EUR-Lex De toegang tot het recht van de Europese Unie

Terug naar de EUR-Lex homepage

Dit document is overgenomen van EUR-Lex

Document 32013O0004

2013/170/EU: Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 20 maart 2013 inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand en tot wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9 (herschikking) (ECB/2013/4)

PB L 95 van 5.4.2013, blz. 23–30 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Bijzondere uitgave in het Kroatisch: Hoofdstuk 10 Deel 006 blz. 81 - 88

Juridische status van het document Niet meer van kracht, Datum einde geldigheid: 19/08/2014; opgeheven door 32014O0031

ELI: http://data.europa.eu/eli/guideline/2013/170/oj

5.4.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/23


RICHTSNOER VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 20 maart 2013

inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand en tot wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9

(herschikking)

(ECB/2013/4)

(2013/170/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid het eerste streepje van artikel 127, lid 2,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid het eerste streepje van artikel 3.1 en artikel 5.1, artikel 12.1, artikel 14.3 en artikel 18.2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtsnoer ECB/2012/18 van 2 augustus 2012 inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand en tot wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9 (1) is aanzienlijk gewijzigd. Aangezien verdere wijzigingen zullen volgen, vergt duidelijkheid dat Richtsnoer ECB/2012/18 wordt herschikt.

(2)

Luidens artikel 18.1 van statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, mogen de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben (hierna de „NCB’s”) krediettransacties verrichten met kredietinstellingen en andere marktpartijen, waarbij de verleende kredieten worden gedekt door toereikend onderpand. De algemene voorwaarden waaronder de ECB en de NCB’s bereid zijn krediettransacties te verrichten, waaronder de beleenbaarheidscriteria van onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem, zijn vastgelegd in bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 van 20 september 2011 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (2).

(3)

Op 8 december 2011 en op 20 juni 2012 heeft de Raad van bestuur aanvullende de kredietverleningssteun versterkende maatregelen genomen ter ondersteuning van bancaire kredietverlening en liquiditeit in de geldmarkt van het eurogebied, waaronder de maatregelen in Besluit ECB/2011/25 van 14 december 2011 inzake aanvullende tijdelijke met herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand verband houdende maatregelen (3). Bovendien dienen verwijzingen naar de reserveratio in Richtsnoer ECB/2007/9 van 1 augustus 2007 betreffende monetaire statistieken en statistieken inzake financiële instellingen en markten (4) te worden aangepast aan de wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB2003/9) (5), die zijn ingevoerd door Verordening (EU) nr. 1358/2011 (6).

(4)

Besluit ECB/2012/4 van 21 maart 2012 tot wijziging van Besluit ECB/2011/25 inzake aanvullende tijdelijke met herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand verband houdende maatregelen (7) bepaalde dat NCB’s niet moesten worden verplicht binnen het kader van krediettransacties van het Eurosysteem beleenbare bankbrieven als onderpand te accepteren die werden gegarandeerd door een lidstaat uit hoofde van een programma van de Europese Unie of van het Internationaal Monetair Fonds dan wel beleenbare bankbrieven gegarandeerd door een lidstaat, waarvan de kredietbeoordeling niet voldoet aan de benchmark van het Eurosysteem voor de vaststelling van de minimumvereisten van het Eurosysteem voor hoge kredietstandaards.

(5)

Besluit ECB/2012/12 van 3 juli 2012 tot wijziging van Besluit ECB/2011/25 inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand (8) herzag tevens de uitzondering op het verbod van nauwe banden, zoals vastgelegd in hoofdstuk 6.2.3.2 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 aangaande door de overheid gegarandeerde bankbrieven voor eigen gebruik die door tegenpartijen worden gebruikt als onderpand.

(6)

Op voorwaarde van ex-antegoedkeuring door de Raad van bestuur, zouden de aan krediettransacties van het Eurosysteem deelnemende tegenpartijen hun niveaus van 3 juli 2012 van de voor eigen gebruik door de overheid gegarandeerde bankbrieven in uitzonderlijke omstandigheden moeten kunnen verhogen. Bij de aan Raad van bestuur ter ex-antegoedkeuring ingediende verzoeken dient een financieringsplan te zijn gevoegd.

