EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32014R1374

Verordening (EU) nr. 1374/2014 van de Europese Centrale Bank van 28 november 2014 betreffende statistische rapportagevereisten voor verzekeringsinstellingen (ECB/2014/50)

PB L 366 van 20.12.2014, blz. 36–76 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Juridische status van het document Van kracht

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2014/1374/oj

20.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 366/36


VERORDENING (EU) Nr. 1374/2014 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 28 november 2014

betreffende statistische rapportagevereisten voor verzekeringsinstellingen

(ECB/2014/50)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENRALE BANK,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid artikel 5,

Gezien Verordening (EG) nr. 2533/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot het verzamelen van statistische gegevens door de Europese Centrale Bank (1), inzonderheid artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 4,

Gezien het advies van de Europese Commissie (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 2533/98 stelt in artikel 2, lid 1, dat, ter vervulling van haar vereisten met betrekking tot het rapporteren van statistische gegevens, de Europese Centrale Bank (ECB), bijgestaan door de nationale centrale banken (NCB's), bevoegd is tot het verzamelen van statistische gegevens binnen de grenzen van de referentiepopulatie van informatieplichtigen en van hetgeen nodig is om de taken van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) uit te voeren. Uit artikel 2, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 2533/98 volgt dat verzekeringsinstellingen onderdeel uitmaken van de referentiepopulatie van informatieplichtigen ter vervulling van de rapportagevereisten van de ECB inzake, onder andere, monetaire en financiële statistieken. Daarnaast stelt artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2533/98 dat de ECB in terdege gemotiveerde gevallen het recht heeft statistische gegevens op geconsolideerde basis te verzamelen. Op basis van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2533/98 bepaalt de ECB uit de referentiepopulatie van informatieplichtigen de feitelijke populatie van informatieplichtigen en verschaft deze de bevoegdheid om bepaalde categorieën informatieplichtigen volledig of gedeeltelijk te ontheffen van haar rapportagevereisten.

(2)

Het doel van oplegging van statistische rapportagevereisten aan verzekeringsinstellingen is het verschaffen van voldoende statistieken aan de ECB met betrekking tot de financiële activiteiten van de subsector verzekeringsinstellingen in de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna de „eurogebiedlidstaten”), die als één economisch gebied worden gezien. De verzameling van statistische gegevens met betrekking tot verzekeringsinstellingen is noodzakelijk om te voldoen aan reguliere en ad-hocanalysebehoeftes ter ondersteuning van de ECB bij de uitoefening van monetaire en financiële analyse, en ten behoeve van de bijdrage van het ESCB aan de stabiliteit van het financiële stelsel.

(3)

NCB's dienen bevoegd te zijn gegevens over verzekeringsinstellingen te verzamelen van de werkelijke populatie van informatieplichtigen als onderdeel van een breder statistisch rapportagekader, mits de naleving van de statistische vereisten van de ECB niet in gevaar wordt gebracht. In dergelijke gevallen is het passend transparantie te verzekeren door de informatieplichtigen op de hoogte te brengen van de verscheidene statistische doeleinden waarvoor de gegevens worden verzameld.

(4)

Teneinde de rapportagelast van de verzekeringsinstellingen te minimaliseren, dienen NCB's bevoegd te zijn hun rapportagevereisten uit hoofde van deze verordening te combineren met hun rapportagevereisten op grond van Verordening (EU) nr. 1011/2012 van de Europese Centrale Bank (ECB/2012/24) (3).

(5)

Er bestaat een nauwe band tussen de gegevens die door NCB's worden verzameld voor statistische doeleinden uit hoofde van deze verordening en de door de nationale bevoegde autoriteiten (NBA's) verzamelde gegevens voor toezichtdoeleinden op basis van het kader dat is ingesteld door Richtlijn 2009/138/EG van het Europees parlement en de Raad (4). In het licht van het algemene mandaat van de ECB op basis van artikel 5.1 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de de „ESCB-statuten”) tot het aangaan van samenwerking met andere entiteiten op het gebied van statistiek en teneinde de administratieve last te verminderen en het dupliceren van taken te vermijden, mogen NCB's de gegevens die in overeenstemming met deze verordening gerapporteerd moeten worden afleiden uit gegevens die worden verzameld op basis van Richtlijn 2009/138/EG, met inbegrip van nationale wetten waarbij deze Richtlijn wordt geïmplementeerd, en met inachtneming van de voorwaarden van enige samenwerkingsafspraak tussen de betrokken NCB en NBA. Artikel 70 van Richtlijn 2009/138/EG stelt dat NBA's voor de uitoefening van hun taak dienstige informatie op basis van deze Richtlijn mogen doen toekomen aan NCB's en andere instanties met een soortgelijke taak in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit.

(6)

Het Europese systeem van rekeningen zoals opgezet door Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) (hierna het „ESR 2010”) vereist dat de activa en passiva van institutionele eenheden worden gerapporteerd in het land van vestiging. Teneinde de rapportagelast te minimaliseren, geldt dat, indien NCB's de op basis van deze Verordening te rapporteren gegevens ontlenen aan gegevens die zijn verzameld op basis van Richtlijn 2009/138/EG, de activa en passiva van bijkantoren van verzekeringsinstellingen waarvan de hoofdkantoren zijn gevestigd in de Europese Economische Ruimte (EER), geaggregeerd mogen worden met die van de hoofdkantoren. Er dient beperkt informatie verzameld te worden met betrekking tot bijkantoren van verzekeringsinstellingen met als doel het controleren van hun omvang en enige afwijking van het ESR 2010.

(7)

De normen voor bescherming en gebruik van vertrouwelijke statistische informatie zoals vastgelegd in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2533/98 dienen van toepassing te zijn op de verzameling van statistische informatie op basis van deze verordening.

(8)

Hoewel wordt erkend dat op basis van artikel 34.1 van de ESCB-statuten vastgestelde verordeningen geen rechten doen toekomen of verplichtingen opleggen aan lidstaten die de euro niet als munt hebben (hierna: „niet-eurogebiedlidstaten”), is artikel 5 van de ESCB-statuten van toepassing op zowel eurogebiedlidstaten als niet-eurogebiedlidstaten. Overweging 17 van Verordening (EG) nr. 2533/98 stelt dat artikel 5 van de ESCB-statuten samen met artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, een verplichting inhoudt om op nationaal niveau alle maatregelen te ontwerpen en toe te passen die niet-eurogebiedlidstaten dienstig achten voor de verzameling van de, voor de naleving van de door de ECB opgelegde rapportagevereisten benodigde, statistische gegevens en voor het tijdig treffen van voorbereidingen op het gebied van de statistiek, zodat zij eurogebiedlidstaten kunnen worden.

(9)

Artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2533/98 stelt dat de ECB bevoegd is sancties op te leggen aan informatieplichtigen die niet voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit ECB-verordeningen of -besluiten met betrekking tot het rapporteren van statistische gegevens.

(10)

Uiterlijk voor het jaar 2020 beoordeelt de Raad van bestuur de voordelen en kosten van: a) een toename van de dekking van kwartaalrapportage van 80 % tot 95 % van het totale marktaandeel van verzekeringsinstellingen in iedere eurogebiedlidstaat, b) de afzonderlijke rapportage van activa en passiva van de bijkantoren van verzekeringsinstellingen, waarbij de bijkantoren zijn gevestigd in eurogebiedlidstaten en de moederentiteiten van dergelijke bijkantoren zijn gevestigd in de EER, en c) een verdere tijdsreductie voor de verzending van gegevens door informatieplichtigen tot vier weken na het einde van het kwartaal waarop de gegevens betrekking hebben,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „verzekeringsinstelling” (subsector 128 van het ESR 2010): een financiële instelling of quasivennootschap met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van risico's, hoofdzakelijk in de vorm van directe verzekering of herverzekering.

De volgende instellingen worden geacht onder de definitie te vallen:

a)

een financiële instelling of quasivennootschap die levensverzekeringsdiensten levert, waarbij polishouders regelmatig of eenmalig betalingen verrichten aan de verzekeraar, in ruil waarvoor de verzekeraar garandeert de polishouders op een vastgestelde datum of eerder een overeengekomen bedrag of een lijfrente uit te keren;

b)

een financiële instelling of quasivennootschap die schadeverzekeringsdiensten levert ter dekking van risico's van, bijvoorbeeld, ongevallen, ziekte, brand of kredietverzuim;

c)

een financiële instelling of quasivennootschap die herverzekeringsdiensten levert, waarbij een verzekering wordt genomen door een verzekeraar om zichzelf te beschermen tegen een onverwacht groot aantal schaden of buitengewoon hoge schaden.

De volgende instellingen worden geacht niet onder de definitie te vallen:

a)

beleggingsfondsen zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1073/2013 van de Europese Centrale Bank (ECB/2013/38) (6);

b)

lege financiële instellingen die securitisatietransacties uitvoeren zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1075/2013 van de Europese Centrale Bank (ECB/2013/40) (7);

c)

monetaire financiële instellingen zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1071/2013 van de Europese Centrale Bank (ECB/2013/33) (8);

d)

pensioenfondsen zoals gedefinieerd in punt 2.105 van het ESR 2010;

2.   „bijkantoor”: agentschap of bijkantoor zonder rechtspersoonlijkheid, niet-zijnde het hoofdkantoor, van een verzekerings- of herverzekeringsinstelling;

3.   „dochteronderneming”: een rechtspersoonlijkheid bezittende entiteit waarin een andere entiteit een meerderheidsbelang heeft of een belang van 100 % heeft;

4.   „informatieplichtigen”: heeft dezelfde betekenis als in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98;

5.   „ingezeten(e)”: heeft dezelfde betekenis als in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2533/98. Voor de toepassing van deze verordening geldt dat, indien een juridische identiteit geen fysieke dimensie heeft, de vestigingsplaats ervan wordt bepaald door het economisch gebied krachtens welk recht de entiteit rechtspersoonlijkheid heeft. Als de entiteit geen rechtspersoonlijkheid heeft, wordt de als criteriyum de statutaire vestigingsplaats gebruikt, d.w.z. het land wiens rechtssysteem het ontstaan en het verder bestaan van de entiteit beheerst;

6.   „betreffende NCB”: de NCB van de eurogebiedlidstaat waar de verzekeringsinstelling ingezeten is;

7.   „betreffende NBA”: de NBA van de eurogebiedlidstaat waar de verzekeringsinstelling ingezeten is;

8.   „gegevens van afzonderlijke effecten”: gegevens die zijn uitgesplitst in afzonderlijke effecten;

9.   „paarsgewijze gegevens”: gegevens die zijn uitgesplitst in afzonderlijke activa of passiva;

10.   „geaggregeerde gegevens”: gegevens die niet zijn uitgesplitst in afzonderlijke activa of passiva;

11.   „financiële transacties”: transacties die voortvloeien uit de vorming, afwikkeling of verandering van eigenaar van financiële activa of passiva, zoals nader beschreven in deel 5 van bijlage II;

12.   „prijs- en wisselkoersherwaarderingen”: wijzigingen in de waardering van activa en passiva die voortvloeien uit veranderingen in de prijs van activa en passiva en/of de invloed van wisselkoersen op de waardes, uitgedrukt in euro, van activa en passiva die in een buitenlandse valuta luiden, zoals nader beschreven in deel 5 van bijlage II.

Artikel 2

Werkelijke populatie van informatieplichtigen

1.   Indien NCB's gegevens verzamelen op basis van het ESR 2010, dat vereist dat de activa en passiva van institutionele eenheden worden gerapporteerd in het land waar zij ingezeten zijn, bestaat de werkelijke populatie van informatieplichtigen uit de verzekeringsinstellingen die ingezeten zijn in het gebied van de betreffende eurogebiedlidstaat.

2.   Indien NCB's de op basis van deze verordening te rapporteren gegevens afleiden van gegevens die zijn verzameld op basis van de bepalingen van Richtlijn 2009/138/EG of nationaal recht waarbij die Richtlijn wordt geïmplementeerd, bestaat de werkelijke populatie van informatieplichtigen uit:

a)

verzekeringsinstellingen met rechtspersoonlijkheid krachtens het recht van, en die zijn ingezeten in, het gebied van de betreffende eurogebiedlidstaat, daaronder begrepen dochterondernemingen waarvan de moederentiteiten zijn gevestigd buiten dat gebied;

b)

bijkantoren van verzekeringsinstellingen zoals gespecificeerd onder punt (a) die zijn ingezeten buiten het gebied van de betreffende eurogebiedlidstaat, en

c)

bijkantoren van verzekeringsinstellingen die zijn ingezeten in het gebied van de betreffende eurogebiedlidstaat, maar waarvan het hoofdkantoor is gevestigd buiten de EER.

