel uit hoofde van artikel 8 van die verordening van toepassing die de fysieke en logische bescherming van vertrouwelijke statistische gegevens verzekert.

(21)  Zie ook paragraaf 2.1 van het advies.

(22)  Zie ook paragraaf 2.2 van het advies.

(23)  Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).

(24)  Zie artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1024/2013.

(25)  Zie het zeer belangrijke rapport over „Macro-prudential Policy in the Banking Sector”, beschikbaar op de website: www.esrb.europa.eu

(26)  Zie Aanbeveling ESRB/2011/3, aanbeveling B4.

(27)  Zie Aanbeveling ESRB/2013/1, aanbeveling C3.

(28)  Met name, Verordening (EU) nr. 1024/2013 verwijst reeds naar het uitwerken van interactie tussen de GTM-landen en het ECSR aangaande macroprudentiële kwesties, aangezien het bepaalt dat enerzijds het ECSR-mandaat intact blijft, anderzijds nationale bevoegde autoriteiten of nationale aangewezen autoriteiten en de ECB aangaande in overige Unierechtshandelingen vastgelegde coördinatieprocedures zullen optreden, zulks nadat zij de in Verordening (EU) nr. 1024/2013 vastgelegde procedure hebben gevolgd. Zie overweging 24.

(29)  Zie artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1092/2010.

(30)  Zie artikel 17, lid 1 van Verordening (EU) nr. 1092/2010.

(31)  Zoals reeds voorgesteld in afdeling 2.1.1(a) van Aanbeveling van het Europees Comité voor systeemrisico’s van 18 juni 2014 inzake ESRB-richtsnoeren voor het vaststellen van anticyclische bufferpercentages (PB C 293 van 2.9.2014, blz. 1).

(32)  Zie: „High-Level Group on the ESRB Review, Contribution to the Review of the ESRB, March 2013.”.

(33)  Zie paragraaf 5.2 van dit advies.


Naar boven