(7)

Op 2 augustus 2012 werd Besluit ECB/2011/25 vervangen door Richtsnoer ECB/2012/18 dat de NCB’s binnen het kader van hun contractuele of wettelijke regelingen implementeerden.

(8)

Richtsnoer ECB/2012/18 werd op 10 oktober 2012 door Richtsnoer ECB/2012/23 (9) gewijzigd welk richtsnoer tijdelijk de beleenbaarheidscriteria verruimde voor als onderpand in monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem gebruikte activa, door daarbij in Britse pond, yen of US dollars luidende verhandelbare schuldbewijzen te aanvaarden als beleenbare activa voor monetaire-beleidstransacties. Waarderingsverlagingen die de historische volatiliteit van de betrokken wisselkoersen weerspiegelen, werden op dergelijke verhandelbare schuldbewijzen toegepast.

(9)

Richtsnoer ECB/2013/2 van 23 januari 2013 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2012/18 inzake aanvullende tijdelijke maatregelen betreffende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand (10) detailleert de procedure voor de vroegtijdige aflossing van langerlopende herfinancieringstransacties door tegenpartijen, om te waarborgen dat alle NCB’s dezelfde voorwaarden toepassen. Met name is de geldboeteregeling van appendix 6 bij bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 van toepassing indien tegenpartijen op de door hen verkozen vervaldag voor vroegtijdige aflossing het aan de betrokken NCB af te lossen bedrag niet of gedeeltelijk voldoen.

(10)

Richtsnoer ECB/2012/18 dient thans nader te worden gewijzigd om de inhoud van Besluit ECB/2012/34 van 19 december 2012 betreffende tijdelijke wijzigingen van de regels betreffende de beleenbaarheid van in vreemde valuta luidend onderpand (11) op te nemen en om te verzekeren dat NCB’s niet verplicht worden beleenbare ongedekte bankbrieven als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem te aanvaarden die: a) zijn uitgegeven door de tegenpartijen die deze bankbrieven gebruiken of door met de tegenpartij nauw verbonden entiteiten; en (b) die volledig werden gegarandeerd door een lidstaat waarvan de kredietbeoordeling niet voldoet aan de hoge kredietstandaards van het Eurosysteem en die volgens de Raad van bestuur voldoen aan een programma van de Europese Unie/het Internationaal Monetair Fonds.

(11)

Met het oog op duidelijkheid en eenvoud dient de inhoud van Besluit ECB/2011/4 van 31 maart 2011 inzake tijdelijke maatregelen betreffende door de Ierse regering uitgegeven of gegarandeerde verhandelbare schuldbewijzen (12), Besluit ECB/2011/10 van 7 juli 2011 inzake tijdelijke maatregelen betreffende de beleenbaarheid van door de Portugese regering uitgegeven of gegarandeerde verhandelbare schuldbewijzen (13), en Besluit ECB/2012/32 van 19 december 2012 inzake tijdelijke maatregelen betreffende de beleenbaarheid van door de Helleense Republiek uitgegeven of volledig gegarandeerde verhandelbare schuldbewijzen (14), te worden opgenomen in dit richtsnoer met alle overige tijdelijke met herfinancieringstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheid van onderpand verband houdende maatregelen.

(12)

De in dit richtsnoer vastgelegde aanvullende maatregelen dienen tijdelijk van toepassing te zijn tot de Raad van bestuur van mening is dat zij niet langer noodzakelijk zijn om een goede doorwerking van het monetaire beleid te verzekeren,

HEEFT HET VOLGENDE RICHTSNOER VASTGESTELD:

Artikel 1

Aanvullende met herfinancieringstransacties en beleenbaar onderpand verband houdende maatregelen

1.   De regels voor het verrichten van monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem en de beleenbaarheidscriteria voor onderpand zoals vastgelegd in dit richtsnoer zijn in samenhang met Richtsnoer ECB/2011/14 van toepassing.

2.   Dit richtsnoer geldt bij een discrepantie tussen dit richtsnoer en Richtsnoer ECB/2011/14, zoals op nationaal niveau door de NCB’s uitgevoerd. Behoudens andersluidende bepalingen in dit richtsnoer, passen de NCB’s alle bepalingen van Richtsnoeren ECB/2011/14 toe.

3.   Binnen het kader van artikel 5, lid 1 en artikel 7 worden Ierland, de Helleense Republiek en de Portugese Republiek beschouwd als eurogebied lidstaten die voldoen aan een programma van de Europese Unie/het Internationaal Monetair Fonds.