Bijkantoren van verzekeringsinstellingen die zijn ingezeten in het gebied van een eurogebiedlidstaat en waarvan het hoofdkantoor is gevestigd binnen de EER, maken geen deel uit van de werkelijke populatie van informatieplichtigen.

3.   De verzekeringsinstellingen binnen de werkelijke populatie van informatieplichtigen zijn onderworpen aan volledige statistische rapportagevereisten, tenzij een vrijstelling op basis van artikel 7 van toepassing is.

Artikel 3

Lijst van verzekeringsinstellingen voor statistische doeleinden

1.   De Raad van bestuur van de ECB stelt voor statistische doeleinden een lijst van verzekeringsinstellingen op die de werkelijke populatie van informatieplichtigen op basis van deze verordening vormen, en onderhoudt deze lijst. De lijst kan gebaseerd zijn op de lijsten van verzekeringsinstellingen die thans worden opgesteld door nationale autoriteiten, indien dergelijke lijsten beschikbaar zijn, en kan aangevuld worden door andere lijsten van verzekeringsinstellingen die vallen onder de definitie van „verzekeringsinstelling” in artikel 1.

2.   De betreffende NCB kan een in artikel 2, lid 2, onder a), aangegeven informatieplichtige verzoeken de benodigde informatie te verschaffen met betrekking tot haar bijkantoren, indien dergelijke informatie noodzakelijk is voor de lijst.

3.   De NCB's en de ECB maken de lijst en alle updates daarvan beschikbaar in een geschikte vorm, inclusief door middel van elektronische middelen, via het internet of, op verzoek van de betreffende informatieplichtigen, in papiervorm.

4.   Indien de meest recente elektronische versie van de in dit artikel genoemde lijst incorrect is, legt de ECB geen sancties op aan een informatieplichtige die niet behoorlijk heeft voldaan aan zijn rapportagevereisten voor zover deze te goeder trouw op de incorrecte lijst vertrouwde.

Artikel 4

Statistische rapportagevereisten

1.   De informatieplichtigen verschaffen aan de betreffende NCB, ofwel rechtstreeks ofwel via de betreffende NBA, op basis van lokale samenwerkingsafspraken en in overeenstemming met bijlagen I en II:

a)

op kwartaalbasis: standengegevens per kwartaalultimo met betrekking tot de activa en passiva van verzekeringsinstellingen en, in overeenstemming met artikel 5, herwaarderingsaanpassingen of financiële transacties per kwartaal, waar van toepassing;

b)

op kwartaalbasis: standengegevens per kwartaalultimo met betrekking tot technische voorzieningen schadeverzekering, uitgesplitst naar zakelijke sector;

c)

op jaarbasis: standengegevens per jaarultimo met betrekking tot technische voorzieningen schadeverzekering, uitgesplitst naar zakelijke sector en geografisch gebied.

2.   In aanvulling op de vereisten van lid 1, verschaffen informatieplichtigen die verzekeringsinstellingen zijn met rechtspersoonlijkheid krachtens het recht van, en die zijn ingezeten in, het gebied van een eurogebiedlidstaat, gegevens met betrekking tot geboekte premies, ontstane schaden en uitbetaalde provisies aan de betreffende NCB, ofwel rechtstreeks of via de betreffende NBA op basis van lokale samenwerkingsafspraken. Deze gegevens worden verstrekt op jaarbasis in overeenstemming met bijlagen I en II.

3.   NCB's kunnen de gegevens die op basis van deze verordening gerapporteerd moeten worden verkrijgen uit de volgende gegevens die zijn verzameld op basis van het door Richtlijn 2009/138/EG ingestelde kader:

a)

gegevens die zijn opgenomen in kwantitatieve rapportageformats voor toezichtrapportage die door NBA's zijn verzonden aan de NCB's, ongeacht of de NCB en de NBA apart zijn gevestigd of zijn geïntegreerd binnen dezelfde instelling, in overeenstemming met de voorwaarden voor lokale samenwerkingsafspraken tussen twee entiteiten, of

b)

gegevens die zijn opgenomen in kwantitatieve rapportageformats voor toezichtrapportage, die rechtstreeks tegelijkertijd door informatieplichtigen worden doorgestuurd aan een NCB en NCA.

Indien een kwantitatief rapportageformat voor toezichtrapportage gegevens bevat die nodig zijn voor de naleving van de statistische rapportagevereisten van deze verordening, hebben NCB's toegang tot het gehele template en elk daarmee samenhangende template zoals vereist voor gegevenskwaliteitsdoeleinden.

Lidstaten mogen samenwerkingsafspraken maken voor de gecentraliseerde verzameling door de betreffende NBA van gegevens die zowel zijn bestemd voor de gegevensverzamelingsvereisten op basis van het door Richtlijn 2009/138/EG ingestelde kader, alsook voor de aanvullende gegevensverzamelingsvereisten zoals vastgesteld in deze verordening, in overeenstemming met nationaal recht en de geharmoniseerde referentievoorwaarden die vastgesteld kunnen worden door de ECB.

4.   NCB's informeren de informatieplichtigen omtrent de verscheidene doeleinden waarvoor hun gegevens worden verzameld.

Artikel 5

Herwaarderingsaanpassingen en financiële transacties

Gegevens met betrekking tot herwaarderingsaanpassingen en financiële transacties, zoals nader aangeduid in bijlage I en omschreven in bijlage II, worden als volgt verkregen:

a)

informatieplichtigen rapporteren geaggregeerde gegevens met betrekking tot herwaarderingsaanpassingen en/of financiële transacties, zulks afhankelijk van de instructies van de betreffende NCB;

b)

NCB's ontlenen benaderingen van de waarde van effectentransacties aan gegevens van afzonderlijke effecten, of verzamelen rechtstreeks gegevens met betrekking tot dergelijke transacties bij informatieplichtigen op basis van gegevens van afzonderlijke effecten. NCB's kunnen een soortgelijke benadering volgen met betrekking tot activa anders dan effecten bij de paarsgewijze gegevensverzameling;

c)

benaderingen van de waarde van financiële transacties met betrekking tot verzekeringstechnische voorzieningen die worden aangehouden door verzekeringsinstellingen worden afgeleid:

i)

door informatieplichtigen in overeenstemming met de aanwijzingen van de betreffende NCB die zijn gebaseerd op gemeenschappelijke „best practice” methoden zoals deze vastgesteld kunnen worden op eurogebiedniveau, of

ii)

door de betreffende NCB op basis van door verzekeringsinstellingen verschafte gegevens.

Artikel 6

Registratieregels

1.   Tenzij anders bepaald in deze verordening, zijn de registratieregels die door verzekeringsinstellingen worden gevolgd ten behoeve van rapportage op basis van deze verordening, de regels zoals neergelegd in het betreffende nationale recht waarbij Richtlijn 2009/138/EG wordt geïmplementeerd of in enige andere nationale of internationale standaarden die op basis van door NCB's gegeven instructies gevolgd dienen te worden door verzekeringsinstellingen.

2.   In aanvulling op enige door verzekeringsinstellingen gevolgde registratieregels in overeenstemming met lid 1, worden door verzekeringsinstellingen aangehouden deposito's en leningen die aangeduid zijn als „nominale waarde” in tabel 2.1 en tabel 2.2 van bijlage I gerapporteerd als de uitstaande hoofdsom aan het einde van het kwartaal. Afschrijvingen en afwaarderingen zoals bepaald door relevante boekhoudkundige praktijken worden uitgesloten van dit bedrag.

3.   Onverminderd de heersende boekhoudkundige praktijken en verrekeningsovereenkomsten in de eurogebiedlidstaten, moeten alle financiële activa en passiva voor statistische doeleinden op brutobasis worden gerapporteerd.

Artikel 7

Afwijkingen

1.   Afwijkingen kunnen toegestaan worden aan kleine verzekeringsinstellingen als volgt:

a)

NCB's kunnen afwijkingen toestaan aan de kleinste verzekeringsinstellingen in termen van marktaandeel zoals gedefinieerd in artikel 35, lid 6, van Richtlijn 2009/138/EG, op voorwaarde dat de verzekeringsinstellingen die bijdragen aan het geaggregeerde balanstotaal per kwartaal ten minste 80 % uitmaken van het totale marktaandeel van verzekeringsinstellingen in iedere eurogebiedlidstaat;

b)

een verzekeringsinstelling aan wie een afwijking is toegestaan op basis van a) dient de rapportagevereisten van artikel 4 op jaarbasis na te leven, zodat de verzekeringsinstellingen die bijdragen aan het geaggregeerde balanstotaal per kwartaal ten minste 95 % uitmaken van het totale marktaandeel van verzekeringsinstellingen in iedere eurogebiedlidstaat;

c)

een verzekeringsinstelling die geen gegevens hoeft te rapporteren op basis van a) en b) rapporteert een gereduceerd gegevensbestand zoals vastgesteld door de betreffende NCB;

d)

NCB's controleren jaarlijks of de voorwaarden zoals vastgesteld in a) en b) worden nageleefd en zodanig op tijd dat met ingang van de start van het volgende kalenderjaar een afwijking naar behoefte kan worden toegekend of ingetrokken.

2.   NCB's kunnen afwijkingen toekennen aan verzekeringsinstellingen met betrekking tot de tegen nominale waarde aangehouden chartaal geld en deposito's.

Indien op een hoger aggregatieniveau verzamelde gegevens laten zien dat door ingezeten verzekeringsinstellingen aangehouden chartaal geld en deposito's minder bedragen dan 10 % van de gecombineerde totale nationale verzekeringsinstellingenbalans en minder dan 10 % van het totaal van de in het eurogebied door verzekeringsinstellingen aangehouden chartaal geld en deposito's in termen van standen, kan de betreffende NCB besluiten dat tegen nominale waarde aangehouden chartaal geld en deposito's niet gerapporteerd hoeven te worden. De betreffende NCB brengt de informatieplichtigen op de hoogte van een dergelijk besluit.

3.   Verzekeringsinstellingen kunnen ervoor kiezen geen gebruik te maken van een afwijking en int plaats daarvan te voldoen aan de volledige, in artikel 4 gespecificeerde statistische rapportagevereisten. Indien een verzekeringsinstelling hiervoor kiest, dient deze voor enig opvolgend gebruik van de afwijking voorafgaande toestemming van de betreffende NCB te verkrijgen.

Artikel 8

Tijdigheid

1.   Met betrekking tot het jaar 2016 sturen informatieplichtigen de vereiste kwartaalgegevens aan de betreffende NCB of de betreffende NBA, dan wel beide, in overeenstemming met de lokale samenwerkingsafspraken uiterlijk acht weken na het einde van het kwartaal waarop de gegevens betrekking hebben. Deze deadline wordt per opvolgend jaar met één week vervroegd en bedraagt vijf weken voor kwartalen eindigend in 2019.

2.   Met betrekking tot het jaar 2016 sturen informatieplichtigen de vereiste jaargegevens aan de betreffende NCB of de betreffende NBA, dan wel beide, in overeenstemming met de lokale samenwerkingsafspraken uiterlijk 20 weken na het einde van het jaar waarop de gegevens betrekking hebben. Deze deadline wordt per opvolgend jaar met één week vervroegd en bedraagt 14 weken voor 2019.

Artikel 9

Minimumnormen en nationale rapportageafspraken

1.   Informatieplichtigen leven de statistische rapportagevereisten na in overeenstemming met de minimumnormen voor verzending, accuraatheid, naleving van concepten en revisies zoals vastgelegd in bijlage III.

2.   De NCB's definiëren en implementeren de rapportageafspraken die gevolgd dienen te worden door de informatieplichtigen in overeenstemming met nationale vereisten. De NCB's verzekeren dat op basis van deze rapportageafspraken de vereiste statistische gegevens worden verschaft en een accurate controle mogelijk maken van de naleving van de minimumnormen voor verzending, accuraatheid, naleving van concepten en revisies zoals vastgelegd in bijlage III.

