EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 52001HB0002

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 1 maart 2001 voor een verordening van de Raad houdende een wijziging van Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank (ECB/2001/2)

PB C 89 van 20.3.2001, blz. 4–6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52001HB0002

Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 1 maart 2001 voor een verordening van de Raad houdende een wijziging van Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank (ECB/2001/2)

Publicatieblad Nr. C 089 van 20/03/2001 blz. 0004 - 0006


Aanbeveling van de Europese Centrale Bank

van 1 maart 2001

voor een verordening van de Raad houdende een wijziging van Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank

(ECB/2001/2)

(2001/C 89/05)

TOELICHTING

I. Inleiding

Ingevolge Artikel 123, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna het "Verdrag" genoemd) dient de aanvullende wetgeving als bedoeld in artikel 107, lid 6, van het Verdrag en artikel 42(1) van de statuten van het Europese Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de "statuten" te noemen) door de Raad van de Europese Unie (hierna de "Raad van de EU" te noemen) te worden aangenomen zodra deze heeft bevestigd welke lidstaten voldoen aan de voorwaarden voor de invoering van één munt. Het Verdrag voorziet in een speciale procedure voor aanneming van de bepalingen als bedoeld in artikel 107, lid 6: de Raad van de EU neemt deze bepalingen hetzij op voorstel van de Commissie, hetzij op aanbeveling van de Europese Centrale Bank (ECB) aan. Om dubbel werk te vermijden vóór de aanvang van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie, zijn het Europees Monetair Instituut en de Commissie overeengekomen dat de ECB een aanbeveling zal voorbereiden voor een op basis van artikel 19.2 van de statuten vastgestelde verordening van de Raad. Op 7 juli 1998 heeft de ECB Aanbeveling 98/C 246/06 voor een verordening (EG) van de Raad met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank(2) voorgelegd aan de Raad van de EU. Op 23 november 1998 heeft de Raad van de EU Verordening (EG) nr. 2531/98 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank(3) vastgesteld. Het zou consistent zijn dezelfde procedure toe te passen om de voorgestelde wijzigingen van Verordening (EG) nr. 2531/98 in te voeren.

De eerste zin van artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2531/98 bepaalt in het algemeen dat telkens wanneer een sanctie wordt opgelegd overeenkomstig artikel 7, lid 1, de beginselen en procedures vastgelegd in Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen(4) van toepassing zijn. Artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2531/98 voorziet evenwel in enkele afwijkingen. Met name wordt hierin bepaald dat de in artikel 3, lid 7, van Verordening (EG) nr. 2532/98 vermelde periode wordt ingekort.

Artikel 3, lid 7, van Verordening (EG) nr. 2532/98 bepaalt dat: "Indien de Raad van bestuur van de ECB binnen twee maanden na indiening van het verzoek geen besluit heeft genomen, kan de betrokken onderneming overeenkomstig het Verdrag om rechterlijke toetsing van het besluit van de directie verzoeken.". De tweede zin van artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2531/98 kort deze periode in tot 15 dagen door te bepalen dat: "Telkens wanneer een sanctie wordt opgelegd overeenkomstig lid 1, zijn de beginselen en procedures vastgelegd in Verordening (EG) nr. 2532/98 van toepassing. Artikel 2, leden 1 en 3, en artikel 3, leden 1, 2, 3 en 4 van die verordening zijn evenwel niet van toepassing, en de in artikel 3, leden 6, 7 en 8 van die verordening vermelde periodes worden teruggebracht tot 15 dagen.".

Uit de ervaring van de ECB bij het afhandelen van verzoeken om toetsing door de Raad van bestuur van een besluit van de directie om een sanctie op te leggen vanwege niet-naleving van de reserveverplichtingen, is gebleken dat de verkorte periode van 15 dagen de Raad van bestuur niet voldoende tijd geeft (i) om de complexiteit van de zaak uitvoerig te beoordelen; (ii) om te voldoen aan de procedurele vereisten die voortvloeien uit het recht op verweer van de ondernemingen; en (iii) om te voldoen aan de procedurele vereisten die gesteld worden aan de besluitvorming van de Raad van bestuur. Alleen al vanwege deze vereisten, zou het onmogelijk zijn voor de Raad van bestuur om een beslissing te nemen, hetgeen een onderneming het recht geeft om, na ommekomst van de periode van 15 dagen, rechtstreeks een verzoek om rechterlijke toetsing door het Europese Hof van Justitie in te dienen zonder dat de Raad van bestuur een besluit heeft genomen over het verzoek om toetsing.

Om dergelijke situaties te vermijden, die de doeltreffendheid van de toetsingsprocedure kunnen aantasten, zou de ECB de Raad willen verzoeken de tijdslimiet van 15 dagen voor het toetsen van sancties op het gebied van reserveverplichtingen te verlengen, om te verzekeren dat de toetsingsprocedure naar behoren kan werken.