Artikel 2

Mogelijkheid tot verlaging van het bedrag van langerlopende herfinancieringstransacties, dan wel tot beëindiging van deze transacties

1.   Het Eurosysteem kan besluiten dat tegenpartijen voor de vervaldag onder bepaalde voorwaarden het bedrag van bepaalde langerlopende herfinancieringstransacties kunnen verlagen dan wel deze transacties kunnen beëindigen (die vroegtijdige verlaging of beëindiging wordt gezamenlijk „vroegtijdige aflossing” genoemd). De tenderaankondiging vermeldt of de mogelijkheid tot verlaging van het bedrag van de betrokken transacties, dan wel de beëindiging van de betrokken transacties voor de vervaldag van toepassing is, alsook vanaf welke datum die keuzemogelijkheid kan worden geëffectueerd. Deze informatie kan eveneens op een andere door het Eurosysteem passend geachte wijze worden verstrekt.

2.   Een tegenpartij kan besluiten voor de vervaldag het bedrag van de langerlopende herfinancieringstransacties te verlagen, dan wel deze transacties te beëindigen door de betrokken NCB in kennis te stellen van het bedrag dat zij uit hoofde van de procedure tot vroegtijdige aflossing wil voldoen, alsook van de datum waarop zij die vroegtijdige aflossing wil effectueren, zulks tenminste één week voorafgaande aan de datum van vroegtijdige aflossing. Tenzij anders aangegeven door het Eurosysteem, kan vroegtijdige aflossing op elke dag worden geëffectueerd die samenvalt met de afwikkelingsdag van een basisherfinancieringstransactie van het Eurosysteem, mits de tegenpartij de in deze paragraaf aangeduide inkennisstelling tenminste één week voor die datum effectueert.

3.   De in lid 2 genoemde inkennisstelling wordt voor de tegenpartij één week voor de voornoemde datum van vroegtijdige aflossing bindend. Indien de tegenpartij het op de vervaldag uit hoofde van de procedure voor vroegtijdige aflossing verschuldigde bedrag niet of gedeeltelijk voldoet, kan zulks resulteren in de oplegging van een geldboete zoals vermeld in hoofdstuk 1 van appendix 6 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14. De bepalingen van paragraaf 1 van appendix 6 die toepasselijk zijn op het schenden van regels inzake tendertransacties zijn van toepassing, indien een tegenpartij op de in lid 2 genoemde datum van vroegtijdige aflossing het dan verschuldigde bedrag niet of gedeeltelijk voldoet. De oplegging van een geldboete geschiedt zonder afbreuk te doen aan het recht van de NCB om ingeval van een tekortkoming in de nakoming de in bijlage II bij Richtsnoer ECB/2011/14 vastgelegde verhaalsmogelijkheden uit te oefenen.

Artikel 3

Aanvullende toelating van bepaalde effecten op onderpand van activa

1.   Naast de uit hoofde van hoofdstuk 6 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 beleenbare effecten op onderpand van activa, komen effecten op onderpand van activa die niet voldoen aan de kredietbeoordelingsvereisten van hoofdstuk 6.3.2 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14, maar voor het overige voldoen aan alle op effecten op onderpand van activa toepasselijke beleenbaarheidscriteria uit hoofde van Richtsnoer ECB/2011/14, in aanmerking als onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem, mits zij bij uitgifte en op enig tijdstip daarna twee ratings hebben van minstens triple-B (15). Tevens voldoen zij aan de volgende vereisten:

a)

de kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa behoren tot één van de volgende activacategorieën: i) hypothecair krediet; ii) leningen aan kleine en middelgrote bedrijven (KMO’s); iii) commercieel hypothecair krediet; iv) autoleningen; v) leasing; vi) consumentenkrediet;

b)

geen vermenging van uiteenlopende activacategorieën bij de kasstroom genererende activa;

c)

de kasstroom genererende activa die dienen als onderpand voor de effecten op onderpand van activa, omvatten geen leningen die:

i)

ten tijde van de uitgifte van de effecten op onderpand van activa oninbaar zijn;

ii)

oninbaar zijn bij de opname onder effecten op onderpand van activa gedurende de looptijd van de effecten op onderpand van activa, bijvoorbeeld middels substitutie of vervanging van de kasstroom genererende activa;

iii)

op enig tijdstip gestructureerd, gesyndiceerd of van hefboomfinanciering voorzien zijn;

d)

de transactiedocumentatie inzake effecten op onderpand van activa omvat bepalingen inzake aflossingscontinuïteit.