Artikel 10

Fusies, splitsingen en reorganisaties

Ingeval van een fusie, splitsing of reorganisatie die de naleving van hun statistische verplichtingen kan beïnvloeden, brengen de betreffende informatieplichtigen, zodra de intentie tot het implementeren van deze operatie is gepubliceerd en voor inwerkingtreding hiervan, de betreffende NCB hetzij rechtstreeks, hetzij via de betreffende NBA in overeenstemming met lokale samenwerkingsafspraken op de hoogte van de geplande procedures ter naleving van de in deze verordening bepaalde statistische rapportagevereisten.

Artikel 11

Verificatie en gedwongen verzameling

De NCB's oefenen het recht uit tot verificatie of gedwongen verzameling van de gegevens die de informatieplichtigen op basis van deze verordening dienen te verschaffen, onverminderd het recht van de ECB om dergelijke gegevens zelf te verifiëren of gedwongen te verzamelen. Meer in het bijzonder oefenen NCB's dit recht uit indien een informatieplichtige de minimumnormen voor verzending, accuraatheid, naleving van concepten en revisies zoals vastgelegd in bijlage III niet naleeft.

Artikel 12

Eerste rapportage

1.   De eerste rapportage vangt aan met kwartaalgegevens voor het eerste kwartaal van 2016 en met jaargegevens voor 2016.

2.   De in artikel 7, lid 1, onder b), genoemde verzekeringsinstellingen rapporteren jaargegevens vanaf het referentiejaar 2016. Daarnaast, teneinde statistieken samen te stellen met betrekking tot de subsector verzekeringsinstellingen vanaf aanvang 2016, dienen deze verzekeringsinstellingen een compleet gegevensbestand te rapporteren in overeenstemming met artikel 4, lid 1, onder a), met betrekking tot het eerste kwartaal van 2016.

Artikel 13

Slotbepaling

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat op basis van de Verdragen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 28 november 2014.

Voor de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 318 van 27.11.1998, blz. 8.

(2)  PB C 427 van 28.11.2014, blz. 1.

(3)  Verordening (EU) nr. 1011/2012 van de Europese Centrale Bank van 17 oktober 2012 betreffende statistieken inzake aangehouden effecten (ECB/2012/24) (PB L 305 van 1.11.2012, blz. 6).

(4)  Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 1073/2013 van de Europese Centrale Bank van 18 oktober 2013 houdende statistieken betreffende de activa en passiva van beleggingsfondsen (ECB/2013/38) (PB L 297 van 7.11.2013, blz. 73).

(7)  Verordening (EU) nr. 1075/2013 van de Europese Centrale Bank van vrijdag 18 oktober 2013 houdende statistieken betreffende de activa en passiva vanwege lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten (ECB/2013/40) (PB L 297 van 7.11.2013, blz. 107).

(8)  Verordening (EU) nr. 1071/2013 van de Europese Centrale Bank van 24 september 2013 met betrekking tot de balans van de sector monetaire financiële instellingen (ECB/2013/33) (PB L 297 van 7.11.2013, blz. 1).


BIJLAGE I

STATISTISCHE RAPPORTAGEVEREISTEN

DEEL 1

Algemene statistische rapportagevereisten

1.

De werkelijke populatie van informatieplichtigen dient op kwartaalbasis de volgende statistische gegevens te verschaffen:

a)

gegevens van afzonderlijke effecten voor effecten met ISIN-codes;

b)

gegevens van effecten zonder ISIN-codes, ofwel op basis van gegevens van afzonderlijke effecten, ofwel op geaggregeerde basis, uitgesplitst naar de categorieën instrumenten/looptijd en tegenpartijen;

c)

gegevens van activa en passiva anders dan effecten, ofwel op paarsgewijze basis of geaggregeerde basis, uitgesplitst naar de categorieën instrumenten/looptijd en tegenpartijen;

2.

Geaggregeerde gegevens dienen verschaft te worden op basis van standen en, in overeenstemming met de instructies van de betreffende NCB, op basis van ofwel: a) herwaarderingen als gevolg van prijs- en wisselkoerswijzigingen of b) financiële transacties.

3.

Verzekeringsinstellingen met rechtspersoonlijkheid krachtens het recht van, en die zijn ingezeten in, het gebied van een eurogebiedlidstaat verschaffen tevens op jaarbasis gegevens inzake premies, schaden en provisies, en identificeren transacties die zijn uitgeoefend in het binnenland en via bijkantoren in het buitenland, uitgesplitst per individueel land in het geval van landen van de Europese Economische Ruimte (EER).

4.

De aan de betreffende NCB te verschaffen gegevens op basis van afzonderlijke effecten worden gespecificeerd in tabel 2.1 voor wat betreft effecten met ISIN-codes en in tabel 2.2 voor effecten zonder ISIN-codes. De geaggregeerde statistische rapportagevereisten voor standen per kwartaal worden gespecificeerd in tabel 1a en 1b en die voor herwaarderingen als gevolg van prijs- en wisselkoerswijzigingen of financiële transacties in tabel 3a en 3b. De jaarlijkse rapportagevereisten voor premies, vorderingen en provisies worden gespecificeerd in tabel 4.

DEEL 2

Verzekeringstechnische voorzieningen

1.

Met betrekking tot verzekeringstechnische voorzieningen leiden informatieplichtigen met betrekking tot de hieronder vermelde kwartaalrapportagevereisten, benaderingen af, indien de gegevens niet direct vastgesteld kunnen worden, in overeenstemming met de aanwijzingen van de NCB die zijn gebaseerd op de gemeenschappelijke „best practice” methoden zoals vastgesteld op eurogebiedniveau:

a)

met betrekking tot activa: gegevens inzake het ingezetenschap van de entiteit die herverzekering verschaft aan de informatieplichtige die wordt aangehouden als technische voorzieningen schadeverzekering (herverzekeringsaanspraken);

b)

met betrekking tot passiva, gegevens inzake:

i)

het ingezetenschap van de houders van verzekeringstechnische voorzieningen (afzonderlijk voor levensverzekeringen en schadeverzekeringen) die zijn verschaft door verzekeringsinstellingen die ingezeten zijn in lidstaten die de euro als munt hebben (hierna: de „eurogebiedlidstaten”);

ii)

pensioenrechten die betrekking hebben op bedrijfspensioenregelingen (uitgesplitst naar toegezegde premies, toegezegde uitkeringen en hybride regelingen);

iii)

financiële transacties en/of herwaarderingsaanpassingen voor alle vereiste uitsplitsingen, zoals weergegeven in tabel 3a en 3b.

2.

NCB's kunnen ervoor kiezen de vereiste gegevens af te leiden uit gegevens die naar hun mening verkregen moeten worden van de informatieplichtigen voor de doeleinden van dit Deel.

DEEL 3

Rapportagetabellen

Tabel 1a

Driemaandelijkse standen

 

Totaal

Eurogebied

Rest van de wereld

Binnenland

Eurogebied, met uitzondering van binnenland

Eurogebied, met uitzondering van binnenland

(verslaggeving per land)

Totaal

Niet-deelnemende lidstaten

(verslaggeving per land)

Belangrijkste tegenpartijen buiten de Europese Unie

(verslaggeving per land voor Brazilië, Canada, China, Hongkong, India, Japan, Rusland, Zwitserland, VS)

ACTIVA (F)

1.

Chartaal geld en deposito's (ESR 2010: F.21 + F.22 + F.29) — reële waarde

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

TOTAAL

 

 

tot en met 1 jaar (resterend tot vervaldatum)

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

langer dan 1 jaar (resterend tot vervaldatum)

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

1x.

Chartaal geld en deposito's w/v girale deposito's (F.22)

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

1.

Chartaal geld en deposito's (ESR 2010: F.21 + F.22 + F.29) — nominale waarde

TOTAAL

 

TOTAAL

 

 

 

 

2.

Schuldbewijzen (ESR 2010: F.3)

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

uitgegeven door MFI's

 

TOTAAL

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

TOTAAL

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

TOTAAL

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

TOTAAL

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

TOTAAL

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

TOTAAL

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door HH's en IZWBH's

 

TOTAAL

TOTAAL

 

 

 

 

tot en met 1 jaar (oorspronkelijke looptijd)

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door MFI's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door HH's en IZWBH's

 

 

 

 

 

 

 

1-2 jaar (oorspronkelijke looptijd)

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door MFI's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door HH's en IZWBH's

 

 

 

 

 

 

 

langer dan 2 jaar (oorspronkelijke looptijd)

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door MFI's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door HH's en IZWBH's

 

 

 

 

 

 

 

tot en met 1 jaar (resterend tot vervaldatum)

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door MFI's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door HH's en IZWBH's

 

 

 

 

 

 

 

1-2 jaar (resterend tot vervaldatum)

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door MFI's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door HH's en IZWBH's

 

 

 

 

 

 

 

2-5 jaar (resterend tot vervaldatum)

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door MFI's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door HH's en IZWBH's

 

 

 

 

 

 

 

Langer dan 5 jaar (resterend tot vervaldatum)

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door MFI's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door HH's en IZWBH's

 

 

 

 

 

 

 

3.

Leningen (ESR 2010: F.4) — reële waarde

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

TOTAAL

 

 

oorspronkelijke looptijd tot en met 1 jaar — reële waarde

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

 

 

 

aan MFI's

 

 

 

 

 

 

 

aan O

 

 

 

 

 

 

 

aan beleggingsfondsen

 

 

 

 

 

 

 

aan OFI's

 

 

 

 

 

 

 

aan verzekeringsinstellingen

 

 

 

 

 

 

 

aan pensioenfondsen

 

 

 

 

 

 

 

aan NFV's

 

 

 

 

 

 

 

aan HH's en IZWBH's

 

 

 

 

 

 

 

oorspronkelijke looptijd 1-5 jaar — reële waarde

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

 

 

 

aan MFI's

 

 

 

 

 

 

 

aan O

 

 

 

 

 

 

 

aan beleggingsfondsen

 

 

 

 

 

 

 

aan OFI's

 

 

 

 

 

 

 

aan verzekeringsinstellingen

 

 

 

 

 

 

 

aan pensioenfondsen

 

 

 

 

 

 

 

aan NFV's

 

 

 

 

 

 

 

aan HH's en IZWBH's

 

 

 

 

 

 

 

oorspronkelijke looptijd langer dan 5 jaar — reële waarde

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

 

 

 

aan MFI's

 

 

 

 

 

 

 

aan O

 

 

 

 

 

 

 

aan beleggingsfondsen

 

 

 

 

 

 

 

aan OFI's

 

 

 

 

 

 

 

aan verzekeringsinstellingen

 

 

 

 

 

 

 

aan pensioenfondsen

 

 

 

 

 

 

 

aan NFV's

 

 

 

 

 

 

 

aan HH's en IZWBH's

 

 

 

 

 

 

 

tot en met 1 jaar resterend tot vervaldatum — reële waarde

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

1-2 jaar resterend tot vervaldatum — reële waarde

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

2-5 jaar resterend tot vervaldatum — reële waarde

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

langer dan 5 jaar resterend tot vervaldatum — reële waarde

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

3x.

Leningen w/v depositogaranties in verband met herverzekeringsbedrijf — reële waarde

TOTAAL

 

TOTAAL

 

 

 

 

3.

Leningen (ESR 2010: F.4) — nominale waarde

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

TOTAAL

 

 

oorspronkelijke looptijd tot en met 1 jaar — nominale waarde

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

oorspronkelijke looptijd 1-5 jaar — nominale waarde

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

oorspronkelijke looptijd langer dan 5 jaar — nominale waarde

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

4.

Deelnemingen (ESR 2010: F.51)

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

4a

Deelnemingen w/v beursgenoteerde aandelen

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

TOTAAL

 

uitgegeven door MFI's

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

4b.

Deelnemingen w/v niet-beursgenoteerde aandelen

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

TOTAAL

 

uitgegeven door MFI's

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

4c.

Deelnemingen w/v overige deelnemingen

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

TOTAAL

 

uitgegeven door MFI's

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

 

TOTAAL

 

 

 

 

5.

Aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (ESR 2010: F.52)

TOTAAL

TOTAAL

TOTAAL

 

TOTAAL

 

 

5a

Aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

5b.

Aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

6.

Financiële derivaten (ESR 2010: F.7)

 

 

 

 

 

 

 

7.

Technische voorzieningen schadeverzekering (ESR 2010: F.61)  (1)

TOTAAL

 

TOTAAL

 

 

 

 

8.

Niet-financiële activa

 

 

 

 

 

 

 

9.

Overige activa

 

 

 

 

 

 

 

10.

Totaal activa

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

TOTAAL
Cellen die afgeleid kunnen worden uit meer gedetailleerde uitsplitsingen

Afkortingen in deze tabel: w/v = waarvan, MFI = monetaire financiële instelling, O = overheid, OFI = overige financiële intermediair, PF = pensioenfonds, NFV's = niet-financiële vennootschap, HH = huishouden, IZWBH = instelling zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens,


Tabel 1b

Driemaandelijkse standen  (2)

 

Totaal

Eurogebied

Rest van de wereld

Binnenland

Eurogebied, met uitzondering van binnenland

Eurogebied, met uitzondering van binnenland

(verslaggeving per land)

Totaal

Niet-deelnemende lidstaten

(verslaggeving per land)

Belangrijkste tegenpartijen buiten de Europese Unie

(verslaggeving per land voor Brazilië, Canada, China, Hongkong, India, Japan, Rusland, Zwitserland, VS)

PASSIVA (F)

1.

Uitgegeven schuldbewijzen (ESR 2010: F.3)

 

 

 

 

 

 

 

2.

Leningen (ESR 2010: F.4)

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door monetaire financiële instellingen (MFI's) (3)

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door niet-MFI's (3)

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

2 x.

Leningen w/v depositogaranties in verband met herverzekeringsbedrijf

 

 

 

 

 

 

 

3.

Deelnemingen (ESR 2010: F.51)

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

3a

Deelnemingen w/v beursgenoteerde aandelen

 

 

 

 

 

 

 

3b.

Deelnemingen w/v niet-beursgenoteerde aandelen

 

 

 

 

 

 

 

3c.

Deelnemingen w/v overige deelnemingen

 

 

 

 

 

 

 

4.

Technische voorzieningen verzekering (ESR 2010: F.6)  (4)

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

4.1

Technische voorzieningen levensverzekering

TOTAAL

 

TOTAAL

 

 

 

 

w/v eenheid-gerelateerd

 

 

 

 

 

 

 

w/v niet-eenheid-gerelateerd

 

 

 

 

 

 

 

w/v pensioenrechten

TOTAAL

 

 

 

 

 

 

w/v toegezegdepremieregelingen

 

 

 

 

 

 

 

w/v toegezegde-uitkeringsregelingen

 

 

 

 

 

 

 

w/v hybride regelingen

 

 

 

 

 

 

 

4.2

Technische voorzieningen schadeverzekering

TOTAAL

 

TOTAAL

 

 

 

 

per zakelijke sector

 

 

 

 

 

 

 

Ziektekostenverzekering

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

Jaarlijks

Inkomensverzekering

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

Jaarlijks

Collectieve ongevallenverzekering

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

Jaarlijks

Verzekeringen voor wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

Jaarlijks

Overige motorrijtuigenverzekeringen

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

Jaarlijks

Zee-, luchtvaart- en transportverzekering

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

Jaarlijks

Verzekeringen tegen brand en andere schade aan goederen

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

Jaarlijks

Algemene aansprakelijkheidsverzekering

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

Jaarlijks

Krediet- en borgtochtverzekering

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

Jaarlijks

Rechtsbijstandverzekering

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

Jaarlijks

Hulpverlening

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

Jaarlijks

Diverse geldelijke verliezen

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

Jaarlijks

Herverzekering

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

 

Jaarlijks

Jaarlijks

5

Financiële derivaten (ESR 2010: F.7)

 

 

 

 

 

 

 

6

Overige passiva (ESA 2010: F.8)

 

 

 

 

 

 

 

Afkorting gebruikt in deze tabel: w/v = waarvan.

Tabel 2

Vereiste gegevens van afzonderlijke effecten

Gegevens voor de velden in tabel 2.1 en tabel 2.2 dienen gerapporteerd worden voor ieder effect dat is geclassificeerd onder de categorie instrumenten „schuldbewijzen”, „deelnemingen” en „aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen” (zoals gedefinieerd in tabel A van deel 1 van bijlage II). Tabel 2.1 verwijst naar effecten die een ISIN-code toegewezen hebben gekregen, terwijl tabel 2.2 verwijst naar effecten zonder een ISIN-code.

Tabel 2.1

Aangehouden effecten met een ISIN-code

Voor ieder effect moeten gegevens voor ieder veld gerapporteerd worden in overeenstemming met de volgende regels:

1.

Gegevens voor veld 1 dienen gerapporteerd te worden.

2.

Indien de betreffende NCB niet rechtstreeks gegevens inzake financiële transacties van afzonderlijke effecten verzamelt, moeten gegevens gerapporteerd worden voor twee van de drie velden 2, 3 en 4) (d.w.z. velden 2 en 3; velden 2 en 4, of velden 3 en 4). Indien gegevens worden verzameld voor veld 3, moeten ook gegevens verzameld worden voor veld 3b.

3.

Indien de betreffende NCB rechtstreeks gegevens inzake financiële transacties van afzonderlijke effecten verzamelt, moeten ook gegevens voor de volgende velden worden gerapporteerd:

a)

veld 5, of velden 6 en 7, en

b)

veld 4, of velden 2 en 3.

4.

De betreffende NCB mag ook van informatieplichtigen eisen dat zij gegevens rapporteren voor velden 8, 9, 10 en 11.

Veld

Titel

1

ISIN-code

2

Aantal eenheden of geaggregeerd nominaal bedrag

3

Prijs

3b

Noteringsgrondslag

4

Totaalbedrag tegen marktwaarde

5

Financiële transacties

6

Aangekochte effecten

7

Verkochte effecten

8

Valuta waarin het effect is geregistreerd

9

Overige volumemutaties tegen nominale waarde

10

Overige volumemutaties tegen marktwaarde

11

Portefeuillebelegging of directe investering

Tabel 2.2

Aangehouden effecten zonder een ISIN-code

Gegevens voor ieder veld dienen gerapporteerd te worden ofwel: a) voor ieder effect, of b) middels het aggregeren van een bepaald aantal effecten als één post.

In geval van a) zijn de volgende regels van toepassing:

1.

Gegevens voor de velden 1, 12, 13, 14 en 15 moeten gerapporteerd worden.

2.

Indien de betreffende NCB niet rechtstreeks gegevens inzake financiële transacties van afzonderlijke effecten verzamelt, moeten gegevens gerapporteerd worden voor twee van de drie velden 2, 3 en 4) (d.w.z. velden 2 en 3; velden 2 en 4, of velden 3 en 4). Indien gegevens worden verzameld voor veld 3, moeten ook gegevens verzameld worden voor veld 3b.

3.

Indien de betreffende NCB rechtstreeks gegevens inzake financiële transacties van afzonderlijke effecten verzamelt, moeten ook gegevens voor de volgende velden worden gerapporteerd:

a)

veld 5, of velden 6 en 7, en

b)

veld 4, of velden 2 en 3.

4.

De betreffende NCB mag ook van informatieplichtigen eisen dat zij gegevens rapporteren voor velden 3b, 8, 9, 10 en 11.

In geval van b) zijn de volgende regels van toepassing:

1.

Gegevens voor de velden 4, 12, 13, 14 en 15 moeten gerapporteerd worden.

2.

Gegevens voor ofwel veld 5, of zowel veld 10 en 16 moeten gerapporteerd worden.

3.

De betreffende NCB mag ook van informatieplichtigen eisen dat zij gegevens rapporteren voor velden 8, 9 en 11.

Veld

Titel

1

Identificatiecodes van effecten

2

Aantal eenheden of geaggregeerd nominale waarde

3

Prijs

3b

Noteringsgrondslag

4

Totaalbedrag tegen marktwaarde

5

Financiële transacties

6

Aangekochte effecten

7

Verkochte effecten

8

Valuta waarin het effect is geregistreerd

9

Overige volumemutaties tegen nominale waarde

10

Overige volumemutaties tegen marktwaarde

11

Portefeuillebelegging of directe investering

12

Instrument (met financiële transactieclassificatie)

schuldbewijzen (F.3)

deelnemingen (F.51)

waarvan beursgenoteerde aandelen (F.511)

waarvan niet-beursgenoteerde aandelen (F.512)

waarvan overige deelnemingen (F.519)

aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (F.52)

13

Uitgiftedatum en vervaldatum voor schuldbewijzen. Als alternatief, uitsplitsing naar looptijdcategorieën als volgt: oorspronkelijke looptijd tot en met een jaar, een tot twee jaar, langer dan twee jaar en de resterende looptijd tot en met een jaar, een tot twee jaar, twee tot vijf jaar, langer dan vijf jaar.

14

Sector of subsector van de emittent:

centrale bank (S.121)

deposito-instellingen m.u.v. de centrale bank (S.122)

geldmarktfondsen (S.123)

Beleggingsfondsen m.u.v. GMF's (S.124)

Overige financiële intermediairs m.u.v. monetaire financiële instellingen verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (m.u.v. beleggingsfondsen, lege financiële instellingen) + financiële hulpbedrijven + financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen (S.125 m.u.v. L.F.I's + S.126 + S.127)

lege financiële instellingen die securitisatietransacties verrichten(subonderdeel van S.125)

verzekeringsinstellingen (S.128)

pensioenfondsen (S.129)

niet-financiële vennootschappen (s.11)

overheid (S.13)

huishoudens + instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens (S.14 + S.15) (5)

15

Land van emittent

16

Herwaarderingsaanpassingen

Tabel 3a

Driemaandelijkse herwaarderingsaanpassingen of financiële transacties

 

Totaal

Eurogebied

Rest van de wereld

Binnenland

Eurogebied, met uitzondering van binnenland

Eurogebied, met uitzondering van binnenland

(verslaggeving per land)

Totaal

Niet-deelnemende lidstaten

(verslaggeving per land)

Belangrijkste tegenpartijen buiten de Europese Unie

(verslaggeving per land voor Brazilië, Canada, China, Hongkong, India, Japan, Rusland, Zwitserland, VS)

ACTIVA (F)

1.

Chartaal geld en deposito's (ESR 2010: F.21 + F.22 + F.29) — reële waarde

 

 

 

 

 

 

 

tot en met 1 jaar (resterend tot vervaldatum)

 

 

 

 

 

 

 

meer dan 1 jaar (resterend tot vervaldatum)

 

 

 

 

 

 

 

1x.

Chartaal geld en deposito's w/v girale deposito's (F.22)

 

 

 

 

 

 

 

1.

Chartaal geld en deposito's (ESR 2010: F.21 + F.22 + F.29) — nominale waarde

 

 

 

 

 

 

 

2.

Schuldbewijzen (ESR 2010: F.3)

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door MFI's

 

 

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door O

 

 

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door OFI's

 

 

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

 

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

 

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door NFV's

 

 

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door HH's en IZWBH's

 

 

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

tot en met 1 jaar (oorspronkelijke looptijd)

 

 

 

 

MINIMUM

 

 

uitgegeven door MFI's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door HH's en IZWBH's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

1-2 jaar (oorspronkelijke looptijd)

 

 

 

 

MINIMUM

 

 

uitgegeven door MFI's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door HH's en IZWBH's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

langer dan 2 jaar (oorspronkelijke looptijd)

 

 

 

 

MINIMUM

 

 

uitgegeven door MFI's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door HH's en IZWBH's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

tot en met 1 jaar (resterend tot vervaldatum)

 

 

 

 

MINIMUM

 

 

uitgegeven door MFI's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door HH's en IZWBH's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

1-2 jaar (resterend tot vervaldatum)

 

 

 

 

MINIMUM

 

 

uitgegeven door MFI's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door HH's en IZWBH's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

2-5 jaar (resterend tot vervaldatum)

 

 

 

 

MINIMUM

 

 

uitgegeven door MFI's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door HH's en IZWBH's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

Langer dan 5 jaar (resterend tot vervaldatum)

 

 

 

 

MINIMUM

 

 

uitgegeven door MFI's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door O

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door OFI's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door NFV's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

uitgegeven door HH's en IZWBH's

 

MINIMUM

MINIMUM

 

 

 

 

3.