Voorgesteld wordt derhalve om de normale periode van twee maanden weer in te voeren door de verwijzing naar artikel 3, lid 7, van Verordening (EG) nr. 2532/98 in artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2531/98 te schrappen, en wel als volgt: "Telkens wanneer een sanctie wordt opgelegd overeenkomstig lid 1, zijn de beginselen en procedures vastgelegd in Verordening (EG) nr. 2532/98 van toepassing. Artikel 2, leden 1 en 3, en artikel 3, leden 1, 2, 3 en 4 van die verordening zijn evenwel niet van toepassing, en de in artikel 3, leden 6 en 8 van die verordening vermelde periodes worden teruggebracht tot 15 dagen.".

II. Opmerkingen bij de artikelen

Artikel 1 - Wijziging

Dit artikel stelt voor om de huidige verwijzing naar de verkorte periode waarin de Raad van bestuur van de ECB een besluit dient te nemen naar aanleiding van een verzoek om toetsing van een sanctie waartoe is besloten door de directie van de ECB, te schrappen. Dientengevolge zou de normale periode van twee maanden, zoals gesteld in Verordening (EG) nr. 2532/98, ook van toepassing zijn op gevallen van niet-nakoming van de reserveverplichtingen.

Artikel 2 - Slotbepalingen

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar publicatie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en is van toepassing op verzoeken die worden gedaan na de datum van publicatie.

(1) Artikel 42 van de statuten luidt: "Overeenkomstig artikel 107, lid 6, van het Verdrag stelt de Raad, onmiddellijk nadat de datum voor de aanvang van de derde fase is bepaald, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, hetzij op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en de ECB, hetzij op aanbeveling van de ECB en na raadpleging van het Europees Parlement en de Commissie, de in de artikelen 4, 5.4, 19.2, 20, 28.1, 29.2, 30.4 en 34.3 bedoelde bepalingen vast.".

(2) PB C 246 van 6.8.1998, blz. 6.

(3) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 1.

(4) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 4.

VOORGESTELDE WIJZIGING VAN DE VERORDENING (EG) Nr. 2531/98 VAN DE RAAD MET BETREKKING TOT DE TOEPASSING VAN RESERVEVERPLICHTINGEN DOOR DE EUROPESE CENTRALE BANK

"DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op de statuten van het Europese Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna de 'statuten' te noemen), inzonderheid artikel 19.2,

Gelet op de aanbeveling van de Europese Centrale Bank (ECB),

Gelet op het advies van het Europees Parlement,

Gelet op het advies van de Commissie,

Handelend in overeenstemming met de procedure vastgelegd in artikel 107, lid 6, van het Verdrag ter oprichting van de Europese Gemeenschap en in artikel 42 van de statuten en op de voorwaarden uiteengezet in artikel 43.1 van de statuten, paragraaf 8 van het Protocol betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en paragraaf 2 van het Protocol betreffende enkele bepalingen inzake Denemarken,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Raad heeft op 23 november 1998 Verordening (EG) nr. 2531/98 met betrekking tot de toepassing van reserveverplichtingen door de Europese Centrale Bank vastgesteld(1);

(2) Specifieke sancties en procedures zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 2531/98, die voorziet in een vereenvoudigde procedure voor het opleggen van sancties bij bepaalde soorten overtredingen, maar wat betreft de beginselen en procedures met betrekking tot het opleggen van sancties verwijst naar Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad van 23 november 1998 met betrekking tot de bevoegdheid van de Europese Centrale Bank om sancties op te leggen(2);

(3) Uit de ervaring met de toetsingsprocedure vastgelegd in artikel 3, lid 7, van Verordening (EG) nr. 2532/98 en vereenvoudigd door artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2531/98 is gebleken dat de verkorte periode van 15 dagen de Raad van bestuur niet voldoende tijd geeft om een goede beslissing te nemen;

(4) Om te voorzien in een effectieve toetsingsprocedure, moet de periode voor de Raad van bestuur om een beslissing te nemen worden verlengd tot twee maanden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging

In artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2531/98 van de Raad wordt de verwijzing naar artikel 3, lid 7, van Verordening (EG) nr. 2532/98 geschrapt.

Article 2

Slotbepalingen

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar publicatie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

De bepalingen van deze verordening zijn van toepassing op verzoeken die worden gedaan na de publicatie van deze verordening. De datum waarop het verzoek door de ECB wordt ontvangen, is hiervoor bepalend.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat."

Deze aanbeveling is gericht tot de Raad van de Europese Unie.

Deze aanbeveling wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschapppen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 1 maart 2001.

De president van de ECB

Willem F. Duisenberg

(1) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 1.

(2) PB L 318 van 27.11.1998, blz. 4..

Naar boven