2.   Op de in lid 1 genoemde effecten op onderpand van activa die twee ratings hebben van minstens single-A (16) is een surpluspercentage van 16 % van toepassing.

3.   Op de in lid 1 genoemde effecten op onderpand van activa die niet twee ratings hebben van minstens single-A zijn de volgende surpluspercentages van toepassing: a) op effecten op onderpand van activa met commercieel hypothecair krediet als onderpand is een surpluspercentage van 32 % van toepassing; en b) op alle overige effecten op onderpand van activa is een surpluspercentage van 26 % van toepassing.

4.   Een tegenpartij mag uit hoofde van lid 1 beleenbare effecten op onderpand van activa niet als onderpand aanbieden, indien de tegenpartij of enige derde, waarmee zij nauwe banden heeft, rentehedging aanbiedt met betrekking tot die effecten op onderpand van activa.

5.   Een NCB kan als onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem effecten op onderpand van activa aanvaarden waarvan de onderliggende activa woninghypotheken omvatten of leningen aan kmo’s, of beide, en die niet voldoen aan de kredietbeoordelingsvereisten van afdeling 6.3.2 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14, noch aan de in lid 1, onder a) tot en met d) en hiervoor in lid 4 genoemde vereisten, maar voor het overige voldoen aan alle op effecten op onderpand van activa toepasselijke beleenbaarheidscriteria uit hoofde van Richtsnoer ECB/2011/14 en twee ratings hebben van minstens triple-B. Dergelijke effecten op onderpand van activa worden beperkt tot effecten op onderpand van activa die voor 20 juni 2012 zijn uitgegeven, waarop een surpluspercentage van 32 % van toepassing is.

6.   In dit artikel wordt bedoeld met:

1.   „woninghypotheek”: afgezien van leningen met woninghypotheken als onderpand, omvat woninghypotheek gegarandeerde leningen voor woningen (zonder een hypotheek) indien de garantie bij verzuim direct verschuldigd is. Dergelijke garanties kunnen verschillende contractuele vormen aannemen, waaronder verzekeringscontracten, mits ze verstrekt worden door een entiteit uit de publieke sector of een financiële instelling die onder publiek toezicht staat. De kredietbeoordeling van de garant ter fine van dergelijke garanties dient gedurende de looptijd van de transactie te voldoen aan kredietkwaliteitsstap 3 van de geharmoniseerde ratingschaal van het Eurosysteem;

2.   „kleine onderneming” en „middelgrote onderneming”: een entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de rechtsvorm, indien de omzet van die entiteit, of indien de entiteit deel is van een geconsolideerde groep, de omzet van de geconsolideerde groep lager is dan 50 miljoen EUR;

3.   „dubieuze lening”: omvat leningen met een achterstalligheid van 90 dagen of meer bij interest of hoofdsom en waarbij de debiteur in verzuim is, zoals bepaald in punt 44 van bijlage VII bij Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (17), of indien gegronde twijfel bestaat aan de volledige voldoening;

4.   „gestructureerde lening”: een structuur met achtergestelde kredietvorderingen;

5.   „syndicaatslening”: een door een groep van leninggevers in een leningssyndicaat verstrekte lening;

6.   „hefboomfinancieringslening”: een lening die wordt verstrekt aan een onderneming met een reeds aanzienlijke schuldenlast, bijvoorbeeld een buy-out of een overnamefinanciering, waarbij de lening strekt tot verkrijging van aandelen van een onderneming die tevens de debiteur van de lening is;

7.   „bepalingen inzake de schuldendienstcontinuïteit”: bepalingen in de juridische documentatie van een effect op onderpand van activa die verzekeren dat de aflossing niet wordt beëindigd, indien de beheerder zijn verplichtingen niet nakomt en die de benoeming van een vervanger van de beheerder en een actieplan van hoog niveau bepalen, welk plan de na de benoeming van de vervanger van de beheerder uit te voeren operationele stappen schetst en hoe het beheer van de leningen zal worden overgedragen.