Leningen (ESR 2010: F.4) — reële waarde

 

 

 

 

 

 

 

oorspronkelijke looptijd tot en met 1 jaar — reële waarde

 

MINIMUM

MINIMUM

 

MINIMUM

 

 

aan MFI's

 

 

 

 

 

 

 

aan O

 

 

 

 

 

 

 

aan beleggingsfondsen

 

 

 

 

 

 

 

aan OFI's

 

 

 

 

 

 

 

aan verzekeringsinstellingen

 

 

 

 

 

 

 

aan pensioenfondsen

 

 

 

 

 

 

 

aan NFV's

 

 

 

 

 

 

 

aan HH's en IZWBH's

 

 

 

 

 

 

 

oorspronkelijke looptijd 1-5 jaar — reële waarde

 

MINIMUM

MINIMUM

 

MINIMUM

 

 

aan MFI's

 

 

 

 

 

 

 

aan O

 

 

 

 

 

 

 

aan beleggingsfondsen

 

 

 

 

 

 

 

aan OFI's

 

 

 

 

 

 

 

aan verzekeringsinstellingen

 

 

 

 

 

 

 

aan pensioenfondsen

 

 

 

 

 

 

 

aan NFV's

 

 

 

 

 

 

 

aan HH's en IZWBH's

 

 

 

 

 

 

 

oorspronkelijke looptijd langer dan 5 jaar — reële waarde

 

MINIMUM

MINIMUM

 

MINIMUM

 

 

aan MFI's

 

 

 

 

 

 

 

aan O

 

 

 

 

 

 

 

aan beleggingsfondsen

 

 

 

 

 

 

 

aan OFI's

 

 

 

 

 

 

 

aan verzekeringsinstellingen

 

 

 

 

 

 

 

aan pensioenfondsen

 

 

 

 

 

 

 

aan NFV's

 

 

 

 

 

 

 

aan HH's en IZWBH's

 

 

 

 

 

 

 

tot en met 1 jaar resterend tot vervaldatum — reële waarde

 

MINIMUM

MINIMUM

 

MINIMUM

 

 

1-2 jaar resterend tot vervaldatum — reële waarde

 

MINIMUM

MINIMUM

 

MINIMUM

 

 

2-5 jaar resterend tot vervaldatum — reële waarde

 

MINIMUM

MINIMUM

 

MINIMUM

 

 

langer dan 5 jaar resterend tot vervaldatum — reële waarde

 

MINIMUM

MINIMUM

 

MINIMUM

 

 

3x.

Leningen w/v depositogaranties in verband met herverzekeringsbedrijf — reële waarde

 

MINIMUM

MINIMUM

 

MINIMUM

 

 

3.

Leningen (ESR 2010: F.4) — nominale waarde

 

 

 

 

 

 

 

oorspronkelijke looptijd tot en met 1 jaar — nominale waarde

 

MINIMUM

MINIMUM

 

MINIMUM

 

 

oorspronkelijke looptijd 1-5 jaar — nominale waarde

 

MINIMUM

MINIMUM

 

MINIMUM

 

 

oorspronkelijke looptijd langer dan 5 jaar — nominale waarde

 

MINIMUM

MINIMUM

 

MINIMUM

 

 

4.

Deelnemingen (ESR 2010: F.51)

 

 

 

 

 

 

 

4a

Deelnemingen w/v beursgenoteerde aandelen

 

 

 

 

MINIMUM

 

MINIMUM

uitgegeven door MFI's

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door O

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door OFI's

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door NFV's

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

4b.

Deelnemingen w/v niet-beursgenoteerde aandelen

 

 

 

 

MINIMUM

 

MINIMUM

uitgegeven door MFI's

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door O

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door OFI's

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door NFV's

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

4c.

Deelnemingen w/v overige deelnemingen

 

 

 

 

MINIMUM

 

MINIMUM

uitgegeven door MFI's

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door O

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door OFI's

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door verzekeringsinstellingen

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door pensioenfondsen

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

uitgegeven door NFV's

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

MINIMUM

 

5.

Aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen (ESR 2010: F.52)

 

 

 

 

 

 

 

5a

Aandelen/rechten van deelneming in geldmarktfondsen

 

 

 

 

 

 

 

5b.

Aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen m.u.v. geldmarktfondsen

 

MINIMUM

MINIMUM

 

MINIMUM

 

 

6.

Financiële derivaten (ESR 2010: F.7)

 

 

 

 

 

 

 

7.

Technische voorzieningen schadeverzekering (ESR 2010: F.61)  (6)

 

MINIMUM

MINIMUM

 

MINIMUM

 

 

8.

Niet-financiële activa (ESR 2010: AN)

MINIMUM

 

 

 

 

 

 

9.

Overige activa

 

 

 

 

 

 

 

10.

Totaal activa

 

 

 

 

 

 

 

Afkortingen in deze tabel: w/v = waarvan, MFI = monetaire financiële instelling, O = overheid, OFI = overige financiële intermediair, PF = pensioenfonds, NFV's = niet-financiële vennootschap, HH = huishouden, IZWBH = instelling zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens

Rapportage verzekeringsinstellingen: velden worden gemarkeerd met „MINIMUM” indien gegevens met betrekking tot instrumentcategorieën niet paarsgewijs worden verzameld. NCB's mogen dit uitbreiden naar gegevensvelden die niet het woord „MINIMUM” bevatten.


Tabel 3b

Driemaandelijkse herwaarderingsaanpassingen of financiële transacties

 

Totaal

Eurogebied

Rest van de wereld

Binnenland

Eurogebied, met uitzondering van binnenland

Eurogebied, met uitzondering van binnenland

(verslaggeving per land)

Totaal

Niet-deelnemende lidstaten

(verslaggeving per land)

Belangrijkste tegenpartijen buiten de Europese Unie (commentaar voor voorafgaande tabellen is van toepassing)

(verslaggeving per land voor Brazilië, Canada, China, Hongkong, India, Japan, Rusland, Zwitserland, VS)

PASSIVA (F)

1.

Uitgegeven schuldbewijzen (ESR 2010: F.3)

MINIMUM

 

 

 

 

 

 

2.

Leningen (ESR 2010: F.4)

MINIMUM

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door monetaire financiële instellingen (MFI's) (7)

 

 

 

 

 

 

 

uitgegeven door niet-MFI's (7)

 

 

 

 

 

 

 

2 x.

Leningen w/v depositogaranties in verband met herverzekeringsbedrijf

MINIMUM

 

 

 

 

 

 

3.

Deelnemingen (ESR 2010: F.51)

 

 

 

 

 

 

 

3a

Deelnemingen w/v beursgenoteerde aandelen

 

 

 

 

 

 

 

3b.

Deelnemingen w/v niet-beursgenoteerde aandelen

 

 

 

 

 

 

 

3c.

Deelnemingen w/v overige deelnemingen

 

 

 

 

 

 

 

4.

Technische voorzieningen verzekering (ESR 2010: F.6)  (8)

 

 

 

 

 

 

 

4.1

Technische voorzieningen levensverzekering

 

 

 

 

 

 

 

w/v eenheid-gerelateerd

MINIMUM

 

 

 

 

 

 

w/v niet-eenheid-gerelateerd

 

 

 

 

 

 

 

w/v pensioenrechten

MINIMUM

 

 

 

 

 

 

w/v toegezegde-premieregelingen

 

 

 

 

 

 

 

w/v toegezegde-uitkeringsregelingen

 

 

 

 

 

 

 

w/v hybride regelingen

 

 

 

 

 

 

 

4.2

Technische voorzieningen schadeverzekering

 

 

 

 

 

 

 

per zakelijke sector

 

 

 

 

 

 

 

Ziektekostenverzekering

 

 

 

 

 

 

 

Inkomensverzekering

 

 

 

 

 

 

 

Collectieve ongevallenverzekering

 

 

 

 

 

 

 

Verzekeringen voor wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen

 

 

 

 

 

 

 

Overige motorrijtuigenverzekeringen

 

 

 

 

 

 

 

Zee-, luchtvaart- en transportverzekering

 

 

 

 

 

 

 

Verzekeringen tegen brand en andere schade aan goederen

 

 

 

 

 

 

 

Algemene aansprakelijkheidsverzekering

 

 

 

 

 

 

 

Krediet- en borgtochtverzekering

 

 

 

 

 

 

 

Rechtsbijstandverzekering

 

 

 

 

 

 

 

Hulpverlening

 

 

 

 

 

 

 

Diverse geldelijke verliezen

 

 

 

 

 

 

 

Herverzekering

 

 

 

 

 

 

 

5

Financiële derivaten (ESR 2010: F.7)

MINIMUM

 

 

 

 

 

 

6

Overige passiva

 

 

 

 

 

 

 

Rapportage verzekeringsinstellingen: velden worden gemarkeerd met „MINIMUM” indien gegevens met betrekking tot instrumentcategorieën niet paarsgewijs worden verzameld. NCB's mogen dit uitbreiden naar gegevensvelden die niet het woord „MINIMUM” bevatten.


Tabel 4

Jaarlijkse premies, schaden en provisies

 

Totaal (9)

 

 

 

Waarvan: binnenland

Waarvan: bijkantoren binnen de EER (verslaggeving per land)

Waarvan: bijkantoren buiten de EER (totaal)

1.

Premies

 

 

 

 

2.

Schaden

 

 

 

 

3.

Provisies

 

 

 

 


(1)  Indien de informatieplichtige niet in staat is direct vast te stellen wat de vestigingsplaats van de tegenpartij is, kan de informatieplichtige benaderingen afleiden of, bij wijze van alternatief, andere door de betreffende NCB gevraagde gegevens rapporteren zodat de betreffende NCB benaderingen kan afleiden (zoals voorzien in Deel 2 van bijlage I bij deze Verordening).

(2)  Tenzij jaarlijkse frequentie is geïndiceerd.

(3)  Ingeval van niet-eurogebiedlidstaten, verwijzen „MFI's” en „niet-MFI's” naar „banken” en „niet-banken”.

(4)  Indien de informatieplichtige niet in staat is direct vast te stellen wat de vestigingsplaats van de tegenpartij is, kan de informatieplichtige benaderingen afleiden of, bij wijze van alternatief, andere door de betreffende NCB gevraagde gegevens rapporteren zodat de betreffende NCB benaderingen kan afleiden (zoals voorzien in deel 2 van bijlage I bij deze verordening).

(5)  De betreffende NCB kan van de informatieplichtigen verlangen dat zij de subsectoren „huishoudens” (S.14) en „instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens” (S.15) apart aangeven.

(6)  Indien de informatieplichtige niet in staat is direct vast te stellen wat de vestigingsplaats van de tegenpartij is, kan de informatieplichtige benaderingen afleiden of, bij wijze van alternatief, andere door de betreffende NCB gevraagde gegevens rapporteren zodat de betreffende NCB benaderingen kan afleiden (zoals voorzien in deel 2 van bijlage I bij deze verordening).

(7)  Ingeval van niet-eurogebiedlidstaten, verwijzen „MFI's” en „niet-MFI's” naar „banken” en „niet-banken”.

(8)  Indien de informatieplichtige niet in staat is direct vast te stellen wat de vestigingsplaats van de tegenpartij is, kan de informatieplichtige benaderingen afleiden of, bij wijze van alternatief, andere door de betreffende NCB gevraagde gegevens rapporteren zodat de betreffende NCB benaderingen kan afleiden (zoals voorzien in deel 2 van bijlage I bij deze verordening).

(9)  Het totaal omvat transacties uitgevoerd op basis van uitoefening van het recht diensten te verlenen krachtens artikel 56 van het Verdrag.


BIJLAGE II

BESCHRIJVINGEN

DEEL 1

Beschrijvingen van instrumentcategorieën

1.