Artikel 4

Aanvullende toelating van bepaalde kredietvorderingen

1.   Een NCB kan als onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem kredietvorderingen aanvaarden die niet voldoen aan de beleenbaarheidscriteria van het Eurosysteem.

2.   Een NCB die besluit overeenkomstig lid 1 kredietvorderingen te aanvaarden, stelt daartoe beleenbaarheidscriteria en risicobeheersmaatregelen op middels geëxpliciteerde afwijkingen van de vereisten van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14. Die beleenbaarheidscriteria en risicobeheersmaatregelen omvatten het criterium dat kredietvorderingen zijn onderworpen aan de wetgeving van de lidstaat van de NCB die de beleenbaarheidscriteria en risicobeheersmaatregelen opstelt. De beleenbaarheidscriteria en risicobeheersmaatregelen zijn onderworpen aan voorafgaande goedkeuring door de Raad van bestuur.

3.   In uitzonderlijke omstandigheden kunnen NCB’s, mits verkregen voorafgaande goedkeuring door de Raad van bestuur, kredietvorderingen aanvaarden: a) zulks met toepassing van de beleenbaarheidscriteria en risicobeheersmaatregelen die een andere NCB overeenkomstig leden 1 en 2 heeft opgesteld; of b) die zijn onderworpen aan de wetgeving van een lidstaat, niet zijnde de lidstaat waarin de accepterende NCB is gevestigd.

4.   Een andere NCB verleent slechts bijstand aan een NCB die overeenkomstig lid 1 kredietvorderingen aanvaardt, indien zulks bilateraal tussen beide NCB’s is overeengekomen en mits verkregen voorafgaande goedkeuring door de Raad van bestuur.

Artikel 5

Aanvaarding van bepaalde door de overheid gegarandeerde bankbrieven

1.   Een NCB zal niet gehouden zijn beleenbare ongedekte bankbrieven als onderpand voor krediettransacties van het Eurosysteem te aanvaarden die: a) niet voldoen aan het vereiste van hoge kredietstandaards van het Eurosysteem; b) die zijn uitgegeven door de tegenpartij die deze bankbrieven gebruikt dan wel door met de tegenpartij nauw verbonden entiteiten; en c) een lidstaat volledig garandeert: i) waarvan de kredietbeoordeling niet voldoet aan het vereiste van het Eurosysteem voor hoge kredietstandaards voor emittenten en garanten van verhandelbare activa overeenkomstig de hoofdstukken 6.3.1 en 6.3.2 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14; en ii) die naar het oordeel van de Raad van bestuur voldoet aan een programma van de Europese Unie/het Internationaal Monetair Fonds.

2.   NCB’s stellen de Raad van bestuur ervan in kennis, indien zij besluiten de in lid 1 omschreven effecten niet als onderpand te aanvaarden.

3.   Tegenpartijen mogen ongedekte bankbrieven, die door henzelf of nauw met hun verbonden entiteiten zijn uitgegeven en door een EER-overheidsentiteit, die het recht heeft belastingen te heffen, worden gegarandeerd, niet als onderpand aanbieden voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem, voor zover zulks de nominale waarde van die op 3 juli 2012 reeds als onderpand aangeboden bankbrieven te boven gaat.

4.   Onder uitzonderlijke omstandigheden kan de Raad van bestuur tijdelijke uitzonderingen op het in lid 3 vastgelegde verbod toestaan, zulks voor maximaal drie jaar. Bij een verzoek tot het toestaan van uitzonderingen wordt een financieringsplan gevoegd dat vermeldt hoe de verzoekende tegenpartij het eigen-gebruik van ongedekte door de overheid gegarandeerde bankbrieven geleidelijk zal afschaffen, zulks ten laatste drie jaar na het toestaan van de uitzondering. Sinds 3 juli 2012 toegestane uitzonderingen blijven tot hun herzieningsdatum van toepassing.

Artikel 6

Toelating van bepaalde in Britse pond, yen of US dollar luidende activa als beleenbaar onderpand

1.   De in hoofdstuk 6.2.1 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 beschreven verhandelbare schuldbewijzen, indien luidend in Britse pond, yen of US dollar vormen beleenbaar onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem mits: a) deze in het eurogebied worden uitgegeven en aangehouden/afgewikkeld; b) de emittent is gevestigd in de Europese Economische Ruimte; en c) deze voldoen aan alle overige beleenbaarheidscriteria van hoofdstuk 6.2.1 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14.

2.   Het Eurosysteem past op die verhandelbare schuldbewijzen de volgende waarderingsverlagingen toe: a) een verlaging van 16 % op in Britse pond of US dollar luidende activa; en b) een verlaging van 26 % op in yen luidende activa.

3.   In lid 1 aangeduide verhandelbare schuldbewijzen met coupons die gekoppeld zijn aan één geldmarktrente in de denominatievaluta, of aan inflatie-indexen zonder discrete marge, zonder margeaanwas (range accrual), clickcoupons (ratchets) of gelijkaardige complexe structuren voor het betrokken land, zijn eveneens beleenbaar onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem.

4.   Na goedkeuring door de Raad van bestuur kan de ECB op haar website www.ecb.europa.eu een lijst openbaar maken van overige benchmark vreemde-valuta rentes als aanvulling op de in lid 3 genoemde.

5.   Op de in vreemde valuta luidende verhandelbare activa zijn slechts de artikelen 1, 3, 5, 6 en 8 van dit richtsnoer van toepassing.

Artikel 7

Opschorting van de vereisten voor kredietkwaliteitsdrempels voor bepaalde verhandelbare instrumenten

1.   De minimumvereisten van het Eurosysteem voor kredietkwaliteitsdremplels, zoals vastgelegd in de regels inzake het kredietbeoordelingskader van het Eurosysteem voor verhandelbare activa, zulks in hoofdstuk 6.3.2 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14, worden overeenkomstig lid 2 opgeschort.

2.   De kredietkwaliteitsdrempel van het Eurosysteem is niet van toepassing op verhandelbare schuldbewijzen die zijn uitgegeven door dan wel volledig worden gegarandeerd door centrale regeringen van eurogebied lidstaten, zulks uit hoofde van een programma van de Europese Unie/Internationaal Monetair Fonds, tenzij de Raad van bestuur besluit dat de betrokken lidstaat niet voldoet aan de voorwaarde voor het programma inzake financiële steun en/of het macro-economische programma.

3.   Op door de centrale regering van de Helleense Republiek uitgegeven of volledig gegarandeerde verhandelbare schuldbewijzen zijn de in bijlage I bij dit richtsnoer vastgelegde surpluspercentages van toepassing.

Artikel 8

Vankrachtwording, implementatie en toepassing

1.   Dit richtsnoer wordt op 22 maart 2013 van kracht.

2.   De NCB’s nemen de nodige maatregelen om te voldoen aan artikel 5, artikel 6, lid 3 tot en met en artikel 7, en passen dit richtsnoer met ingang van 3 mei 2013 toe. Zij stellen de ECB ten laatste op 19 april 2013 in kennis van de met die maatregelen verband houdende teksten en middelen.

3.   Artikel 5 is met ingang van 28 februari 2015 van toepassing.

Artikel 9

Wijzigingen van Richtsnoer ECB/2007/9

In deel 5 van bijlage III wordt de alinea na tabel 2 als volgt vervangen:

Berekening van de vaste aftrek voor controledoeleinden (R6):

Vaste aftrek: De aftrek geldt voor elke kredietinstelling. Iedere kredietinstelling trekt een maximum vaste aftrek af om de administratieve kosten voor het beheer van zeer geringe reservevereisten terug te dringen. Indien [reservebasis × reserveratio] minder is dan 100 000 EUR, is de vaste aftrek gelijk aan [reservebasis × reserveratio]. Indien [reservebasis × reserveratio] groter is dan of gelijk aan 100 000 EUR, is de vaste aftrek gelijk aan 100 000 EUR. instellingen die het is toegestaan als een groep op geconsolideerde basis statistische gegevens te rapporteren (zoals gedefinieerd in deel 2, sectie 1 van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 25/2009 (ECB/2008/32)) houden minimumreserves aan via een van de instellingen in de groep die uitsluitend als bemiddelende instelling voor deze instellingen optreedt. Overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1745/2003 van de Europese Centrale Bank van 12 september 2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (18), heeft in het laatste geval uitsluitend de groep als geheel recht op de vaste aftrek.