Tabel A geeft een gedetailleerde standaardbeschrijving van de instrumentcategorieën die nationale centrale banken (NCB's) moeten omzetten in hun nationale categorieën in overeenstemming met deze verordening. De lijst van individuele financiële instrumenten in de tabel en de daarmee corresponderende omschrijvingen worden geen van allen geacht uitputtend te zijn. De omschrijvingen verwijzen naar het Europees systeem van rekeningen dat is ingesteld door Verordening (EU) nr. 549/2013 (hierna het „ESR 2010”).

2.

Voor sommige van de instrumentcategorieën zijn uitsplitsingen naar looptijd vereist. Deze verwijzen naar:

a)

oorspronkelijke looptijd, d.w.z. looptijd bij emissie; dit is de vaste levensduur van een financieel instrument, dat voor verstrijken hiervan niet kan worden afgelost, zoals bijvoorbeeld schuldbewijzen, of slechts afgelost kan worden tegen betaling van een boete, zoals bij sommige types deposito's, of

b)

resterende looptijd, d.w.z. de resterende levensduur van een financieel instrument aan het einde van de rapportageperiode, dat voor verstrijken hiervan niet kan worden afgelost, zoals bijvoorbeeld schuldbewijzen, of slechts afgelost kan worden tegen betaling van een boete, zoals bij sommige types deposito's.

3.

Financiële aanspraken kunnen worden onderscheiden op grond van het feit of ze al dan niet verhandelbaar zijn. Een aanspraak is verhandelbaar als de eigendom ervan gemakkelijk kan worden overgedragen van de ene partij naar de andere door levering of endossement, of, in geval van financiële derivaten, kan worden gecompenseerd. Hoewel elk financieel instrument kan worden verhandeld, zijn verhandelbare instrumenten bedoeld om op een georganiseerde beurs of onderhands ('over-the-counter') te worden verhandeld, al is daadwerkelijke handel geen noodzakelijke voorwaarde voor verhandelbaarheid.

TABEL A

Beschrijving van instrumentcategorieën in de activa en passiva van verzekeringsinstellingen

ACTIVA

Instrumentcategorie

Beschrijving van hoofdkenmerken

1.

Chartaal geld en deposito's

Aangehouden eurobankbiljetten, bankbiljetten in vreemde valuta en munten in omloop die gewoonlijk worden gebruikt om betalingen te verrichten, alsmede door verzekeringsinstellingen bij monetaire financiële instellingen (MFI's) geplaatste deposito's. Deze kunnen tevens inhouden onmiddellijk opvraagbare deposito's, deposito's met een overeengekomen looptijd en deposito's met een opzegtermijn, alsmede vorderingen in het kader van omgekeerde retrocessie-overeenkomsten of effectenleningen tegen liquide onderpand.

1.1.

Girale deposito's

Girale deposito's zijn deposito's die op verzoek onmiddellijk overdraagbaar zijn teneinde betalingen te doen aan andere economische agenten middels gebruikelijke betaalmiddelen zoals overmakingen en automatische afschrijvingen, en eventueel ook per kredietkaart of debetkaart, transacties in elektronisch geld, cheques en dergelijke, zonder aanzienlijke vertraging, beperking of boete. Deposito's die alleen gebruikt kunnen worden voor geldopnames en/of deposito's waaraan slechts middelen kunnen worden onttrokken of overgeboekt via een andere rekening van dezelfde eigenaar worden niet inbegrepen onder girale deposito's.

2.

Schuldbewijzen

Aangehouden schuldbewijzen, die verhandelbare financiële instrumenten zijn die als bewijs van schuld dienen en die gewoonlijk verhandelbaar zijn op secundaire markten. Ze kunnen ook op de markt worden gecompenseerd, en geven de houder daarvan geen eigendomsrechten ten opzichte van de uitgevende instantie.

Deze instrumentcategorie houdt in:

aangehouden effecten die de houder het onvoorwaardelijke recht geven op een vast of contractueel bepaald inkomen in de vorm van couponbetalingen en/of een vast bedrag op een bepaalde datum (of data), dan wel vanaf een bij de emissie vastgestelde datum.

leningen die verhandelbaar zijn geworden op een georganiseerde markt, d.w.z. verhandelbare leningen, mits er bewijs is van handel op de secundaire markt, inclusief het bestaan van marktmakers en van een regelmatige notering van het financiële actief, zoals aangetoond door spreads tussen bied- en laatkoers. Indien niet wordt voldaan aan deze criteria, dienen de leningen geclassificeerd te worden onder instrument categorie 3, „Leningen” (zie ook „verhandelbare leningen” in dezelfde categorie);

achtergestelde schuld in de vorm van schuldbewijzen (zie ook „achtergestelde schuld in de vorm van leningen” in instrumentcategorie 3 „Leningen”).

Effecten die zijn uitgeleend in het kader van effectenleningstransacties of zijn verkocht in het kader van een retrocessie-overeenkomst blijven op de balans van de oorspronkelijke eigenaar staan (en worden niet opgenomen op de balans van de tijdelijke verwerver), indien er een vaste verplichting is dat de transactie wordt teruggedraaid, en niet slechts een optie bestaat om dit te doen. Indien de tijdelijke verwerver de ontvanger effecten verkoopt, dient deze transactie geregistreerd te worden als een rechtstreekse effectentransactie en op de balans van de tijdelijke verwerver opgenomen te worden als een negatieve positie in de effectenportefeuille.

3.

Leningen

Ten behoeve van het rapportageschema bestaat deze categorie uit geldmiddelen die door verzekeringsinstellingen worden geleend aan geldnemers of leningen die zijn verworven door verzekeringsinstellingen die ofwel zijn belichaamd in niet-verhandelbare documenten of niet zijn belichaamd in documenten.

De volgende instrumenten worden in deze categorie opgenomen:

aangehouden niet-verhandelbare effecten, aangehouden schuldbewijzen die niet verhandelbaar zijn en niet verhandeld kunnen worden op secundaire markten;

verhandelbare leningen: leningen die de facto verhandelbaar zijn geworden, worden geclassificeerd onder de categorie „leningen”, mits er geen bewijs is van handel op de secundaire markt. In andere gevallen worden ze geclassificeerd als schuldbewijzen (instrument categorie 2).

Achtergestelde schuld in de vorm van leningen: achtergestelde schuldbewijzen geven een ondergeschikte vordering op de uitgevende instelling die alleen kan worden uitgeoefend nadat alle vorderingen met een hogere status zijn voldaan, waardoor ze enigszins lijken op deelnemingen. Vanwege statistische redenen wordt achtergestelde schuld ofwel geclassificeerd als „leningen” ofwel als „schuldbewijzen”, afhankelijk van de aard van het instrument. Indien alle door een verzekeringsinstelling aangehouden vormen van achtergestelde schuld om statistische redenen worden aangeduid als één bedrag, wordt dit geclassificeerd onder de categorie „schuldbewijzen”, vanwege het feit dat achtergestelde schuld voornamelijk is samengesteld uit schuldbewijzen in plaats van uit leningen;

vorderingen in het kader van omgekeerde retrocessie-overeenkomsten of effectenleningen tegen liquide onderpand: de tegenhanger van contanten die worden uitbetaald in ruil voor door informatieplichtigen gekochte effecten voor een gegeven prijs met een vaste garantie om dezelfde of soortgelijke effecten tegen een vastgestelde prijs te verkopen op een specifieke toekomstige datum, of effectenleningen tegen liquide onderpand.

Deze categorie omvat geen activa in de vorm van bij verzekeringsinstellingen geplaatste deposito's (die worden opgenomen in categorie 1).

3.1.

Depositogaranties in verband met herverzekeringstransacties

Deposito's die door herverzekeringsinstellingen als onderpand worden geplaatst voor verzekeringsinstellingen die optreden als cederende instellingen bij herverzekeringstransacties.

4.

Deelnemingen

Financiële activa die eigendomsrechten op vennootschappen of quasivennootschappen vertegenwoordigen. Dergelijke financiële activa geven de houder in de regel recht op een aandeel in de winst van deze vennootschappen of quasivennootschappen, en op een deel van hun netto-activa in geval van liquidatie.

Deze categorie omvat beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen.

Aandelenbewijzen die worden uitgeleend in het kader van effectenleningen of verkocht in het kader van retrocessie-overeenkomsten worden behandeld in overeenstemming met categorie 2, „Schuldbewijzen”.

4.1.

Beursgenoteerde aandelen

Aandelenbewijzen die aan een beurs genoteerd zijn. De beurs kan zowel een erkende aandelenbeurs als enige andere vorm van secundaire markt zijn. Beursgenoteerde aandelen worden ook wel aan de beurs genoteerde aandelen genoemd.

4.2.

Niet-beursgenoteerde aandelen

Niet-beursgenoteerde aandelen zijn aandelenbewijzen die niet aan een beurs genoteerd zijn.

4.3.

Overige deelnemingen

Overige deelnemingen omvatten alle vormen van deelnemingen die geen beursgenoteerde aandelen of niet-beursgenoteerde aandelen zijn.

5.

Aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen

Deze categorie omvat aangehouden aandelen of rechten van deelneming die door GMF's zijn uitgegeven alsmede beleggingsfondsen m.u.v. GMF's die zijn opgenomen in de lijsten van MFI's en beleggingsfondsen voor statistische doeleinden van de ECB.

5.1

Aandelen/rechten van deelneming in GMF's

Aangehouden aandelen of rechten van deelneming die door GMF's zijn uitgegeven zoals gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33).

5.2.

Aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen m.u.v. GMF's

Aangehouden aandelen of rechten van deelneming die door beleggingsfondsen m.u.v. GMF's zijn uitgegeven zoals gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1073/2013 (ECB/2013/38).

6.

Financiële derivaten

Financiële derivaten zijn financiële instrumenten die aan een specifiek financieel instrument, een specifieke indicator of een specifiek goed zijn gekoppeld en aan de hand waarvan specifieke financiële risico's zelfstandig op financiële markten kunnen worden verhandeld.

Deze post omvat:

opties,

warrants,

futures,

termijncontracten,

swaps,

kredietderivaten.

Financiële derivaten moeten op brutobasis tegen de marktwaarde op de balans worden geregistreerd. Individuele derivatencontracten met een positieve marktwaarde worden aan de actiefzijde van de balans opgenomen en contracten met een negatieve marktwaarde aan de passiefzijde van de balans.

Bruto toekomstige verplichtingen die voortvloeien uit derivatencontracten mogen niet als balansposten worden opgenomen.

Deze post omvat geen financiële derivaten die niet op de balans worden opgenomen op basis van nationale regelgeving.

7.

Technische voorzieningen schadeverzekering

Financiële vorderingen van verzekeringsinstellingen tegen herverzekeringsinstellingen op basis van herverzekeringspolissen inzake levensverzekeringen en schadeverzekeringen.

8.

Niet-financiële activa

Materiële en immateriële activa, anders dan financiële activa.

Deze categorie omvat woningen, overige bouwwerken, machines en apparatuur, kostbaarheden en intellectuele eigendomsproducten, zoals computersoftware en databases.

9.

Overige activa

Dit is de restpost aan de actiefzijde van de balans, die gedefinieerd wordt als „niet elders opgenomen activa”. NCB's kunnen om rapportage verzoeken van specifieke subposities uit deze categorie. Overige activa kan inhouden:

te ontvangen dividenden,

te ontvangen lopende huur,

te ontvangen herverzekeringsvorderingen,

te ontvangen bedragen die geen betrekking hebben op het hoofdbedrijf van de verzekeringsinstelling.


PASSIVA

Instrumentcategorie

Beschrijving van hoofdkenmerken

10.

Uitgegeven schuldbewijzen

Door verzekeringsinstellingen uitgegeven effecten, anders dan deelnemingen, die gewoonlijk verhandelbare instrumenten zijn en verhandeld worden op secundaire markten, of op de markt kunnen worden gecompenseerd, en de houder daarvan geen eigendomsrechten geven ten opzichte van de uitgevende instantie.

11.

Ontvangen leningen

Bedragen die door de verzekeringsinstelling verschuldigd zijn aan crediteuren, anders dan welke voortvloeien uit de uitgifte van verhandelbare effecten. Deze categorie bestaat uit:

leningen: aan de verzekeringsinstellingen verstrekte leningen die ofwel zijn belichaamd in niet-verhandelbare documenten ofwel niet zijn belichaamd in documenten.

Repo's en repotype-transacties tegen liquide onderpand: de tegenhanger van contanten die worden ontvangen in ruil voor door verzekeringsinstellingen verkochte effecten voor een gegeven prijs met een vaste garantie om dezelfde of soortgelijke effecten tegen een vastgestelde prijs terug te kopen op een specifieke toekomstige datum. Door de verzekeringsinstelling ontvangen bedragen in ruil voor aan derden overgedragen effecten (de „tijdelijke verwerver”) dienen hier te worden geclassificeerd indien er een vaste verplichting is dat de transactie wordt teruggedraaid, en niet slechts een optie om dit te doen. Dit houdt in dat de verzekeringsinstelling alle risico's en beloningen van de onderliggende effecten behoudt gedurende de transactie.

liquide onderpand dat is ontvangen in ruil voor effectenleningen: bedragen die zijn in ontvangen in ruil voor tijdelijk aan een derde overgedragen effecten in de vorm van effectenleningstransacties tegen liquide onderpand.

liquide onderpand dat is ontvangen in transacties inzake de tijdelijke overdracht van goud tegen onderpand.

11.1.

Depositogaranties in verband met herverzekeringstransacties

Door cederende instellingen als onderpand van herverzekeringsinstellingen ontvangen deposito's.

12.

Deelnemingen

Zie categorie 4.

12.1.

Beursgenoteerde aandelen

Zie categorie 4.1.

12.2.

Niet-beursgenoteerde aandelen

Zie categorie 4.2.

12.3.

Overige deelnemingen

Zie categorie 4.3.

13.

Verzekeringstechnische voorzieningen

Het kapitaalbedrag dat door de verzekeringsinstelling wordt aangehouden teneinde toekomstige verzekeringsvorderingen van haar polishouders te kunnen voldoen.

13.1.

Technische voorzieningen levensverzekering

Het kapitaalbedrag dat door de verzekeringsinstelling wordt aangehouden teneinde toekomstige verzekeringsvorderingen van haar levensverzekeringspolishouders te kunnen voldoen.

13.1.1.

waarvan beleggings-gebonden technische voorzieningen levensverzekering

Het kapitaalbedrag dat door de verzekeringsinstelling wordt aangehouden teneinde toekomstige verzekeringsvorderingen van haar beleggingsgebonden levensverzekeringspolishouders te kunnen voldoen. De toekomstige vorderingen van een polishouder op basis van een beleggingsgebonden levensverzekeringscontract hangen af van de prestaties van een pool van activa waarin de middelen van de polishouder zijn geïnvesteerd.

13.1.2.

waarvan beleggingsgebonden technische voorzieningen levensverzekering

Het kapitaalbedrag dat door de verzekeringsinstelling wordt aangehouden teneinde toekomstige verzekeringsvorderingen van haar polishouders van niet-beleggingsgebonden levensverzekeringen te kunnen voldoen. De toekomstige vorderingen van een polishouder op basis van een niet-beleggingsgebonden levensverzekeringscontract hangen niet af van de prestaties van enige vastgestelde pool van activa.

13.1.3.

waarvan pensioenrechten

Het kapitaalbedrag dat door de verzekeringsinstelling wordt aangehouden teneinde toekomstige vorderingen van haar pensioenregelingen te kunnen voldoen. Deze categorie heeft alleen betrekking op bedrijfspensioenregelingen. Individuele pensioenregelingen die niet gerelateerd zijn aan een dienstverband vallen niet onder deze categorie.

13.1.3.1.

Pensioenrechten waarvan Toegezegdepremieregelingen

Het kapitaalbedrag dat door de verzekeringsinstelling wordt aangehouden teneinde toekomstige verzekeringsvorderingen van polishouders van haar toegezegdepremieregelingen te kunnen voldoen.

In een toegezegdepremieregeling is de hoogte van de betaalde uitkeringen afhankelijk van de prestaties van de door de pensioenregeling verworven activa. Bij een toegezegdepremieregeling zijn de financiële passiva gelijk aan de contante marktwaarde van de activa van het fonds.

13.1.3.2.

Pensioenrechten waarvan Toegezegde-uitkeringsregelingen

Het kapitaalbedrag dat door de verzekeringsinstelling wordt aangehouden teneinde toekomstige verzekeringsvorderingen van polishouders van haar toegezegde-uitkeringsregelingen te kunnen voldoen.

In een toegezegde-uitkeringsregeling wordt de hoogte van de aan de deelnemende werknemers toegezegde pensioenuitkeringen vastgesteld aan de hand van een vooraf overeengekomen formule. De financiële passiva van een toegezegde-uitkeringsregeling zijn gelijk aan de contante waarde van de toegezegde uitkeringen.

13.1.3.3.

Pensioenrechten waarvan hybride regelingen

Het kapitaalbedrag dat door de verzekeringsinstelling wordt aangehouden teneinde te voldoen aan toekomstige verzekeringsvorderingen van haar regelingen die elementen combineren van toegezegdepremieregelingen en toegezegde-uitkeringsregelingen.

13.2.

Technische voorzieningen schadeverzekering

Het kapitaalbedrag dat door de verzekeringsinstelling wordt aangehouden teneinde toekomstige verzekeringsvorderingen van haar schadeverzekeringspolishouders te kunnen voldoen.

13.2.1.

Ziektekostenverzekering

Verplichtingen uit hoofde van ziektekostenverzekeringen waarbij de onderliggende transactie niet wordt uitgevoerd op een met levensverzekeringen vergelijkbare technische basis, met uitzondering van verplichtingen in de sector 13.2.3.

13.2.2.

Inkomensverzekering

Verplichtingen uit hoofde van inkomensverzekeringen waarbij de onderliggende transactie niet wordt uitgevoerd op een met levensverzekeringen vergelijkbare technische basis, met uitzondering van verplichtingen in de sector 13.2.3.

13.2.3.

Collectieve ongevallenverzekering

verplichtingen uit hoofde van gezondheidszorgverzekeringen die betrekking hebben op ongelukken op het werk, arbeidsongevallen en beroepsziektes en waarbij de onderliggende transactie niet wordt uitgevoerd op een met levensverzekeringen vergelijkbare technische basis.

13.2.4.

Verzekeringen voor wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen

Verzekeringsverplichtingen die alle aansprakelijkheden dekt die voortvloeien uit het gebruik van motorrijtuigen (inclusief aansprakelijkheid van de vervoerder).

13.2.5.

Overige motorrijtuigenverzekeringen

Verzekeringsverplichtingen die alle schade aan of verlies van landvoertuigen dekken (inclusief rollend spoorwegmaterieel).

13.2.6.

Zee-, luchtvaart- en transportverzekering

Verzekeringsverplichtingen die alle schade aan of verlies van zeeschepen, schepen voor vaart op meren, binnenschepen, luchtvaartuigen en schade aan of verlies van vervoerde goederen of bagage dekken, onafhankelijk van de aard van het transportmiddel. Verzekeringsverplichtingen die alle aansprakelijkheden dekken die voortvloeien uit het gebruik van luchtvaartuigen en zeeschepen, schepen voor vaart op meren en binnenschepen (inclusief aansprakelijkheid van de vervoerder).

13.2.7.

Verzekeringen tegen brand en andere schade aan goederen

Verzekeringsverplichtingen die alle schade aan of verlies van eigendommen dekken, anders dan die welke zijn opgenomen onder de sectoren 13.2.5 en 13.2.6, als gevolg van brand, ontploffing, natuurlijke evenementen inclusief storm, hagel of vorst, kernenergie, aardverzakkingen en alle gevallen zoals diefstal.

13.2.8.

Algemene aansprakelijkheidsverzekering

Verzekeringsverplichtingen die alle aansprakelijkheden dekken anders dan die in de sectoren 13.2.4 en 13.2.6.

13.2.9.

Krediet- en borgtochtverzekering

Verzekeringsverplichtingen die dekking verlenen voor insolventie, exportkredieten, verkoop op afbetaling, hypothecaire kredieten, landbouwkredieten en indirecte borgtochten.

13.2.10.

Rechtsbijstandverzekering

Verzekeringsverplichtingen die de kosten van rechtsbijstand dekken.

13.2.11.

Hulpverlening

Verzekeringsverplichtingen die hulpverlening dekken aan in moeilijkheden verkerende personen die op reis zijn of zich buiten hun woonplaats of gewone verblijfplaats bevinden.

13.2.12

Diverse geldelijke verliezen

Verzekeringsverplichtingen die risico van gebrek aan werk, (algemeen) tekort aan ontvangsten, slecht weer, winstderving, doorlopende hoge algemene kosten, onvoorziene bedrijfsuitgaven, verlies van verkoopwaarde, huur — of inkomstenderving, andere indirecte bedrijfsverliezen dan bovengenoemde, niet met een bedrijf samenhangende geldelijke verliezen en overige risico's van schadeverzekeringen ontdekken die niet onder bedrijfssectoren 13.2.1 tot en met 13.2.11 vallen.

13.2.13.

Herverzekering

Herverzekeringsverplichtingen

14.

Financiële derivaten

Zie categorie 6.

15.

Overige passiva

Dit is de restpost aan de passiefzijde van de balans, die gedefinieerd wordt als „niet elders opgenomen passiva”. NCB's kunnen om rapportage verzoeken van specifieke subposities uit deze categorie. Overige activa kan inhouden:

te ontvangen bedragen die geen betrekking hebben op het hoofdbedrijf van de verzekeringsinstelling, d.w.z. bedragen die verschuldigd zijn aan leveranciers, belastingen, lonen, sociale premies etc.;

voorzieningen die verplichtingen ten opzichte van derden vertegenwoordigen;

nettoposities uit hoofde van effectenuitleen zonder liquide onderpand;

netto te betalen bedragen uit hoofde van toekomstige afrekeningen van effectentransacties.

DEEL 2

Beschrijvingen van kenmerken van afzonderlijke effecten

TABEL B

Beschrijvingen van kenmerken van afzonderlijke effecten

Veld

Beschrijving

Identificatiecodes van effecten

Een unieke identificatiecode van een effect, conform de instructies van de NCB (bv. NCB-identificatienummer, CUSIP, SEDOL).

Aantal eenheden of geaggregeerd nominaal bedrag

Aantal eenheden van een effect of het geaggregeerde nominale bedrag indien het effect wordt verhandeld in bedragen in plaats van in eenheden, exclusief opgebouwde rente.

Prijs

Marktprijs per eenheid van een effect of percentage van het geaggregeerde nominale bedrag indien het effect wordt verhandeld in bedragen in plaats van in eenheden. NCB's kunnen verlangen dat opgebouwde rente ook onder deze positie wordt gerapporteerd.

Noteringsgrondslag

Geeft aan of het effect wordt genoteerd als percentage of in eenheden.

Totaalbedrag

Totale marktwaarde van een effect. In geval van effecten die in eenheden worden verhandeld is dit bedrag gelijk aan het aantal effecten vermenigvuldigd met de prijs per eenheid. Indien effecten worden verhandeld in bedragen in plaats van in eenheden, is dit bedrag gelijk aan het geaggregeerde nominale bedrag vermenigvuldigd met de prijs die is uitgedrukt als percentage van het nominale bedrag.

NCB's vereisen in principe dat opgebouwde rente ofwel onder deze positie wordt gerapporteerd of afzonderlijk. NCB's kunnen echter naar keuze vragen om gegevens exclusief opgebouwde rente.

Financiële transacties

Het saldo van aankopen minus verkopen (effecten aan de activazijde) of uitgiftes minus aflossingen (effecten aan de passivazijde) van een effect dat is geregistreerd tegen transactiewaarde in euro.

Aangekochte effecten

Het saldo van aankopen van een effect dat is geregistreerd tegen transactiewaarde.

Verkochte effecten

Het saldo van verkopen van een effect dat is geregistreerd tegen transactiewaarde.

Valuta van de registratie van het effect

ISO-code of equivalent van de valuta die wordt gehanteerd om de prijs en/of het uitstaande bedrag van het effect uit te drukken.

Overige volumemutaties tegen nominale waarde

Overige volumemutaties van het aangehouden effect, tegen nominale waarde in nominale valuta/eenheid of euro.

Overige volumemutaties tegen marktwaarde

Overige volumemutaties van het aangehouden effect, tegen marktwaarde in euro.