De minimumreserves (of: „vereiste reserves”) worden als volgt berekend:

Formula

De reserveratio is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1745/(ECB/2003/9) van toepassing.

Artikel 10

Intrekking

1.   Richtsnoer ECB/2012/18 wordt met ingang van 3 mei 2013 ingetrokken.

2.   Verwijzingen naar Richtsnoer ECB/2012/18 worden geïnterpreteerd als verwijzingen naar dit richtsnoer en worden gelezen overeenkomstig de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 11

Geadresseerden

Dit richtsnoer is gericht tot alle centrale banken van het Eurosysteem.

Gedaan te Frankfurt am Main, 20 maart 2013.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 218 van 15.8.2012, blz. 20.

(2)  PB L 331 van 14.12.2011, blz. 1.

(3)  PB L 341 van 22.12.2011, blz. 65.

(4)  PB L 341 van 27.12.2007, blz. 1.

(5)  PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10.

(6)  Verordening (EU) nr. 1358/2011 van de Europese Centrale Bank van 14 december 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1745/2003 inzake de toepassing van reserveverplichtingen (ECB/2003/9) (ECB/2011/26) (PB L 338 van 21.12.2011, blz. 51).

(7)  PB L 91 van 29.3.2012, blz. 27.

(8)  PB L 186 van 14.7.2012, blz. 38.

(9)  PB L 284 van 17.10.2012, blz. 14.

(10)  PB L 34 van 5.2.2013, blz. 18.

(11)  PB L 14 van 18.1.2013, blz. 22.

(12)  PB L 94 van 8.4.2011, blz. 33.

(13)  PB L 182 van 12.7.2011, blz. 31.

(14)  PB L 359 van 29.12.2012, blz. 74.

(15)  Een „triple-B” rating is een rating van minstens „Baa3” van Moody’s, „BBB-” van Fitch of Standard & Poor’s of een rating van „BBB” van DBRS.

(16)  Een „single-A” rating is een rating van minstens „A3” van Moody’s, „A-” van Fitch of Standard & Poor’s of een rating van „AL” van DBRS.

(17)  PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

(18)  PB L 250 van 2.10.2003, blz. 10.”.


BIJLAGE I

Overzicht van surpluspercentages die van toepassing zijn op door de Helleense Republiek uitgegeven of volledig gegarandeerde verhandelbare schuldbewijzen

Griekse overheidsobligaties (GGB’s)

Looptijdsegment

Surpluspercentages voor vastrentende coupons en variabele instrumenten

Surpluspercentages voor nulcoupon

0-1

15,0

15,0

1-3

33,0

35,5

3-5

45,0

48,5

5-7

54,0

58,5

7-10

56,0

62,0

> 10

57,0

71,0

Door de overheid gegarandeerde bankbrieven GGBBs en niet-financiële bedrijfsobligaties

Looptijdsegment

Surpluspercentages voor vastrentende coupons en variabele instrumenten

Surpluspercentages voor nulcoupon

0-1

23,0

23,0

1-3

42,5

45,0

3-5

55,5

59,0

5-7

64,5

69,5

7-10

67,0

72,5

> 10

67,5

81,0


BIJLAGE II

INGETROKKEN RICHTSNOER EN OPEENVOLGENDE WIJZIGINGEN ERVAN

 

Richtsnoer ECB/2012/18 (PB L 218 van 15.8.2012, blz. 20).

 

Richtsnoer ECB/2012/23 (PB L 284 van 17.10.2012, blz. 14).

 

Richtsnoer ECB/2013/2 (PB L 34 van 5.2.2013, blz. 18).


BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

Richtsnoer ECB/2012/18

Dit richtsnoer

Artikel 1 tot en met 5

Artikel 1 tot en met 5

Artikel 5a

Artikel 6, leden 1 en 2

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 8

Artikel 7

Artikel 9

Artikel 10

Besluit ECB/2011/4

Dit richtsnoer

Artikelen 2 en 3

Artikel 7

Besluit ECB/2011/10

Dit richtsnoer

Artikelen 2 en 3

Artikel 7

Besluit ECB/2012/32

Dit richtsnoer

Artikelen 2 en 3

Artikel 7

Besluit ECB/2012/34

Dit richtsnoer

Artikelen 1 en 2

Artikel 6, leden 3 en 4


Naar boven