Portefeuillebelegging of directe investering

De functie van de investering volgens de classificatie daarvan in betalingsbalansstatistieken (1).

Land van emittent

De vestigingsplaats van de emittent. In geval van aandelen of rechten van deelneming in beleggingsfondsen, verwijst het land van de emittent naar de plaats waar het beleggingsfonds is ingezeten en niet waar de fondsmanager ingezeten is.

DEEL 3

TABEL C

Beschrijvingen van premies, schaden en provisies

Categorie

Beschrijving

Geboekte premies

Bruto geboekte premies bestaande uit alle verschuldigde bedragen gedurende het financiële jaar met betrekking tot verzekeringscontracten, ongeacht of dergelijke bedragen geheel of gedeeltelijk betrekking hebben op een later financieel jaar.

Ontstane schaden

Saldo van de uitbetaalde schaden met betrekking tot het financiële jaar en de voorziening voor schaden voor dat financiële jaar, minus de provisie voor schaden voor het voorafgaande financiële jaar.

Provisies

Door verzekeringsinstellingen aan andere entiteiten betaalde onkosten voor acquisitie ten behoeve van de verkoop van hun producten.

DEEL 4

Beschrijvingen naar sector

Het ESR 2010 bepaalt de norm voor sectorclassificatie. Tabel D geeft gedetailleerde beschrijvingen van de sectoren die NCB's moeten omzetten in hun nationale classificaties in overeenstemming met deze verordening. Tegenpartijen die zijn ingezeten in de gebieden van de lidstaten die de euro als munt hebben worden geïdentificeerd aan de hand van hun sector en op basis van de door de Europese Centrale Bank (ECB) aangehouden lijsten voor statistische doeleinden en de handleiding voor de statistische classificatie van tegenpartijen zoals neergelegd door de ECB in haar „Monetary Financial Institutions and Markets Statistics Sector Manual: Guidance for the Statistical Classification of Customers” (2).

TABEL D

Beschrijvingen naar sector

Sector

Beschrijvingen

1.

MFI

MFI's worden gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1071/2013 (ECB/2013/33). De MFI-sector bestaat uit NCB's, kredietinstellingen zoals gedefinieerd in Unierecht, MMF's, andere financiële instellingen waarvan de activiteiten erin bestaan deposito's en/of daarmee vergelijkbare financiële titels van andere eenheden dan MFI's in ontvangst te nemen en voor eigen rekening, althans in economische zin, leningen toe te kennen en/of beleggingen in effecten te verrichten en instellingen voor elektronisch geld met als hoofdactiviteit financiële intermediatie in de vorm van het uitgeven van elektronisch geld.

2.

Overheid

De overheidssector (S.13) bestaat uit institutionele eenheden die niet-marktproducenten zijn waarvan de output voor individueel of collectief verbruik is bestemd, en die worden gefinancierd uit verplichte betalingen door eenheden die tot andere sectoren behoren, en institutionele eenheden die zich in hoofdzaak bezighouden met de herverdeling van het nationale inkomen en vermogen (ESR 2010, punt 2.111 tot en met 2.113).

3.

Overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen + beleggingsfondsen m.u.v. GMF's + financiële hulpbedrijven + financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband

De overige financiële intermediairs m.u.v. de subsector verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (S.125) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door het aangaan van verplichtingen, anders dan in chartaal geld, deposito's (of daarmee vergelijkbare financiële titels), aandelen/rechten van deelneming in beleggingsfondsen of in verband met verzekerings-, pensioen- en standaardgarantieregelingen, bij institutionele eenheden. LFI's zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1075/2013 (ECB/2013/40) zijn inbegrepen in deze subsector (ESR 2010, punt 2.86 tot en met 2.94).

Beleggingsfondsen m.u.v. GMF's worden gedefinieerd in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1073/2013 (ECB/2013/38).

De subsector financiële hulpbedrijven (S.126) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen die zich hoofdzakelijk bezighouden met activiteiten die nauw verband houden met financiële intermediatie, maar zelf geen financiële intermediairs zijn. Deze subsector omvat ook hoofdkantoren waarvan de dochterondernemingen allemaal of voor het merendeel financiële instellingen zijn (ESR 2010, punt 2.95 tot en met 2.97).

De subsector financiële instellingen en kredietverstrekkers binnen concernverband (S.127) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen die zich noch met financiële intermediatie, noch met het verlenen van financiële hulpdiensten bezighouden en waarvan het merendeel van hetzij de activa hetzij de passiva niet op open markten wordt verhandeld. Deze subsector omvat tevens holdings die een zeggenschapsbelang bezitten in een groep dochterondernemingen en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het bezitten van de groep zonder dat andere diensten worden verleend aan de ondernemingen waarin zij dat belang bezitten, m.a.w. zij besturen of beheren geen andere eenheden (ESR 2010, punt 2.98 en 2.99);

4.

Verzekeringsinstellingen

Verzekeringsinstellingen worden gedefinieerd in artikel 1 van deze verordening.

5.

Pensioenfondsen

De subsector pensioenfondsen (S.129) bestaat uit alle financiële instellingen en quasivennootschappen met als hoofdfunctie financiële intermediatie door middel van het poolen van sociale risico's en behoeften van de verzekerden (sociale verzekering). Pensioenfondsen als socialeverzekeringsregelingen verschaffen een inkomen aan gepensioneerden en vaak uitkeringen bij overlijden en invaliditeit (ESR 2010, punt 2.105 tot en met 2.110). Socialezekerheidsfondsen die onder de overheidssector vallen worden uitgesloten.

6.

Niet-financiële vennootschappen

De sector niet-financiële vennootschappen (S.11) bestaat uit institutionele eenheden met eigen rechtspersoonlijkheid die marktproducent zijn en van wie de hoofdactiviteit bestaat uit de productie van goederen en niet-financiële diensten. Deze sector omvat ook niet-financiële quasivennootschappen (ESR 2010, punt 2.45 tot en met 2.50)

7.

Huishoudens en instellingen zonder winstoogmerk t.b.v. huishoudens

De sector huishoudens (S.14) bestaat uit personen of groepen van personen in hun hoedanigheid van consument en personen of groepen van personen die als ondernemer goederen en al dan niet financiële diensten voor de markt produceren (marktproducenten), voor zover de goederen en diensten niet worden geproduceerd door afzonderlijke entiteiten die quasivennootschappen zijn. Deze sector omvat ook personen of groepen van personen die uitsluitend voor eigen finaal gebruik goederen en niet-financiële diensten produceren. De sector huishoudens omvat eenmanszaken en personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid, voor zover zij niet als quasivennootschappen worden behandeld, die marktproducent zijn (ESR 2010, punt 2.118 tot en met 2.128).

De sector instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens (S.15) bestaat uit instellingen zonder winstoogmerk met rechtspersoonlijkheid die werken ten behoeve van huishoudens en die particuliere niet-marktproducent zijn. De voornaamste middelen van deze instellingen zijn vrijwillige bijdragen, in geld of in natura, van huishoudens in hun hoedanigheid van consument, betalingen door de overheid en inkomen uit vermogen (ESR 2010, punt 2.129 en 2.130).

DEEL 5

Beschrijvingen van financiële transacties en herwaarderingsaanpassingen voor de doeleinden van deze verordening

1.

„Financiële transacties” worden gemeten aan de hand van het verschil tussen de posities van standen op de rapportagedata aan het einde van een periode, waaruit de effecten van veranderingen als gevolg van „herwaarderingsaanpassingen” (wegens prijs- en wisselkoerswijzigingen) en „herindelingen en overige aanpassingen” zijn verwijderd. De ECB heeft statistische informatie nodig ten behoeve van de samenstelling van financiële transacties in de vorm van aanpassingen waarin „herindelingen en overige aanpassingen” en „prijs- en wisselkoersherwaarderingen” zijn betrokken.

2.

„Prijs- en wisselkoersherwaarderingen” geven wijzigingen weer in de waardering van activa/passiva die voortvloeien uit ofwel veranderingen in de prijs waarin activa/passiva worden geregistreerd of verhandeld, ofwel uit veranderingen van wisselkoersen die van invloed zijn op de waardes, uitgedrukt in euro, van activa en passiva die in een buitenlandse valuta luiden. In de tijd optredende wijzigingen in de waarde van standen aan het einde van opeenvolgende perioden, veroorzaakt door gewijzigde referentiewaarden waartegen dergelijke standen worden geboekt, d.w.z. winsten/verliezen op effectenbezit, zijn in de prijsherwaarderingen inbegrepen. Tussen opeenvolgende rapportagedata optredende schommelingen in wisselkoersen ten opzichte van de euro leiden, wanneer ze worden uitgedrukt in euro, eveneens tot wijzigingen in de waarde van activa/passiva in buitenlandse valuta's. Aangezien deze veranderingen waarderingsverschillen betreffen en niet het resultaat zijn van financiële transacties, moeten deze effecten uit de gegevens inzake financiële transacties worden verwijderd. In principe houden „prijs- en wisselkoersherwaarderingen” rekening met waarderingsmutaties die voortvloeien uit transacties in activa/passiva, bv. gerealiseerde winsten/verliezen; er bestaan in dit opzicht evenwel uiteenlopende nationale praktijken.


(1)  Richtsnoer ECB/2011/23 van 9 december 2011 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot externe statistieken (PB L 65 van 3.3.2012, blz. 1).

(2)  Maart 2007, zie de website van de Europese Centrale Bank: www.ecb.europa.eu.


BIJLAGE III

MINIMUMNORMEN TOE TE PASSEN DOOR DE WERKELIJKE POPULATIE VAN INFORMATIEPLICHTIGEN

Informatieplichtigen leven de volgende minimumnormen na teneinde te voldoen aan de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank (ECB).

1.

Minimumnormen voor toezending:

a)

rapportage dient tijdig te zijn en binnen de door de betreffende NCB vastgestelde uiterste termijnen;

b)

statistische rapporten hebben de vorm en het format in overeenstemming met de door de betreffende NCB vastgestelde technische rapportagevereisten;

c)

de informatieplichtige dient gegevens van één of meer contactpersonen te verschaffen aan de betreffende NCB;

d)

de technische specificaties voor gegevensverzending aan de betreffende NCB dienen nageleefd worden;

e)

met betrekking tot rapportage van individuele effecten, dienen de informatieplichtigen, indien gewenst door de betreffende NCB, nadere gegevens te verschaffen (bijvoorbeeld naam van emittent, emissiedatum) die benodigd zijn ter identificatie van effecten waarvan de effecten-identificatiecodes ofwel abuis zijn of niet openbaar beschikbaar.

2.

Minimumnormen voor accuraatheid:

a)

statistische gegevens moeten correct zijn: aan alle lineaire verbanden wordt voldaan, (bv. subtotalen moeten opgeteld totalen vormen);

b)

informatieplichtigen moeten in staat zijn gegevens te verschaffen met betrekking tot de door de verzonden gegevens geïmpliceerde ontwikkelingen;

c)

statistische gegevens dienen compleet te zijn en geen voortdurende en structurele hiaten te vertonen; bestaande hiaten dienen onderkend te worden, uitgelegd te worden aan de betreffende NCB, en waar van toepassing, zo snel mogelijk gedicht te worden;

d)

informatieplichtigen dienen de dimensies, het afrondingsbeleid en de decimalen toe te passen die zijn bepaald door de betreffende NCB voor de technische verzending van de gegevens;

3.

Minimumnormen voor naleving van concepten:

a)

statistische gegevens dienen te voldoen aan de definities en classificaties uit deze verordening;

b)

in geval van afwijkingen van deze definities en classificaties dienen informatieplichtigen regelmatig het verschil te bewaken en te kwantificeren tussen de gebruikte regel en de in deze verordening opgenomen regel;

c)

informatieplichtigen dienen in staat te zijn onderbrekingen in de verzonden data uit te leggen ten opzichte van de getallen van voorafgaande perioden.

4.

Minimumnormen voor herzieningen:

Het door de ECB en de betreffende NCB vastgestelde beleid en procedures ten aanzien van herzieningen dienen nageleefd worden. Herzieningen die afwijken van een regelmatige herziening dienen vergezeld te gaan van een toelichting.


Naar boven